36 736 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Een visie voor landbouw en voedsel. Samen de landbouw- en voedselsector van de EU aantrekkelijk maken voor de toekomstige generaties

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 juni 2025

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de mededeling Een visie voor landbouw en voedsel. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 20 mei 2025.

  • De antwoordbrief van 16 juni 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Den Haag, 20 mei 2025

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van de mededeling Een visie voor landbouw en voedsel. Samen de landbouw- en voedselsector van de EU aantrekkelijk maken voor de toekomstige generaties van de Europese Commissie.2 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en de PvdD gezamenlijk wensen u hierover enkele vragen te stellen.

De mededeling zelf bevat geen nieuwe wetgeving, maar kondigt verschillende (wetgevende) voorstellen aan die de komende jaren worden verwacht. In het BNC-fiche vallen een aantal zaken op.

Er is sprake van een integraal plan inzake de EU-eiwitvoorziening. Zien deze leden het juist dat die eiwitvoorziening alleen betrekking heeft op dierlijke eiwitten? Zo niet, bent u bereid de Europese Commissie aan te sporen de EU-eiwitvoorziening uit te breiden met plantaardige eiwitten? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot een toekomstbestendige landbouw die opereert met het oog op planetaire grenzen?

Het kabinet vindt dat de veehouderij «een belangrijke rol [heeft] in het voedselsysteem.». Om anti-microbiële resistentie tegen te gaan pleit het kabinet voor vaccinaties en verbeterde bioveiligheid. Erkent u dat intensieve veeteelt – nog afgezien van de dierenwelzijnsproblemen – een aanzienlijke ecologische voetafdruk heeft, bijdraagt aan gezondheidsklachten van omwonenden en zelfs kan bijdragen aan het ontstaan van een nieuwe pandemie (zoals de vogelgriep)? Zo ja, waarom pleit u dan niet voor extensivering, oftewel vermindering van het aantal gehouden landbouwdieren? En ook hier geldt: waarom wordt niet meer ingezet op niet-dierlijke voedingsbronnen?

Het kabinet beschouwt de inzet van NGT’s, Renure, de doorontwikkeling van luchtwassers en innovatieve stalvloeren als essentieel voor voedselzekerheid en innovatie van land- en tuinbouw. Voor wat betreft NGT’s: kunt u gezondheid of milieuveiligheid garanderen indien NGT-planten of daarvan afgeleide producten in het milieu terecht komen of in de EU in de handel worden gebracht? Deze leden maken zich daar ernstige zorgen over. Voor wat betreft luchtwassers en innovatieve stalvloeren: in Nederland is al veelvuldig aangetoond dat die niet of onvoldoende werken. Waarom wordt hierop dan toch op ingezet? Voor wat betreft Renure: restmest uit mestvergisters is net zo uitspoelingsgevoelig als dierlijke mest. Het ís namelijk dierlijke mest. Net doen alsof Renure kunstmest is, lost het mestprobleem niet op. Omwille van de waterkwaliteit én de natuurkwaliteit is het essentieel dat de Nederlandse landbouw drastisch minder mest produceert, en dus minder dieren fokt. Als Renure op het land gebruikt mag worden onder de kunstmestnormen, dan leidt dat uiteindelijk tot méér mest op het land, met schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit. Graag ontvangen deze leden een reactie op deze constatering.

Deze leden lezen dat het kabinet van mening is dat «vis, schaal- en schelpdieren (ofwel mariene eiwitten) een belangrijk onderdeel zijn van een gezond voedingspatroon. In het licht van de toenemende druk op de beschikbare ruimte en Europese voedselzekerheid – en onafhankelijkheid is het daarom belangrijk dat voedselwinning uit zee wordt geborgd.».3 De leden maken zich zorgen om overbevissing en de schadelijke gevolgen van visserij op het leven in de oceanen (onder andere door vervuiling van schepen en visnetten). Waarom kiest u voor het promoten van mariene eiwitten boven plantaardige eiwitten? Bovendien, de meest verhandelde vissoorten uit aquacultuur betreffen carnivore soorten, zoals zalm, die indirect, via het visvoer, alsnog een grote vraag naar wild gevangen vis vertegenwoordigen. Hoe ziet u de duurzaamheid en bijdragen aan voedselzekerheid van deze aquacultuur?

Voor wat betreft de herziening van EU-wetgeving inzake dierenwelzijn voor landbouwhuisdieren: het kabinet omschrijft dit als een «unieke kans om een hoger, geharmoniseerd niveau van dierenwelzijn te bereiken.».4 Wordt hierbij het Nederlands niveau van dierenwelzijn als maatstaf genomen? Hoe ziet u in dit licht het feit dat Nederland nog altijd niet voldoet aan de Europese richtlijn die het lidstaten verbiedt om routinematig staartjes van biggen te couperen?

De leden van de vaste commissie voor LNV zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 17 juni 2025.

Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2025

Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van LVVN, de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Visie voor Landbouw en Voedsel van de Europese Commissie, ontvangen op 20 mei 2025.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van de mededeling Een visie voor landbouw en voedsel. Samen de landbouw- en voedselsector van de EU aantrekkelijk maken voor de toekomstige generaties van de Europese Commissie.

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en de PvdD gezamenlijk wensen u hierover enkele vragen te stellen.

De mededeling zelf bevat geen nieuwe wetgeving, maar kondigt verschillende (wetgevende) voorstellen aan die de komende jaren worden verwacht. In het BNC-fiche vallen een aantal zaken op.

  • 1. Er is sprake van een integraal plan inzake de EU-eiwitvoorziening. Zien deze leden het juist dat die eiwitvoorziening alleen betrekking heeft op dierlijke eiwitten? Zo niet, bent u bereid de Europese Commissie aan te sporen de EU-eiwitvoorziening uit te breiden met plantaardige eiwitten? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot een toekomstbestendige landbouw die opereert met het oog op planetaire grenzen?

De Europese Commissie gaat een plan uitwerken om een zelfvoorzienend en duurzamer EU-eiwitsysteem tot stand te brengen en de invoer van eiwitten te diversifiëren. Aangezien dit plan nog uitgewerkt moet worden, is het nog niet bekend wat de inhoud daarvan is en hoe het proces voor het opstellen van het plan eruit gaat zien. Nederland levert, indien mogelijk en gewenst, inbreng voor het op te stellen plan. Op dit moment is het Nederlandse beleid hierop uiteengezet in de Nationale eiwitstrategie (NES)5. De Europese Commissie heeft in 2018 de lidstaten opgeroepen om een dergelijke nationale eiwitstrategie vorm te geven, ten behoeve van de strategische voedselsoevereiniteit. Daarmee beoogt de Europese Unie minder afhankelijk te worden van de import van eiwitrijke gewassen zoals soja. In de Nederlandse strategie wordt ingezet op de teelt van eiwitrijke gewassen, innovatie en ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen, benutting van reststromen en insecten voor veevoer, en het verhogen van de consumptie van het aandeel plantaardige eiwitten. Het is van cruciaal belang om ons in te zetten op een voedselvoorzieningsketen die houdbaar is en voldoende weerbaar is tegen verstoringen, zoals gevolgen door geopolitieke ontwikkelingen en extreem weer.

  • 2. Het kabinet vindt dat de veehouderij «een belangrijke rol [heeft] in het voedselsysteem.». Om antimicrobiële resistentie tegen te gaan pleit het kabinet voor vaccinaties en verbeterde bioveiligheid. Erkent u dat intensieve veeteelt – nog afgezien van de dierenwelzijnsproblemen – een aanzienlijke ecologische voetafdruk heeft, bijdraagt aan gezondheidsklachten van omwonenden en zelfs kan bijdragen aan het ontstaan van een nieuwe pandemie (zoals de vogelgriep)? Zo ja, waarom pleit u dan niet voor extensivering, oftewel vermindering van het aantal gehouden landbouwdieren? En ook hier geldt: waarom wordt niet meer ingezet op niet-dierlijke voedingsbronnen?

De veehouderij kan effecten hebben op de omgeving. Er zijn ook gezondheidseffecten, zowel positieve (minder allergieën bijvoorbeeld) als negatieve (bijvoorbeeld effecten door fijnstofuitstoot). En in een land waar veel mensen en dieren leven, zijn er zoönosenrisico’s. Tegelijkertijd moeten we ook erkennen dat de veehouderij grote positieve waarde heeft voor Nederland, zoals haar bijdrage aan de voedselzekerheid en aan het landschapsbeheer. Ik ben daarom op zoek naar manieren om de positieve effecten te behouden en tegelijk oog te houden voor de mogelijk negatieve effecten en hier zo mogelijk iets aan te doen. Zo is in Nederland de laatste jaren zeer stevig en succesvol ingezet op minder gebruik van antimicrobiële middelen, waardoor ook de antimicrobiële resistentie is afgenomen. Ook hebben we in Nederland een uitstekende monitoring om vroegtijdig ziekten onder de gehouden dieren te detecteren. Voor het antwoord op de vraag naar niet-dierlijke voedingsbronnen, zie het antwoord op vraag 1.

  • 3. Het kabinet beschouwt de inzet van NGT’s, Renure, de doorontwikkeling van luchtwassers en innovatieve stalvloeren als essentieel voor voedselzekerheid en innovatie van land- en tuinbouw. Voor wat betreft NGT’s: kunt u gezondheid of milieuveiligheid garanderen indien NGT-planten of daarvan afgeleide producten in het milieu terecht komen of in de EU in de handel worden gebracht? Deze leden maken zich daar ernstige zorgen over.

Onder het Nieuwe Genomische Technieken (hierna: NGT) voorstel van de Europese Commissie kunnen planten worden veredeld met NGTs binnen de soortgrens. Uiteraard is veiligheid de belangrijkste randvoorwaarde in het NGT-voorstel. In het NGT-voorstel worden deze planten onderverdeeld in twee categorieën. Onder de eerste categorie (NGT-1) vallen planten die ook met conventionele veredeling zouden kunnen worden ontwikkeld; NGT-1-planten hebben namelijk hetzelfde risicoprofiel als planten veredeld via conventionele veredeling. Hierdoor gelden voor NGT-1-planten dezelfde regels als planten verkregen via conventionele veredeling. Onder de tweede categorie (NGT-2) vallen de planten waarvan het onwaarschijnlijk is dat deze ook met conventionele veredeling tot stand zouden kunnen komen. Deze planten blijven met dit voorstel vallen onder de huidige regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO) in de Europese Unie en vereisen dus een risicobeoordeling. Wel zullen er, waar mogelijk, meer proportionele toelatingseisen gelden voor NGT-2-planten. De Commissie Genetische Modificatie (COGEM) en het Europese voedselveiligheidsagentschap EFSA hebben allebei geoordeeld dat in het NGT-voorstel (zoals dat in juli 2023 is gepresenteerd) de veiligheid voor mens en milieu blijft gehandhaafd.

  • 4. Voor wat betreft luchtwassers en innovatieve stalvloeren: in Nederland is al veelvuldig aangetoond dat die niet of onvoldoende werken. Waarom wordt hierop dan toch op ingezet?

Emissiearme stalsystemen en nageschakelde technieken (zoals luchtwassers) hebben de potentie een aanzienlijke bijdrage te kunnen leveren aan de reductie van de emissies van ammoniak, fijnstof, geur en broeikasgassen uit stallen. Het klopt dat niet alle systemen in de praktijk de reductie geven die verwacht wordt, op basis van de emissiefactoren in bijlage V en VI van de Omgevingsregeling. Veel brongerichte technieken in de varkens- en pluimveehouderij en nageschakelde technieken zorgen echter wel voor reductie. Dat de prestatie in de praktijk minder is dan verwacht komt door verschillende factoren in de gehele keten van ontwerp, beoordeling, gebruik van en toezicht op een emissiearm stalsysteem. Mijn inzet is er juist op gericht om ervoor te zorgen dat zowel bestaande als nieuwe technieken en systemen in de praktijk de bijdrage gaan leveren die ze in theorie kunnen leveren. Bij betrokken partijen zie ik ook de wil om te komen tot (innovatieve) technieken en systemen die goed werken en waarvan de werking geborgd kan worden in de praktijk. Ik zet hier op in, onder andere met het Programma Vernieuwing Stalbeoordeling, samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat a.i. Ook via de publiek-private samenwerking in het Regieorgaan «Versnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderij» wordt hieraan gewerkt6.

  • 5. Voor wat betreft Renure: restmest uit mestvergisters is net zo uitspoelingsgevoelig als dierlijke mest. Het ís namelijk dierlijke mest. Net doen alsof Renure kunstmest is, lost het mestprobleem niet op. Omwille van de waterkwaliteit én de natuurkwaliteit is het essentieel dat de Nederlandse landbouw drastisch minder mest produceert, en dus minder dieren fokt. Als Renure op het land gebruikt mag worden onder de kunstmestnormen, dan leidt dat uiteindelijk tot méér mest op het land, met schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit. Graag ontvangen deze leden een reactie op deze constatering.

De uitspoelingsgevoeligheid van meststoffen is een combinatie van factoren, maar de herkomst is daar niet een van. De factoren die hierop invloed hebben zijn bijvoorbeeld de hoeveelheid waarin de meststoffen wordt gebruikt, de verhouding minerale en organisch gebonden stikstof, het gewas waarin deze meststof wordt gebruikt en de samenstelling van de bodem. Reeds in 2020 heeft het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie het rapport SAFEMANURE opgesteld met criteria waaraan meststoffen moeten voldoen om te kunnen worden gebruikt binnen de kunstmestruimte, zonder dat dit leidt tot extra risico op uitspoeling van nitraat7.

Het voorstel van de Europese Commissie voor het toestaan van RENURE-producten boven de gebruiksnorm voor dierlijke mest is volledig in lijn met deze criteria, waarmee dit voorstel dus niet zal leiden tot extra uitspoeling van nitraat ten opzichte van het gebruik van kunstmest.

  • 6. Deze leden lezen dat het kabinet van mening is dat «vis, schaal- en schelpdieren (ofwel mariene eiwitten) een belangrijk onderdeel zijn van een gezond voedingspatroon. In het licht van de toenemende druk op de beschikbare ruimte en Europese voedselzekerheid – en onafhankelijkheid is het daarom belangrijk dat voedselwinning uit zee wordt geborgd.». De leden maken zich zorgen om overbevissing en de schadelijke gevolgen van visserij op het leven in de oceanen (onder andere door vervuiling van schepen en visnetten). Waarom kiest u voor het promoten van mariene eiwitten boven plantaardige eiwitten? Bovendien, de meest verhandelde vissoorten uit aquacultuur betreffen carnivore soorten, zoals zalm, die indirect, via het visvoer, alsnog een grote vraag naar wild gevangen vis vertegenwoordigen. Hoe ziet u de duurzaamheid en bijdragen aan voedselzekerheid van deze aquacultuur?

Voedsel uit zee bevat gezonde en duurzame eiwitten met een relatief lage CO2-voetafdruk ten opzichte van niet-mariene eiwitten. Ook leveren mariene eiwitten een gezonde bijdrage aan een verantwoord eetpatroon. Het kabinet steunt daarom dat naast de landbouwsector, ook de visserij- en aquacultuursector als strategisch onderdeel van de Europese voedselsector wordt benoemd. In de Tweede Kamer is op 16 oktober 2024 de motie Bromet/Kostic8 aangenomen over promotie van duurzame en gezonde mariene eiwitten. Het aannemen van deze motie maakt het inzetten van financiële middelen ter bevordering van de consumptie van duurzame en gezonde mariene eiwitten van dichtbij opnieuw mogelijk en sluit aan bij de doelen van de Visie op voedsel uit zee en grote wateren. In het kader van de uitvoeringsagenda voor deze Visie maak ik met de sector afspraken hoe invulling te geven aan deze motie. Hierover is de Tweede Kamer op 18 december 2024 geïnformeerd.

Wat betreft aquacultuur en carnivore vissoorten wordt het grootste deel van verhandelde vissoorten (zoals zalm) niet in Nederland gekweekt. Nederlandse viskweek vindt alleen op land plaats en is een relatief kleine sector. Het voer voor kweekvis bestaat niet volledig uit carnivore producten, namelijk ook plantaardig materiaal maakt hiervan deel uit. Daarnaast kent de kweekvis die in Nederland wordt aangeboden duurzaamheidslabels die onder meer zien op duurzame grondstoffen in het voer. De retail heeft afspraken gemaakt om enkel kweekzalm met een dergelijk duurzaamheidslabel te verkopen. De Europese Commissie werkt ook aan voorstellen om in de EU geïmporteerde vis van duurzaamheidslabels te (kunnen) voorzien en hier tariefconsequenties aan te verbinden.

Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) heeft onder meer tot doel vanuit biologisch, economisch en milieuoogpunt zorg te dragen voor een duurzame exploitatie van de visbestanden. In het kader van het GVB worden jaarlijks voor een groot aantal visbestanden quota vastgesteld, onder meer in diverse onderhandelingen met derde landen. De quota zijn gebaseerd op wetenschappelijke adviezen. Ten behoeve van bestandsbeheer in oceanen worden in het kader van Regionale visserijverdragsorganisaties (RFMO) en/of «Sustainable Fisheries Partnership Agreements» afspraken gemaakt. Onder het huidige KRM-programma van maatregelen (2022–2027) wordt daarnaast toegewerkt naar het geleidelijk uitfaseren van conventioneel vispluis om de milieu-impact van visserij te verminderen.

  • 7. Voor wat betreft de herziening van EU-wetgeving inzake dierenwelzijn voor landbouwhuisdieren: het kabinet omschrijft dit als een «unieke kans om een hoger, geharmoniseerd niveau van dierenwelzijn te bereiken.». Wordt hierbij het Nederlands niveau van dierenwelzijn als maatstaf genomen? Hoe ziet u in dit licht het feit dat Nederland nog altijd niet voldoet aan de Europese richtlijn die het lidstaten verbiedt om routinematig staartjes van biggen te couperen?

Het kabinet wil inderdaad een geharmoniseerd niveau van dierenwelzijn in de EU bereiken door wet- en regelgeving. Harmonisatie zorgt namelijk voor een meer gelijk speelveld tussen de verschillende lidstaten. Dit zal ook de inzet zijn bij de onderhandelingen over de Europese wetgeving om tot een meer dierwaardige veehouderij te komen.

Wat betreft het routinematig couperen van staarten van biggen heb ik in februari van dit jaar aangegeven (Kamerstukken EK, vergaderjaar 2024–2025, 36600 XIV) dat de regelgeving ten aanzien van het routinematig couperen een aantal open normen bevat waardoor de handhaving wordt bemoeilijkt. Ik overweeg regelgeving voor de nadere invulling van deze open normen op te nemen in het voorstel voor een algemene maatregel van bestuur over dierwaardige veehouderij. Mijn planning is erop gericht om deze algemene maatregel van bestuur vóór de zomer in internetconsultatie te brengen.


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB) (voorzitter), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Kemperman (Fractie-Kemperman), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Meijer (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

COM(2025)75.

X Noot
3

Kamerstukken I 2024/25, 36 736, A, p. 5.

X Noot
4

Kamerstukken I 2024/25, 36 736, A, p. 8.

X Noot
8

Motie Bromet/Kostic, nr. 36 600 XIV-20

Naar boven