Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel G, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot het tweede tot en met
vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing op een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, subonderdeel 1, en op een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel
1.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt na «niet geregeld bezoeken» ingevoegd «, mede uitgedrukt
in uren».
B
Artikel II, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot het tweede tot en met
vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing op een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, onder 1°, en op een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1°.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt na «niet geregeld bezoeken» ingevoegd «, mede uitgedrukt
in uren».
C
In artikel VIII wordt na onderdeel A, een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 2.69 wordt na onderdeel b, onder verwijdering van «en» in onderdeel b en
onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. 8.16a; en
Toelichting
Onderdelen A en B
Deze onderdelen brengen twee verduidelijkingen aan in het voorgestelde artikel 21b
Leerplichtwet 1969 en het voorgestelde artikel 33a Leerplichtwet BES. Zoals eerder
benoemd in de nota naar aanleiding van het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel,
heeft de regering beoogd dat alleen bekostigde scholen en bekostigde mbo-instellingen
geaggregeerde informatie over verzuim op de school moeten verstrekken aan Onze Minister.1 De voorgestelde artikelen maakten dit onvoldoende duidelijk. Onderdelen A en B voorzien
hier alsnog in middels het nieuwe eerste lid. Daarnaast wordt verduidelijkt dat het
begrip «aantal» zowel kan slaan op het aantal leerlingen als op het aantal uren verzuim.
Bijvoorbeeld zicht op de verhouding van het totale aantal uren ziekteverzuim op een
vestiging ten opzichte van het totale aantal uren verzuim op een vestiging kan helpen
bij gerichtere ondersteuning van scholen door samenwerkingsverbanden en gemeenten.
Gemeenten en samenwerkingsverbanden kunnen de informatie over ziekteverzuim bovendien
gebruiken voor de afstemming van de ondersteuningsvoorzieningen van het samenwerkingsverband
op de jeugdhulpplannen van de gemeente en de inkoop van extra inzet van jeugdartsen
met de aanpak «Meer Aandacht voor Zieke Leerlingen».2
Onderdeel C
Het wetsvoorstel expliciteert de verplichting voor een school en mbo-instelling om
geoorloofd en ongeoorloofd verzuim te registreren.3 Dit is – in tegenstelling tot de hierboven genoemde verplichting om geaggregeerde
verzuimgegevens te verstrekken aan Onze Minister – ook van toepassing op het niet-bekostigd
onderwijs, zoals beschreven in de toelichting bij het wetsvoorstel.4 De feitelijke noodzaak tot registratie van geoorloofd en ongeoorloofd verzuim vloeit
reeds impliciet voort uit de systematiek van de Leerplichtwet 1969, waar niet-bekostigde
scholen en instellingen zich ook aan moeten houden. Per abuis regelde het wetsvoorstel
dit niet correct voor b2-scholen in het voortgezet onderwijs. Onderdeel C herstelt
die omissie voor zowel Europees Nederland als Caribisch Nederland.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
K.M. Becking