De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 9 Algemeen worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 8.100 (x € 1.000).
II
In artikel 12 Nog onverdeeld worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 8.100 (x € 1.000).
Toelichting
Om risico’s voor de nationale veiligheid te verminderen is het noodzakelijk dat universiteiten
en andere kennisinstellingen maatregelen nemen om te voorkomen dat andere statelijke
actoren toegang krijgen tot waardevolle of sensitieve kennis. Afgaande op het wetsvoorstel
screening kennisveiligheid, zullen de kosten voor kennisinstellingen hiervoor structureel
€ 8,1 miljoen en eenmalig € 32 miljoen bedragen. Voor OCW zelf gaat het om jaarlijks
€ 15,3 miljoen aan structurele lasten en eenmalig € 7,9 miljoen. Deze laatst genoemde
kosten zijn reeds binnen de huidige OCW-begroting meerjarig gedekt. De kosten voor
kennisinstellingen van € 8,1 miljoen per jaar zijn nog niet gedekt en zullen daarmee
mogelijk nog een beslag gaan leggen op bestaande kennisbudgetten binnen de OCW-begroting.
Aangezien deze maatregelen primair omwille van de nationale veiligheid moeten worden
genomen, is het niet gepast deze lasten op de OCW-begroting te laten drukken. Het
ligt eerder voor de hand deze voorziene uitgaven te financieren uit artikel 9 van
de Defensiebegroting. Dit artikel voorziet in een artikelonderdeel «bijdragen aan
(andere) begrotingshoofdstukken» van waaruit bijdragen aan instellingen kunnen worden
gedaan, gericht op kennisopbouw, technologieontwikkeling en defensiegerichte innovatie.
Hieronder vallen bijdragen aan onder meer TNO, NLR en MARIN. Deze bestemming sluit
aan bij het doel van dit amendement.
Door de extra benodigde middelen voor kennisveiligheid te bekostigen uit de Defensiebudgetten
voor kennisopbouw en innovatie-ontwikkeling, wordt invulling gegeven aan de oproep
tot nauwere samenwerking tussen Defensie en kennisinstellingen, zoals eerder uitgesproken
in de motie-Heite. Daarnaast sluit dit amendement aan bij de internationale afspraken
die Nederland binnen de NAVO is aangegaan. In de Haagse Slotverklaring (2025) hebben
de lidstaten afgesproken dat de gezamenlijke defensie- en veiligheidsuitgaven stapsgewijs
zullen oplopen tot 5% van het bbp. Binnen deze afspraak is specifiek bepaald dat tot
1,5% van het bbp kan worden ingezet voor onder meer het beschermen van kritieke infrastructuur,
het versterken van veerkracht, het verdedigen van netwerken en het stimuleren van
innovatie. Maatregelen voor kennisveiligheid bij universiteiten en onderzoeksinstellingen
vallen rechtstreeks onder deze categorieën.
Door deze uitgaven onder te brengen bij de defensiebegroting, wordt niet alleen recht
gedaan aan de internationale norm dat bescherming van kennis en innovatie een veiligheidsvraagstuk
is, maar wordt tevens voorkomen dat de onderwijsbegroting onevenredig wordt belast
met taken die primair in de sfeer van nationale veiligheid liggen.
Ten slotte wijst dit amendement op een principiële paradox: door te investeren in
kennisveiligheid erkennen we dat kennis waardevol is, maar door de financiering uit
kennisontwikkeling te halen, ondermijnen we het fundament dat we zeggen te beschermen.
Dekking voor dit amendement wordt gevonden door inzet van een klein deel van de nog
onverdeelde middelen die gereserveerd staan op artikel 12 van de Defensie-begroting.
Heite Ceder