Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2025
De bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) hebben bij brief van
12 juni 2025 (36 725 VII, A) aan de Eerste en Tweede Kamer een beroep gedaan op artikel 2.27, tweede lid van
de Comptabiliteitswet 2016 (CW) ten behoeve van prijsbijstelling in het voortgezet
onderwijs, het plan basisvaardigheden mbo en het Fonds internationale topwetenschappers.
De commissie OCW heeft op 17 juni 2025 besloten het advies aan de Kamer over dit beroep
aan te houden tot 8 juli 2025 wanneer duidelijk is of de Eerste suppletoire begroting
van OCW al dan niet voor het zomerreces plenair wordt behandeld.
Bij brief van 23 juni 2025 (36 725 VIII, B) hebben de bewindspersonen van OCW in aanvulling op voornoemde brief aan beide Kamers
aangegeven dat met betrekking tot het uitkeren van de prijsbijstelling voortgezet
onderwijs, behandeling vlak voor het zomerreces te laat komt. Op 25 juni 2025 heeft
de Tweede Kamer het voorstel van haar vaste commissie OCW dat zij zich deugdelijk
geïnformeerd acht over de noodzaak van tijdige uitbetaling van de prijsbijstelling
in het voortgezet onderwijs, aangenomen.
De commissie OCW heeft in haar vergadering van 30 juni 2025 voorgaande besproken en
besloten de Kamer voor te leggen zich uit te spreken dat zij zich – evenals de Tweede
Kamer – deugdelijk geïnformeerd acht in de zin van artikel 2.27, tweede lid, CW ten
behoeve van de prijsbijstelling voortgezet onderwijs.
Gevraagd besluit aan de Kamer: Uit te spreken dat zij zich deugdelijk geïnformeerd acht in de zin van artikel 2.27, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016 over het beroep dat
de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 23 juni
2025 hebben gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van
de prijsbijstelling voortgezet onderwijs.
Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Th.W. Rietkerk