Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36751 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36751 nr. B |
Vastgesteld 22 augustus 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Klimaat en Groene Groei over de Clean Industrial Deal. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 6 juni 2025.
• De antwoordbrief van 20 augustus 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Karthaus
Aan de Minister van Klimaat en Groene Groei
Den Haag, 6 juni 2025
Op 26 februari 2025 heeft de Europese Commissie de Clean Industrial Deal gepubliceerd.2 De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei hebben hiervan met belangstelling kennisgenomen. De leden van de fracties van de BBB en de SP en PvdD gezamenlijk hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De Commissie presenteert de «Clean Industrial Deal» als dé routekaart om verduurzaming en concurrentiekracht hand in hand te laten gaan. Maar wordt dit plan in de praktijk niet vooral een nieuwe last voor onze Nederlandse industrie, met méér regels, méér bureaucratie en hogere kosten? Kortom hoe voorkomen we een ongelijk speelveld voor onze ondernemers, zo vragen de leden van de BBB-fractie. Deze leden vragen hoe u ervoor zorgt dat dit niet leidt tot onnodige regeldruk voor het MKB en de industrie in Nederland.
Er wordt gesproken over het oprichten van een «Industrie Decarbonisatie Bank» met het doel om 100 miljard euro aan financiering op te halen. De fractieleden van BBB vragen waar al dat geld vandaan komt en hoe u ervoor zorgt dat de Nederlandse belastingbetaler niet via de achterdeur, bijvoorbeeld via hogere kosten door aanpassingen aan het ETS-systeem, de rekening betaalt voor projecten in andere landen waar zij weinig aan hebben, zeker nu de financieringsbehoeften nog niet duidelijk zijn.
De regering geeft aan dat het een duidelijk Europees kader mist over wanneer er wel of geen ruimte is voor gericht industriebeleid, gebaseerd op strategische waarden. De aan het woord zijnde leden vragen waarom dat essentiële kader er nog niet is en wanneer u dit kader dan wel verwacht. De leden van de BBB-fractie ontvangen hierop graag een toelichting.
Op pagina 3 van de notitie staan vier kaders om de strategische waarde van sectoren te bepalen, Voldoet de landbouw in uw ogen aan al deze voorwaarden, waarbij het belang van voedselzekerheid in feite de belangrijkste eerste levensbehoefte is? Graag ontvangen de leden van de fractie van de BBB een toelichting op wat de regering, eventueel in samenwerking met haar partner-lidstaten, doet om het belang van deze voor Nederland cruciale sector in Brussel voldoende onder de aandacht te brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de SP en PvdD gezamenlijk
De fractieleden van de SP en PvdD vragen u op welke wijze de lagere energiekosten worden gerealiseerd, wanneer komen bedrijven hiervoor in aanmerking, op welke wijze wordt concurrentievervalsing voorkomen richting bedrijven die niet in aanmerkingkomen en welke inspanningen worden gevraagd van deze bedrijven als het gaat om het verduurzamen van het productieproces door het terugdringen van het energieverbruik.
Kunt u aangeven of naast het stimuleren van de vraag naar schone producten ook ingezet wordt op het verminderen van het aanbod van niet of minder schone producten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Daarnaast vragen deze leden u hoe de verdeling van de financieringslasten eruit gaan zien en welke bijdrage gevraagd wordt van de bedrijven en aandeelhouders zelf.
De fractieleden van de SP en PvdD vragen u aan welke regelgeving wordt gedacht als het gaat om het bevorderen van circulariteit binnen de productie- en consumptieketens.
Daarnaast vragen deze leden op welke wijze voorkomen gaat worden dat kritieke grondstoffen, die Europa zelf heeft, worden uitgevoerd. Deze leden ontvangen hiervan graag een overzicht.
Kunt u aangeven hoe schone handel en investeringen daarin, kunnen leiden tot partnerschappen en waarom dit, als dit kennelijk winstgevend is, nog niet al tot stand is gekomen? Welke inspanningen en middelen verwacht u dat overheden aan deze ontwikkeling moeten bijdragen om er voor te zorgen dat deze partnerschappen niet alleen ontstaan, maar ook een blijvende bijdrage leveren aan het verduurzamen van de samenleving?
De leden van de aan het woord zijnde fracties vragen u welke gevolgen de bezuinigingen op onderwijs van dit kabinet hebben op de inspanning om te zorgen voor voldoende geschoolde arbeidskrachten.
Kunt u uitleggen welke rol Europa speelt in de wereld als het gaat om de verduurzaming en de decarbonisatie van onze industrie en welk effect dit heeft op onze concurrentiepositie nu en in de toekomst?
De leden van de fracties van de SP en PvdD vragen u welk effect productiviteitsgroei, dus nog meer producten en de bijbehorende consumptie, heeft op het klimaat, het verminderen van de koolstofuitstoot en de vraag naar energie.
Kunt u aangeven hoe voorkomen wordt dat investeringen in grootschalige niet klimaatneutrale energie-intensieve industrieën en niet schone technologie een nog sterkere businesscase hebben dan grootschalige klimaatneutrale investeringen in energie-intensieve industrieën en schone technologie?
Daarnaast vragen deze leden u op welke wijze de afspraken van het actieplan voor betaalbare energie, om op korte termijn de energieprijzen te verlagen en tegelijkertijd de noodzakelijke structurele hervormingen te versnellen, in ons land worden gerealiseerd. In welk jaar en welke structurele hervormingen worden in Nederland versneld?
De leden van de SP-fractie en PvdD-fractie vragen u welke inspanningen het kabinet levert als het gaat om het bevorderen van energie-efficiëntie en de snelle uitrol van een groter aantal stroomafnameovereenkomsten (PPA’s) en met welk resultaat.
Kunt u aangeven welke gevolgen het vereenvoudigen van de staatssteunregels, uiterlijk in juni 2025, voor onze industrie gaat hebben, wat betekent dit voor de versnelling van de uitrol van hernieuwbare energie, het koolstofvrij maken van de industrie en het zorgen voor voldoende capaciteit om schone technologieën te produceren, welke bedrijven gaan hiervan profiteren en hoe wordt voorkomen dat staatssteun terecht komt bij aandeelhouders?
Daarnaast vragen deze leden u op welke wijze dit kabinet invulling geeft aan de energiebelastingrichtlijn en het aantrekkelijker maken van het belastingkader voor elektrificatie en het voorkomen van het gebruik van fossiele brandstoffen.
De leden van deze fracties vragen u op welke termijn dit kabinet verwacht met wetgeving, inzake een versnelling van industriële decarbonisatie, te komen en welk resultaat verwacht u van het vrijwillige label voor de koolstofintensiteit van industriële producten.
Kunt u aangeven wat het doel is van de beoogde vereenvoudiging van de methoden voor de koolstofboekhouding en de harmonisatie daarvan, wat betekent dit voor de industrie en welke gevolgen heeft dit voor het verminderen van de CO2 uitstoot?
De leden van de SP-fractie en de PvdD-fractie vragen u welke bijdrage aan investeringen in energie, industriële innovatie, naast de miljarden per jaar van de EU, geleverd zullen moeten worden door de lidstaten en industrie zelf.
Kunt u ten slotte aangeven welke criteria gaan gelden voor de onmiddellijke toegang tot kapitaal, 100 miljard, als kortetermijnoplossing om de businesscase voor schone productie in de EU te verbeteren, hoe is de verantwoording en controle geregeld en welke bedrijven in ons land komen hiervoor in aanmerking?
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen vier weken.
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, S.M. Kluit
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2025
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de fracties BBB, SP en PvdD over de Clean Industrial Deal3, ingezonden 6 juni 2025.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie BBB
1
De Commissie presenteert de «Clean Industrial Deal» als dé routekaart om verduurzaming en concurrentiekracht hand in hand te laten gaan. Maar wordt dit plan in de praktijk niet vooral een nieuwe last voor onze Nederlandse industrie, met méér regels, méér bureaucratie en hogere kosten? Kortom hoe voorkomen we een ongelijk speelveld voor onze ondernemers, zo vragen de leden van de BBB-fractie. Deze leden vragen hoe u ervoor zorgt dat dit niet leidt tot onnodige regeldruk voor het MKB en de industrie in Nederland.
Antwoord
De Clean Industrial Deal dient als onderdeel van een breder pakket te worden gezien om de EU weer meer concurrerend te maken. Het demissionaire kabinet (hierna: het kabinet) is van mening dat de CID juist bijdraagt aan een gelijker speelveld voor ondernemers, omdat het streeft naar verbetering van concurrentievermogen op EU-niveau en daarmee op gelijke wijze voor alle lidstaten maatregelen zal invoeren. In het in januari uitgebrachte Competitiveness Compass kondigt de Commissie verscheidene maatregelen aan om het concurrentievermogen van de EU te verbeteren. Het verminderen van onnodige regelgeving is een van de prioriteiten hieronder. Er zijn verschillende omnibussen (vereenvoudigingspakketten) uitgebracht die inzetten op regeldrukvermindering, waaronder CSDDD en CBAM.
2
Er wordt gesproken over het oprichten van een «Industrie Decarbonisatie Bank» met het doel om 100 miljard euro aan financiering op te halen. De fractieleden van BBB vragen waar al dat geld vandaan komt en hoe u ervoor zorgt dat de Nederlandse belastingbetaler niet via de achterdeur, bijvoorbeeld via hogere kosten door aanpassingen aan het ETS-systeem, de rekening betaalt voor projecten in andere landen waar zij weinig aan hebben, zeker nu de financieringsbehoeften nog niet duidelijk zijn.
Antwoord
De Commissie kondigt in de mededeling over de CID aan dat de 100 miljard euro wordt opgebouwd uit het innovatiefonds, additionele opbrengsten uit het ETS en de herziening van InvestEU. De Commissie heeft op 16 juli haar eerste voorstellen rondom het Meerjarig Financieel Kader (hierna: MFK) gepubliceerd. Hierin is nog niet duidelijk gemaakt hoe het de Industrie Decarbonisatie Bank precies wordt vormgegeven. De Kamer ontvangt per BNC fiche een appreciatie van deze voorstellen.
3
De regering geeft aan dat het een duidelijk Europees kader mist over wanneer er wel of geen ruimte is voor gericht industriebeleid, gebaseerd op strategische waarden. De aan het woord zijnde leden vragen waarom dat essentiële kader er nog niet is en wanneer u dit kader dan wel verwacht. De leden van de BBB-fractie ontvangen hierop graag een toelichting.
Antwoord
Het Draghi rapport heeft het versterken van het concurrentievermogen en weerbaarheid van de Europese industrie hoog op de agenda gezet. Tussen lidstaten bestaan grote verschillen qua industriële capaciteiten en sectoren, maar ook verschillen in financiële slagkracht. Voor Europees industriebeleid dient er zorgvuldig een kader ontwikkeld te worden dat eer doet aan deze verschillen bij voorkeur op Europees niveau om het gelijke speelveld in de Unie te borgen en een concurrentiestrijd tussen lidstaten te voorkomen. Op die manier kunnen we complementaire waardeketens bouwen in de EU. Het kabinet pleit voor gebruik van het kader voor strategische sectoren uit de Kabinetsvisie EU-concurrentievermogen. Dit is langs de volgende lijnen: 1) impact op de geo-economische veiligheid van de EU; 2) bijdrage aan de Europese economie en het groeipotentieel; 3) bijdrage aan dringende maatschappelijke uitdagingen zoals de digitale en groene transitie; en 4) de huidige positie van EU (zoals marktaandeel en Technology Readiness Level), als een indicator voor de mogelijkheid om een leidende positie binnen de EU te behouden, te verkrijgen of te herwinnen.
4
Op pagina 3 van de notitie staan vier kaders om de strategische waarde van sectoren te bepalen. Voldoet de landbouw in uw ogen aan al deze voorwaarden, waarbij het belang van voedselzekerheid in feite de belangrijkste eerste levensbehoefte is? Graag ontvangen de leden van de fractie van de BBB een toelichting op wat de regering, eventueel in samenwerking met haar partner-lidstaten, doet om het belang van deze voor Nederland cruciale sector in Brussel voldoende onder de aandacht te brengen.
Antwoord
De Clean Industrial Deal is specifiek toegespitst op energie-intensieve industrie, circulaire economie en clean tech sectoren. Ongeveer gelijktijdig met de Clean Industrial Deal heeft de Europese Commissie de Vision on Agriculture and Food gepubliceerd waarin het haar visie op de landbouw uiteenzet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de SP en PvdD gezamenlijk
5
De fractieleden van de SP en PvdD vragen u op welke wijze de lagere energiekosten worden gerealiseerd, wanneer komen bedrijven hiervoor in aanmerking, op welke wijze wordt concurrentievervalsing voorkomen richting bedrijven die niet in aanmerking komen en welke inspanningen worden gevraagd van deze bedrijven als het gaat om het verduurzamen van het productieproces door het terugdringen van het energieverbruik.
Antwoord
Een instrument om in Nederland de energiekosten te verlagen is de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS). Op basis van de IKC-ETS kan een subsidie worden verkregen als vergoeding voor indirecte elektriciteitskosten die ontstaan door het emissiehandelssysteem (EU ETS). Dit systeem verplicht bedrijven in bepaalde sectoren om emissierechten in te leveren voor de uitstoot van broeikasgassen tijdens de productie. Elektriciteitsproducenten rekenen deze kosten door. Met de IKC-ETS wordt (een deel van) het ontstane concurrentienadeel voor de stroom-intensieve industrie gecompenseerd, met als doel om geëlektrificeerde bedrijven in Nederland te behouden en hun concurrentiepositie te versterken, bedrijven in Nederland te stimuleren hun elektrificatie-investeringsbeslissingen hier te doen, en de energietransitie verder te faciliteren.
Deze vorm van steun is specifiek gericht op de elektriciteit intensieve sectoren met weglekrisico zoals gedefinieerd in de ETS staatssteunrichtsnoeren. Op basis van de ETS staatssteunrichtsnoeren kunnen de EU-lidstaten steunmaatregelen vormgeven ter (gedeeltelijke) compensatie van aanzienlijke indirecte kosten in bepaalde sectoren als gevolg van EU-ETS. Het doel hiervan is te voorkomen dat bedrijven die door EU-ETS een hogere energierekening hebben, hun productie verplaatsen naar een land buiten de EU, waardoor CO2-emissies en werkgelegenheid weglekken naar landen waar emissies niet zijn beprijsd. De IKC-ETS is door de Europese Commissie goedgekeurd op basis van de ETS staatssteunrichtsnoeren. De IKC-ETS vergroot dus de effectiviteit van het EU-ETS. In het kader van de Clean Industrial deal roept de Europese Commissie lidstaten op gebruik te maken van de mogelijkheden van de ETS staatssteunrichtsnoeren. Naast Nederland wordt de IKC in 15 andere EU-lidstaten gehanteerd, waaronder Duitsland, België, Frankrijk en Polen.
De Europese Commissie heeft vastgesteld welke stroom-intensieve sectoren door het ETS weglekrisico’s lopen. De IKC is een door de Europese Commissie goedgekeurde vorm van staatssteun die in veel landen aangeboden wordt aan die sectoren (onder andere de metaalsectoren zoals aluminium, zink en gieterijen maar ook de karton- en papierindustrie). De huidige ETS staatssteunrichtsnoeren gelden tot en met 2030. Nederland past het vooralsnog tot 2027 toe.
Onder de IKC-ETS dienen bedrijven een CO2-reductieplan op te stellen waarin zij uiteenzetten hoe zij gemiddeld jaarlijks minimaal 3% (scope 1 en/of 2) CO2-reductie realiseren met investeringen ten belope van minimaal 50% van de ontvangen compensatie/subsidie. Indien dergelijke investeringen niet haalbaar zijn, dienen bedrijven minimaal 30% duurzaam opgewekte stroom in te kopen.
6
Kunt u aangeven of naast het stimuleren van de vraag naar schone producten ook ingezet wordt op het verminderen van het aanbod van niet of minder schone producten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet kiest primair voor het stimuleren van productie en consumptie van groene/schone producten met als beoogd effect een vermindering in aanbod en vraag naar minder schone producten. Het kabinet ziet dat vraag naar groene producten nu echter nog vaak uitblijft door te hoge kosten en ten gevolge daarvan meer vraag naar producten die niet op schone wijze zijn geproduceerd en daardoor goedkoper en zodoende aantrekkelijker zijn. Om dit te kunnen adresseren, gelooft het kabinet dat op EU niveau randvoorwaarden op orde moeten worden gebracht om groene productie mogelijk te maken (zoals een gelijk speelveld, maar ook een goed functionerende ETS en CBAM systematiek). Van daaruit kunnen producten en consumenten ook met gericht beleid gemotiveerd worden groen te produceren en consumeren. Daarom ligt de focus voor het kabinet momenteel om in EU-verband een ecosysteem voor groene marktcreatie te creëren. De Ecodesign wetgeving, waar het kabinet ook vol op inzet, draagt hier bijvoorbeeld aan bij. Producten die niet aan de gestelde minimum eisen voor circulariteit voldoen, worden namelijk van de Europese markt geweerd.
7
Daarnaast vragen deze leden u hoe de verdeling van de financieringslasten eruit gaan zien en welke bijdrage gevraagd wordt van de bedrijven en aandeelhouders zelf.
Antwoord
In principe is het aan de bedrijven en industrieën zelf om de verduurzamingsopgave vorm te geven. De Nederlandse beleidsmix is erop gericht om de industrie te stimuleren verduurzamingsbeslissingen te maken, hiervoor worden ook subsidies beschikbaar gesteld bijvoorbeeld via het Klimaatfonds en de SDE++. Publieke financiering kan een rol spelen als het aankomt op het creëren van juiste randvoorwaarden voor verduurzaming, zoals infrastructuur (voor energie). Ook voor het creëren van een groene markt die groen produceert kan publieke financiering nodig zijn om de transitie te stimuleren. Dit dient echter gericht en onderbouwd te gebeuren. De maatwerkafspraken zijn een goed voorbeeld van publiek-private samenwerking om decarbonisatie te realiseren, maar tegelijkertijd ook economische activiteit te behouden in de Nederlandse en, in het verlengde, de Europese markt.
8
De fractieleden van de SP en PvdD vragen u aan welke regelgeving wordt gedacht als het gaat om het bevorderen van circulariteit binnen de productie- en consumptieketens.
Antwoord
De mededeling over de Clean Industrial Deal, en in het verlengde het actieplan voor de staal- en metaalsector, heeft circulariteit als een van de prioriteiten. Zij kondigen verschillende maatregelen aan. De EU zet in op een circulaire economie om grondstoffen schaarste te verminderen, het concurrentievermogen te versterken, milieuschade te beperken en de open strategische autonomie te versterken. Dit wil de Commissie doen door in te zetten op versnelde implementatie van de Critical Raw Materials Act om circulair gebruik van kritieke grondstoffen te bevorderen. Tevens wordt voorgesteld een Europees Kritieke Grondstoffen Centrum op te richten dat kan helpen bij de aanleg van strategische voorraden en waardeketens kan monitoren (bijvoorbeeld waar risicovolle afhankelijkheden zitten). Ook heeft de Commissie een Circular Economy Act in 2026 aangekondigd die de circulaire interne markt moet opschalen.
Het Kabinet steunt de versterking van de circulaire economie op Europese schaal en het toewerken naar een circulaire interne markt. Het is van groot belang om weglek van afval, schroot of andere grondstoffen naar buiten de EU te voorkomen om circulair gebruik van deze goederen in de industrie te stimuleren. Het kabinet is blij dat er nadrukkelijk aandacht is voor biobased materialen, expliciet in het kader van de vervanging van fossiele grondstoffen in de plasticindustrie. Verder steunt het Kabinet de voortvarende uitrol van het Ecodesign-werkplan. Onder de Ecodesign wetgeving worden aan specifieke productgroepen circulariteitseisen gesteld. De komende jaren wordt gewerkt aan eisen voor verschillende elektrische en elektronische apparaten, textiel, meubels, ijzer, staal en aluminium. Ecodesign eisen verplichten de circulariteit van de betreffende productie- en consumptieketens. Het kabinet vindt echter dat de uitwerking van beleid voor de circulaire economie versneld kan worden, mede met het oog op de Europese klimaatdoelstellingen van 2030 en (mogelijk) 2040.
9
Daarnaast vragen deze leden op welke wijze voorkomen gaat worden dat kritieke grondstoffen, die Europa zelf heeft, worden uitgevoerd. Deze leden ontvangen hiervan graag een overzicht. Kunt u aangeven hoe schone handel en investeringen daarin, kunnen leiden tot partnerschappen en waarom dit, als dit kennelijk winstgevend is, nog niet al tot stand is gekomen? Welke inspanningen en middelen verwacht u dat overheden aan deze ontwikkeling moeten bijdragen om ervoor te zorgen dat deze partnerschappen niet alleen ontstaan, maar ook een blijvende bijdrage leveren aan het verduurzamen van de samenleving?
Antwoord
De meeste vormen van uitvoerbeperkingen zijn in beginsel strijdig met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en mogelijk ook met andere internationale verplichtingen, zoals handelsakkoorden met derde landen. Er is op dit moment geen Europese regelgeving van kracht die de uitvoer van kritieke grondstoffen beperkt. Daarbij is het zo dat de EU in aanzienlijke mate afhankelijk is van derde landen voor de toelevering van bepaalde kritieke grondstoffen, die nodig zijn voor de energietransitie en de defensie-industrie. Vanuit dat perspectief is het voor de EU van belang zelf uiterst terughoudend te zijn met het beperken van de uitvoer van kritieke grondstoffen.
Hoewel de export van essentiële grondstoffen momenteel niet wordt belemmerd door uitvoerbeperkingen, wordt in de Clean Industrial Deal besproken of het mogelijk is om exportkosten vast te stellen op afval van kritieke grondstoffen. Deze zouden de export van grondstofafval kunnen verminderen en investeringen in de capaciteit voor recycling kunnen ondersteunen; dit handelingsperspectief is nog in ontwikkeling. Voor het kabinet is het van belang dat dergelijke maatregelen niet in strijd zullen zijn met internationale verplichtingen, zoals de regels van de WTO.
Bestaande handelsrelaties – waaronder handel in duurzaam gewonnen en verwerkte grondstoffen – bieden een stevige basis voor lange termijn partnerschappen met landen die beschikken over kritieke grondstoffen. De overheid kan handel en investeringen in kritieke grondstoffen faciliteren middels partnerschappen, handelsakkoorden, en het inzetten van financiële instrumenten zoals die van Invest International en Atradius DSB. De EU heeft veertien grondstoffenpartnerschappen (Memoranda of Understanding) en Nederland heeft bilaterale grondstoffenpartnerschappen met Vietnam, Zuid-Korea en Quebec. Het opzetten van nieuwe handelsstromen en waardeketens voor kritieke grondstoffen met partnerlanden gaat niet over één nacht ijs: het is een proces van jaren waar niet alleen de overheid maar vooral ook de private sector verantwoordelijkheden heeft. Bovendien hebben prijsfluctuaties ook invloed op de winstgevendheid van dit soort trajecten.
Het kabinet steunt de EU grondstoffenpartnerschappen, en kijkt daarnaast naar de mogelijkheden voor bilaterale samenwerking op het gebied van kritieke grondstoffen met ontwikkelingslanden en met ontwikkelde markten. Zoals aangegeven in de beleidsbrief over ontwikkelingshulp blijft het kabinet werken aan verduurzaming van de ketens van kritieke grondstoffen4. Dit dient ook een handelsbelang: door de omstandigheden in de keten te verbeteren draagt het kabinet bij aan een beter investeringsklimaat en minder disrupties in de toevoer van kritieke grondstoffen, en daarmee aan een grotere leveringszekerheid.
Zo continueert het kabinet de ODA-bijdrage aan het Extractives Global Programmatic Support programma van de Wereldbank dat ontwikkelingslanden ondersteunt bij de versterking van grondstoffenketens.
10
De leden van de aan het woord zijnde fracties vragen u welke gevolgen de bezuinigingen op onderwijs van dit kabinet hebben op de inspanning om te zorgen voor voldoende geschoolde arbeidskrachten.
Antwoord
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zet zich onverminderd in voor het opleiden van studenten voor maatschappelijke sectoren. Bezuinigingen versterken wel de noodzaak voor het maken van scherpe keuzes. Een krimpende bevolking, met daardoor een dalende instroom van studenten, eveneens. Instellingen in vier regio’s ontvangen extra middelen om studenten voor de halfgeleiderindustrie op te leiden. Daarnaast worden ook de krimpgelden ingezet met een focus op zorg, onderwijs en techniek. In het mbo wordt gewerkt aan een pact met overheid, werkgevers en mbo-instellingen voor het opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst, met onder andere afspraken over onderwijsaanbod voor maatschappelijke sectoren. In het hoger onderwijs wordt gewerkt aan meer samenwerking tussen instellingen bij het inrichten van een opleidingsaanbod dat past bij de uitdagingen van deze tijd. Daarbij is afstemming met werkgevers en maatschappelijke actoren van groot belang. Dit kabinet blijft daarnaast investeren in LLO. Bezuinigingen zijn voorts niet één op één te koppelen aan in- en uitstroom van studenten. Intrinsieke motivatie voor een bepaald beroep en de invloed van ouders, vrienden en andere voorbeelden hebben de grootste impact op het studiekeuzegedrag van jongeren.
11
Kunt u uitleggen welke rol Europa speelt in de wereld als het gaat om de verduurzaming en de decarbonisatie van onze industrie en welk effect dit heeft op onze concurrentiepositie nu en in de toekomst?
Antwoord
Europa speelt al een aantal jaren een voortrekkersrol in de wereld als het aankomt op het realiseren van de klimaatambities en daarbij behorend beleid. Met de Green Deal, het Fit for 55 pakket, het ETS-systeem en het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is de EU actief bezig met het reduceren van uitstoot en het verduurzamen van verschillende sectoren. Daarnaast is EU ook voorloper in enkele nieuwe clean tech sectoren, zoals windturbines, electrolysers en koolstofarme brandstoffen. Ook heeft de Commissie in de Clean Industrial Deal de ambitie uitgesproken om als Europese Unie in 2030 wereldwijd koploper te zijn in circulariteit.
Het is waar dat landen met minder strenge of complexe regulering aantrekkelijker kunnen zijn voor bedrijven en de industrie en daarmee tot weglek van CO2-uitstoot kan leiden. Echter, enkel regeldruk bepaalt niet de concurrentiepositie van een land, laat staan de vestigingskeuze van een bedrijf. Bedrijven kijken ook naar geschoold personeel of logistieke voorzieningen. Daarnaast biedt CBAM- bescherming tegen koolstoflekkage, doordat importeurs aan de grens een prijs gaan betalen voor de CO2-emissies die vrijkomen bij de productie van CBAM-goederen. Zo zorgt CBAM ervoor dat bedrijven in Europa beter kunnen concurreren met bedrijven buiten de EU. Ook wordt via gratis allocatie en IKC-ETS negatieve effecten van regelgeving gemitigeerd.
Met de Clean Industrial Deal wil de EU juist laten zien dat concurrentievermogen en verduurzaming hand in hand kunnen gaan. Het kabinet deelt deze zienswijze: door te investeren in de verduurzaming van de industrie en het vestigingsklimaat voor groene en innovatieve initiatieven te verbeteren, kan de EU zowel haar leiderschapsrol in klimaatbeleid behouden en de klimaatdoelen behalen, als ook haar concurrentievermogen versterken, haar weerbaarheid vergroten en afhankelijkheden verkleinen.
12
De leden van de fracties van de SP en PvdD vragen u welk effect productiviteitsgroei, dus nog meer producten en de bijbehorende consumptie, heeft op het klimaat, het verminderen van de koolstofuitstoot en de vraag naar energie.
Antwoord
In de afgelopen jaren is sprake geweest van een afname van de CO2-uitstoot, terwijl tegelijkertijd de productiviteit is toegenomen. Ook weten we dat elektrificatie, als voornaamste verduurzamingsroute voor de industrie, doorgaans gepaard gaat met energiebesparing. Daarmee kan productiviteitsgroei dus gepaard gaan met een groene en schone maatschappij. Het kabinet streeft, in het verlengde van de Europese Commissie, naar een transitie waarmee een industrie wordt gecreëerd die op groene en schone wijze producten produceert en waarmee consumenten ook die duurzaam geproduceerde producten consumeren. Dit impliceert productie met schone en groene energie, circulair gebruik van afval en grondstoffen, het zoveel mogelijk beperken van vervuiling en het verminderen van de impact op de fysieke leefomgeving. Deze doelstellingen maken de industrie weerbaar, concurrerend en duurzaam. Daarmee wordt de industrie ook toekomstbestendig en behoudt en versterkt het haar toegevoegde waarde voor de economie.
13
Kunt u aangeven hoe voorkomen wordt dat investeringen in grootschalige niet klimaatneutrale energie-intensieve industrieën en niet schone technologie een nog sterkere businesscase hebben dan grootschalige klimaatneutrale investeringen in energie-intensieve industrieën en schone technologie?
Antwoord
Onder de Clean Industrial Deal is groene marktcreatie een belangrijk thema. Naast dat dit bedoeld is om vraagcreatie te stimuleren, dient het ook de groene business case te versterken. Dat wil zeggen dat producenten ook gestimuleerd worden om groen te produceren en groene producten ook concurrerend kunnen zijn. Na de zomer is het kabinet voornemens de Tweede Kamer een brief te sturen over het toekomstperspectief voor de energie-intensieve industrie en daarbij wordt nader ingegaan op hoe het kabinet groene marktcreatie in EU verband wil vormgeven. Hierbij kan momenteel al gedacht worden aan de SDE++, waardoor de kosten van duurzame energieprojecten kunnen worden verlaagd en zo de investering aantrekkelijker wordt gemaakt.
14
Daarnaast vragen deze leden u op welke wijze de afspraken van het actieplan voor betaalbare energie, om op korte termijn de energieprijzen te verlagen en tegelijkertijd de noodzakelijke structurele hervormingen te versnellen, in ons land worden gerealiseerd. In welk jaar en welke structurele hervormingen worden in Nederland versneld?
Antwoord
Het Actieplan is een mededeling waarin nog geen concrete maatregelen of wetgeving wordt gepresenteerd. Het actieplan zal nader uitgewerkt worden in andere wet- en regelgeving. U zult na publicatie hiervan nader geïnformeerd worden over de Nederlandse positie en de implicaties van het voorstel.
15
De leden van de SP-fractie en PvdD-fractie vragen u welke inspanningen het kabinet levert als het gaat om het bevorderen van energie-efficiëntie en de snelle uitrol van een groter aantal stroomafnameovereenkomsten (PPA’s) en met welk resultaat.
Antwoord
Op dit moment verkent het kabinet de mogelijkheden voor de oprichting van een garantiefonds voor corporate Power Purchase Agreements (cPPA’s). De beperkte kredietwaardigheid van veel potentiële afnemers vormt momenteel een belangrijke belemmering voor het afsluiten van dergelijke langjarige stroomafnamecontracten zonder aanvullende zekerheden. Een garantiefonds kan deze barrière wegnemen door kredietrisico’s deels af te dekken, waardoor meer bedrijven toegang krijgen tot de PPA-markt. De eerste resultaten van deze verkenning worden eind 2025 verwacht. Op het gebied van het bevorderen van energie-efficiëntie werkt het kabinet op dit moment aan het opzetten van een meerjarig vervolg op het project P6–25 conform de motie-Flach. Deze aanpak heeft tot doel energiebesparing en energie-efficiëntie te stimuleren en te versnellen door aanbieders van technologieën en eindgebruikers uit de industrie te koppelen. Hierbij wordt samengewerkt met bedrijven, branches, omgevingsdiensten en kennisinstellingen en ligt de focus op energie-intensieve bedrijven. De verwachting is dat hiermee in de tweede helft van dit jaar kan worden gestart. Verder zal de aanscherping van de energiebesparingsplicht naar verwachting per 2027 ingaan waarbij de terugverdientijd wordt uitgebreid van 5 naar 7 jaar.
16
Kunt u aangeven welke gevolgen het vereenvoudigen van de staatssteunregels, uiterlijk in juni 2025, voor onze industrie gaat hebben, wat betekent dit voor de versnelling van de uitrol van hernieuwbare energie, het koolstofvrij maken van de industrie en het zorgen voor voldoende capaciteit om schone technologieën te produceren, welke bedrijven gaan hiervan profiteren en hoe wordt voorkomen dat staatssteun terecht komt bij aandeelhouders?
Antwoord
De Europese Commissie heeft op 25 juni een nieuwe staatssteunkader bij de CID gepubliceerd en vastgesteld, genaamd CISAF. Dit nieuwe steunkader bestaat uit mogelijkheden voor de EU-lidstaten om staatssteun te verlenen ten behoeve van de uitrol van hernieuwbare energie, decarbonisatie van de industrie en mogelijkheden tot risicovermindering van private investeringen. Het kabinet zal bij het bepalen en vormgeven van Nederlandse steunmaatregelen de mogelijkheden uit het nieuwe steunkader betrekken. Daarnaast heeft de Europese Commissie de start van een algemene herziening van de zogeheten Algemene Groepsvrijstellingsverordening aangekondigd in 2026. EU-lidstaten kunnen op basis van dit steunkader relatief eenvoudig en snel geoorloofd staatssteun verstrekken. De kabinetsinzet ten aanzien van de herziening van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening zal in lijn zijn met de algemene Nederlandse inzet op staatssteun, zoals met de Kamer gedeeld met het BNC fiche over de CID, en zal te zijner tijd op eigen merites worden beoordeeld.
17
Daarnaast vragen deze leden u op welke wijze dit kabinet invulling geeft aan de energiebelastingrichtlijn en het aantrekkelijker maken van het belastingkader voor elektrificatie en het voorkomen van het gebruik van fossiele brandstoffen.
Antwoord
De EU-Richtlijn energiebelastingen is in Nederland geïmplementeerd in de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de accijns. Op dit moment wordt onderhandeld over een herziening van de richtlijn. De herziening is onder andere bedoeld om de richtlijn beter te laten bijdragen aan de aangescherpte klimaatdoelen. Hiertoe stelt de Europese Commissie voor de belastingen op energieproducten en elektriciteit in lijn te brengen met het energie-, milieu- en klimaatbeleid van de Europese Unie om zo de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Nederland heeft zich in de Raadswerkgroep onderhandelingen ingezet conform het mandaat van het BNC-fiche. Daarin heeft het kabinet onder meer benadrukt in te zetten op een effectieve en kostenefficiënte wijze om de energietransitie en de klimaatdoelstellingen te realiseren, waarbij er aandacht moet zijn voor een gelijk speelveld. Voorts heeft het kabinet daarin aangegeven voorstander te zijn van het beter beprijzen van externe milieukosten.
Daartoe heeft Nederland nationaal de afgelopen jaren al verschillende stappen gezet. In het Klimaatakkoord uit 2019 is afgesproken dat de energiebelasting wordt aangepast om een sterkere verduurzamingsprikkel te geven. Sindsdien zijn vaker maatregelen voorgesteld om de energiebelasting zo aan te passen dat de verduurzamingsprikkel wordt versterkt. Een voorbeeld hiervan is de verhoging van de belasting op aardgas en de verlaging van de belasting op elektriciteit in het Belastingplan 2023 en Klimaatpakket Voorjaarsnota 2023. Stapsgewijs worden de tarieven voor aardgas en elektriciteit ten opzichte van elkaar beter in overeenstemming gebracht op basis van energie-inhoud. Dat gebeurt door een verdere verhoging van de tarieven op aardgas en verlaging van de tarieven op elektriciteit. Dit zorgt gemiddeld genomen voor een meer evenredige beprijzing van CO2-uitstoot en stimuleert elektrificatie.
18
De leden van deze fracties vragen u op welke termijn dit kabinet verwacht met wetgeving, inzake een versnelling van industriële decarbonisatie, te komen en welk resultaat verwacht u van het vrijwillige label voor de koolstofintensiteit van industriële producten.
Antwoord
Eind dit jaar (Q4) wordt onder de CID de Industrial Decarbonisation Accelerator Act (IDAA) gepubliceerd. Dit zal de eerste wetgeving zijn die onder de CID wordt gepubliceerd. Het kabinet ziet toegevoegde waarde in de toepassing van labels op industriële producten, zolang het niet leidt tot meer fragmentatie binnen de EU. Voor een optimaal effect (groene consumptie) dienen echter meer maatregelen genomen te worden. Hier komt de brief aan de Tweede Kamer over het toekomstperspectief op de energie-intensieve industrie op terug. Verder zal het kabinet een appreciatie geven van het concrete voorstel rond een eventueel label, zodra de IDAA is gepubliceerd.
19
Kunt u aangeven wat het doel is van de beoogde vereenvoudiging van de methoden voor de koolstofboekhouding en de harmonisatie daarvan, wat betekent dit voor de industrie en welke gevolgen heeft dit voor het verminderen van de CO2 uitstoot?
Antwoord
Het doel van deze vereenvoudiging is met name het harmoniseren van regelgeving tussen lidstaten en daarmee het creëren van een gelijk speelveld voor de Europese industrie op het gebied van regelgeving. Het is voor Nederland hierbij van belang dat de versimpeling niet ten koste gaat van het doel van de koolstofboekhouding, maar het makkelijker maakt voor bedrijven om deze boekhouding bij te houden. Na publicatie van het voorstel ontvangt u een nadere appreciatie.
20
De leden van de SP-fractie en de PvdD-fractie vragen u welke bijdrage aan investeringen in energie, industriële innovatie, naast de miljarden per jaar van de EU, geleverd zullen moeten worden door de lidstaten en industrie zelf.
Antwoord
Het kabinet is voorstander van het moderniseren van de EU-begroting en vindt dat deze meer moet bijdragen aan het versterken van het Europese concurrentievermogen, waaronder ook investeringen in energie en innovatie. Het beschikbare budget is echter beperkt. De lidstaten en private sector zullen dus ook zelf investeringen moeten doen. Op 16 juli heeft de Commissie haar eerste voorstellen voor het MFK gepubliceerd. Hierover zal de komende twee jaar worden onderhandeld. Over het verloop, de verdeling van de budgetten het resultaat van de onderhandelingen wordt u nader geïnformeerd.
21
Kunt u ten slotte aangeven welke criteria gaan gelden voor de onmiddellijke toegang tot kapitaal, 100 miljard, als kortetermijnoplossing om de businesscase voor schone productie in de EU te verbeteren, hoe is de verantwoording en controle geregeld en welke bedrijven in ons land komen hiervoor in aanmerking?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 20.
Samenstelling:
Van Gasteren (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Oplaat (BBB), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Straus (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Kemperman (Fractie- Kemperman)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36751-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.