36 724 EU-voorstellen: Meerjarig Financieel Kader voor 2028–2034

C BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR EUROPESE ZAKEN

Aan de heer Šefčovič van de Europese Commissie

Den Haag, 21 november 2025

De leden van de vaste commissie voor Europese Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van voorstellen COM(2025)565 en COM(2025)552.1 Naar aanleiding van deze voorstellen en bezien in samenhang met gerelateerde voorstellen en het algemene beleid ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader (MFK), wensen de leden van de fracties van BBB en Volt de Europese Commissie in het kader van de politieke dialoog een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen. Het lid van de OPNL-fractie sluit zich aan bij enkele vragen van de leden van de fractie van Volt, namelijk vragen 13 tot en met 16 en 19 tot en met 21. Het lid van de Fractie-Walenkamp sluit zich aan bij alle gestelde vragen.

Vragen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben de volgende vragen met betrekking tot voorstel COM(2025)565 met betrekking tot structuurfondsen, in samenhang met het algemene beleid ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader en andere voorstellen van de Europese Commissie onder andere met betrekking tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB):

  • 1. In voorstel COM(2025)565 komt het grote belang aan de orde van landbouw ten behoeve van voedselzekerheid. Deelt de Europese Commissie het standpunt van de leden van de BBB-fractie dat de voedselzekerheid van de Europese Unie verder onder druk komt te staan door de kortingen op de landbouwsector, en dat de voedselzekerheid cruciaal is voor de Europese Unie tijdens deze onzekere geopolitieke situatie in Europa en de wereld vanwege de dreiging van Rusland en handelstarieven vanuit de Verenigde Staten van Amerika?

  • 2. Welke concrete, kwantificeerbare garanties kan de Europese Commissie bieden dat de verschuiving naar nationale en regionale partnerschapsplannen en de integratie van deze fondsen daadwerkelijk leidt tot een substantiële vermindering van de administratieve lasten voor de boer en de visser, in plaats van het samenvoegen van complexe regels in een nieuw kader? Kan de Europese Commissie de garantie geven dat dit beleid daadwerkelijk gaat leiden tot minder bureaucratie bij alle betrokkenen?

  • 3. De leden van de BBB-fractie zien dat de Europese Commissie de druk van oneerlijke mondiale concurrentie voor Europese boeren en vissers erkent. Welke concrete maatregelen (buiten subsidiëring uit de fondsen genoemd in voorstel COM(2025)565) zijn genomen om een daadwerkelijk gelijk speelveld voor de Europese boeren te creëren?

  • 4. Deze leden vragen u of de Europese Commissie het met hen eens is dat zeer kritisch gekeken moet worden naar producten van buiten de EU die met lagere dierenwelzijns- en milieueisen geproduceerd worden. Welke stappen gaat de Commissie nemen om dit speelveld eerlijker te maken op het gebied van handelsverdragen, zoals MERCOSUR?

  • 5. De leden van de BBB-fractie stellen vast dat in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)-budget met 30% daalt2, terwijl de Europese Commissie tegelijkertijd hogere en strenge milieueisen oplegt aan de Europese landbouwsector. Hoe rechtvaardigt de Commissie de voorgestelde bezuiniging op het GLB terwijl de eisen aan boeren toenemen? Hoe waarborgt de Commissie in deze context de voedselzekerheid en de concurrentiepositie van de Europese landbouwsector, die fundamenteel zijn voor de stabiliteit van de Unie?

  • 6. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de strikte klimaat- en milieudoelstellingen van de Europese Commissie kunnen leiden tot inkomensdalingen voor boeren door extensivering van de landbouw. Gezien de verwachte aanzienlijke inkomensdalingen als gevolg van verplichte milieu en klimaatdoelstellingen vragen zij hoe de Commissie de financiële haalbaarheid voor de boer zult garanderen. Waarom wordt niet voorzien in een volledige kostendekkende vergoeding voor de gevraagde ecologische prestaties, zo vragen deze leden?

  • 7. De Duitse Bondsraad stelt zich in haar Besluit van 17 oktober jl.3 op het standpunt dat de voorgestelde koppeling van de uitbetaling van regionale steunmiddelen aan bindende hervormingsvoorschriften die door de Europese Commissie zijn vastgesteld, leidt tot een uitbreiding van de bevoegdheden van de Commissie die niet in de Verdragen is voorzien. Welke aanpassingen zijn volgens de Commissie noodzakelijk om aan de rechtsstatelijke bezwaren van de Bondsraad tegemoet te komen?

Vragen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende verordeningen die betrekking hebben op de structuurfondsen. De vragen van de fractieleden gaan in het bijzonder over verordening (COM(2025)565) en COM(2025)552. De Volt-fractie neemt ook kennis van de door de Europese Commissie uitgevoerde impactanalyse.4

COM(2025)565: Financieringssystematiek

Ten eerste hebben de leden van de Volt-fractie vragen over de in voorstel COM(2025)565 gekozen financieringssystematiek. De uiteindelijke keuze, zien zij, is voor een systeem van gedeeld beheer, afrekening op basis van mijlpalen, gecombineerd met een systeem van cofinanciering. De leden van de Voltfractie beoordelen dit als een mengeling van de huidige systemen voor de structuurfondsen en het systeem voor het herstel- en veerkrachtfonds. De impactanalyse geeft een redenering voor deze keuze, maar laat toch nog wel wat vragen:

  • 8. In hoeverre is rekening gehouden met de rapporten van de Europese Rekenkamer over zowel het herstel- en veerkrachtfonds als de fondsen die naar aanleiding van Brexit ter beschikking zijn gesteld?

  • 9. Is het niet zo dat de Rekenkamer, ook bij financiering op basis van mijlpalen, effectief ook een boekhouding op basis van gemaakte kosten verlangt?

  • 10. Hoe kan volgens de Europese Commissie de rechtmatigheid en doelmatigheid van uitgaven worden gecontroleerd als die niet expliciet onderdeel zijn van de verordening?

  • 11. De leden van de Volt-fractie stellen vast dat artikel 23(7) mijlpalen aan maatregelen lijkt te koppelen. In hoeverre moet iedere individuele maatregel een mijlpaal hebben? Hoe verhoudt zich dat met de suggestie, ook in de impactanalyse, dat een mijlpaal gerelateerd moet zijn aan de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europese semester?

  • 12. Hoe interpreteert de Europese Commissie het idee van een «reversal period» van vijf jaar? Is dit effectief uit te voeren als een programma na een bepaalde periode niet meer wordt opgevolgd? Wat gebeurt er na deze periode met revolverende fondsen, zoals bijvoorbeeld venture capital funds?

  • 13. In artikel 26 wordt een EU-faciliteit benoemd. Hoe werkt dit samen met leningen door de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europese Investeringsfonds (EIF)?

Nationale en regionale partnerschapsplannen onder voorstel COM(2025)565

Ten tweede hebben de leden van de Volt-fractie vragen over de nationale en regionale partnerschapsplannen. Daarbij worden de ruim 540 huidige programma’s ingewisseld voor 27 nationale programma’s. Deze keuze lijkt te zijn gebaseerd op efficiencyoverwegingen, maar doet volgens deze leden weinig recht aan het belang van regionaal-specifieke maatregelen en de oorspronkelijke reden waarom met name het regionale ontwikkelingsfonds is opgericht. Dat leidt de leden van de Volt-fractie tot een aantal vragen:

  • 14. Hoe ziet de Europese Commissie de centralisatie van programmering, niet alleen voor Nederland maar ook voor federale staten, zoals Duitsland en Spanje? Welke garanties zijn er dat specifieke regionale problemen nog voldoende aandacht krijgen?

  • 15. Waarom is in de impactanalyse niet besproken wat de positieve elementen zijn van directe samenwerking tussen Europese Commissie en regio’s? Hoe denkt de Europese Commissie gevolg te geven aan de oproepen van zowel het Europees Parlement als het Comité van de Regio’s5 om de lokale rol te versterken?

  • 16. Ziet de Europese Commissie een mogelijk politiek probleem in landen waar de nationale regeringen en regionale regeringen niet van dezelfde politieke kleur zijn?

  • 17. Welke rol moeten regionale organisaties volgens de Europese Commissie spelen bij het vaststellen van de nationale programma’s via partnerschappen? Hoe zit dit met organisaties in de grensregio’s die buiten een specifieke lidstaat zijn gevestigd maar wel belang hebben bij de grensprogramma’s?

Overige vragen inzake voorstel COM(2025)565

De leden van de Volt-fractie hebben een aantal specifieke vragen met betrekking tot voorstel COM(2025)565:

  • 18. Artikel 35(7) specificeert wat mag worden gedaan op het gebied van schoolmaaltijden. Daarbij staat expliciet dat zij nationale maatregelen niet mogen vervangen. Wat betekent dit precies voor landen die al een programma voor schoolmaaltijden hebben?

  • 19. In artikel 41 legt de EU zich een zelfbeperking op met betrekking tot steun aan oliehoudende zaden. Waarom is deze bepaling nodig? Is het niet vanzelfsprekend dat de EU-wetgeving aan internationale verplichtingen moet voldoen? Wat gebeurt er als de Verenigde Staten van Amerika zich niet aan de afspraken houden?

Voorstel COM(2025)552 – Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds:

De leden van de Volt-fractie hebben de volgende vragen over voorstel COM(2025)552:

  • 20. In de nieuwe systematiek wordt meer met mijlpalen gewerkt die aan maatregelen zijn verbonden, zien de leden van de Volt-fractie. Hoe zit dat met de Interreg-programma’s? Welke mijlpalen zijn hier relevant? Kan er bijvoorbeeld een link worden gelegd met de uitvoering van interne marktwetgeving? Zou de uitvoering van deze wetgeving als conditionaliteit kunnen worden gesteld?

  • 21. Hoe kijkt de Europese Commissie aan tegen de toegekende middelen voor dit programma? Aangezien veel van de problemen volgens de leden van de Volt-fractie worden veroorzaakt door de niet-vervolmaking van de EU interne markt, vragen deze leden of het niet voor de hand zou liggen om in dit programma expliciete middelen toe te wijzen aan investeringen juist ook voor interregionale samenwerking?

  • 22. De leden van de Volt-fractie zijn verheugd over het vooruitzicht op een nieuw PEACE+-programma voor Noord-Ierland en de grensgraafschappen van Ierland. Welke mijlpalen kan de Commissie zich hierbij indenken?

De leden van de vaste commissie voor Europese Zaken zien de reactie van de Europese Commissie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen drie maanden na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, E.B. van Apeldoorn


X Noot
1

COM(2025)565 – Voorstel voor een Verordening tot oprichting van het Europees Fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw en platteland, visserij en maritieme zaken, welvaart en veiligheid voor de periode 2028–2034 en tot wijziging van Verordening (EU)2023/955 en Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 (d.d. 16 juli 2025) en COM(2025)552 – Voorstel voor een Verordening tot oprichting van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, met name voor de Europese territoriale samenwerking (Interreg), en van het Cohesiefonds in het kader van het bij Verordening (EU [...] [NRP-verordening] opgerichte fonds, en tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de ondersteuning van de Unie voor de regionale ontwikkeling in de periode van 2028 tot en met 2034 (dd. 16 juli 2025).

X Noot
4

SWD(2025)565

Naar boven