36 736 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Een visie voor landbouw en voedsel. Samen de landbouw- en voedselsector van de EU aantrekkelijk maken voor de toekomstige generaties

E BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan EU-commissaris Šefčovič voor Handel en Economische Veiligheid, Interinstitutionele Betrekkingen en Transparantie

Den Haag, 24 oktober 2025

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 8 september 2025 met uw reactie op de vragen over de mededeling «Een visie voor landbouw en voedsel – Samen de landbouw en voedselsector van de EU aantrekkelijk maken voor de toekomstige generaties» {COM(2025) 75 final}.1 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, PvdD en de SP gezamenlijk en de leden van de fractie van de BBB hebben naar aanleiding hiervan een aantal vervolgvragen en opmerkingen in het kader van de politieke dialoog.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, PvdD en SP

In de reactie van de Commissie is sprake van het versneld goedkeuren van biologische bestrijdingsmiddelen. Er is namelijk sprake van dat lidstaten vooruitlopend op goedkeuring een middel al eerder mogen toepassen. Deze leden wijzen de Commissie erop dat biologische middelen ook een negatieve impact op de gezondheid van omwonenden en voor de natuur en de waterkwaliteit kunnen hebben. Hoe wordt gewaarborgd dat met versnelde toelating er geen schade of onomkeerbare schade aan de waterkwaliteit, gezondheid en de natuur toegebracht kunnen worden?

Het terugdringen van de veeteelt is, volgens de Commissie, uitdrukkelijk geen doelstelling van de voedselstrategie. Waarom niet? Kan de Commissie ingaan op de rationaliteit van deze visie in tijden van klimaatcrisis, die ook boeren steeds harder raakt? Kan de Commissie daarbij ingaan op de door de Commissie uitgedragen ambitie voor strategische autonomie, daar de veeteelt zeer afhankelijk is van proteïne import uit andere delen van de wereld? Kan de Commissie tevens ingaan op het enorme ruimtegebruik van de veeteeltsector waardoor deze inefficiënte wijze van proteïneproductie kostbare ruimte inneemt die, ook in het kader van strategische autonomie, nodig is voor defensie, energieopwekking en woningbouw? Kan de Commissie ingaan op de noodzaak om het EAT-Lancet-dieet leidend te laten zijn voor de Europese voedselvoorziening?

De Commissie ziet tariefstructurering als instrument om te kunnen sturen op gevoelige import van producten. Maar hoe realistisch is dit wanneer de Verenigde Staten duidelijk hebben laten blijken dat zij dit soort tarieven zien als oneerlijke concurrentie en druk zullen uitoefenen (bijvoorbeeld via wederkerige of extreme hoge tarieven) om te komen tot een tarifering die zij als «eerlijk» ervaren? Hoe wil de Commissie op dat moment de ingezette lijn van tariefstructurering overeind houden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

Deze leden zijn teleurgesteld in uw reactie vanwege het slechts deels beantwoorden van enkele vragen. Daarom hebben zij nog de volgende vragen.

Kunt u uiteenzetten op welke wijze de Commissie in haar beoordeling van het Nederlandse landbouwbeleid, de strategische betekenis van de Nederlandse akkerbouw in de toekomst, tegen de achtergrond van de klimaattransitie en de noordwaartse verschuiving van landbouwgebieden, heeft geïntegreerd?

Ziet u de toekomstvisie in de eerder gegeven antwoorden terug in de handelsverdragen MERCOSUR, EU-Ukraine association en CETA? Op welke wijze wilt u dit verbeteren in toekomstige handelsverdragen?

U geeft in uw antwoorden op de vragen aan dat voedselzekerheid een strategisch doel is. Erkent u het verschil tussen voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid? Hoe wil de Commissie, gelet op de huidige klimaatdoelstellingen op het gebied van stikstof en mest, de voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid in Europa verbeteren?

U geeft aan dat de Commissie pas in 2026 een herziening zal voorleggen van de richtlijn oneerlijke handelsafspraken voor Nederlandse boeren. De beoordeling van de richtlijn verschijnt in november 2025. Wanneer zal vervolgens de richtlijn herzien worden? Is dat aan het begin van 2026 of aan het einde van dat jaar? Heeft de Commissie, naast de voorgenomen herziening van deze richtlijn, nog andere voornemens om de handelspositie van de boeren te verbeteren?

Ook geeft u aan de onderhandelingspositie van landbouwers te verbeteren via producentenorganisaties en schriftelijke contracten. Is de Commissie van plan de eerder voorgestelde minimumprijzen, die door meerdere lidstaten bepleit worden, mee te nemen in dit voorstel? Wat ziet u, na deze eerste stap, als vervolgstappen?

U geeft aan dat lidstaten meer verantwoordelijkheid en een verantwoordingsplicht krijgen over de manier waarop zij aan de beleidsdoelstellingen voldoen, waardoor zij flexibeler zijn om landbouwpraktijken te ontwerpen die beter afgestemd zijn op hun bedrijven en hun situatie. Hierbij geeft u aan dat de lidstaten meer ruimte krijgen in het afstemmen van het beleid. Kiest de Commissie daarbij ook voor maatwerk per gebied, zodat lidstaten met vruchtbare grond meer ruimte krijgen dan lidstaten met minder vruchtbare grond? Zo ja, kunt u uitleggen hoe de Commissie dat in praktijk wil brengen?

De leden van de vaste commissie voor LNV zien de reactie van de Europese Commissie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen drie maanden na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit G.J. Oplaat


X Noot
1

Kamerstukken I 2024/25, 36 736, D.

Naar boven