36 640 (R2201) Wijziging van de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers voor de vaststelling en afgifte van een Europees noodreisdocument

Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen over de voorwaarden waaronder en de procedure waarmee niet-vertegenwoordigde EU-burgers en hun familieleden in derde landen een Europees noodreisdocument kunnen verkrijgen en daarmee uitvoering te geven aan Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PbEU 2019, L 163);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt een hoofdstukduiding ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

Derde land:

land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie;

EU-noodreisdocument:

EU-noodreisdocument als bedoeld in artikel 3, eerste lid, eerste zin, van Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PbEU 2019, L 163);

Richtlijn 2004/38/EG:

Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU 2004, L 158);

Richtlijn (EU) 2019/997:

Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PbEU 2019, L 163);

Verordening (EU) 2018/1806:

Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PbEU 2018, L 303);

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

Werkdag:

dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag.

C

Voor artikel 2 wordt een hoofdstukduiding ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 2. Consulaire bescherming EU-burgers

D

Na artikel 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3. EU-noodreisdocument

Artikel 5a

Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument af aan andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden volgens de regels gesteld in dit hoofdstuk.

Artikel 5b

  • 1. Onze Minister geeft op aanvraag een EU-noodreisdocument af aan andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden als:

    • a. de lidstaat waarvan die EU-burger de nationaliteit draagt niet vertegenwoordigd is in een derde land of de vertegenwoordiging van die lidstaat niet in staat is om een EU-noodreisdocument af te geven, en

    • b. het paspoort of reisdocument van die EU-burger of zijn familielid verloren, gestolen of vernietigd is, of om een andere reden niet binnen een redelijke termijn kan worden verkregen.

  • 2. Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument alleen af aan een familielid die geen EU-burger is en die een EU-burger in een derde land vergezelt als dat familielid legaal in een lidstaat verblijft, onverminderd de toepasselijke visumvereisten op grond van Verordening (EU) 2018/1806 en artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.

Artikel 5c

  • 1. Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument zo spoedig mogelijk af, maar uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Van de afgiftetermijn kan alleen worden afgeweken in gemotiveerde gevallen. Onze Minister stelt de aanvrager daarvan in kennis.

Artikel 5d

  • 1. Een EU-noodreisdocument heeft de tijdelijke en territoriale geldigheid als vereist is voor de reis waarvoor het EU-noodreisdocument wordt verstrekt.

  • 2. De geldigheidsduur van een EU-noodreisdocument bedraagt niet meer dan vijftien dagen, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen.

Artikel 5e

Onze Minister stelt de aanvrager in kennis in het geval de lidstaat waarvan de aanvrager de nationaliteit draagt te kennen geeft dat deze voor consulaire bescherming zorg zal dragen, bedoeld in artikel 3, onderdeel a.

Artikel 5f

  • 1. De persoonsgegevens die voor een aanvraag van een EU-noodreisdocument worden verkregen, worden alleen gebruikt voor verificatie van de identiteit van de aanvrager, het drukken van de uniforme EU-NRD-sticker, bedoeld in bijlage II van Richtlijn (EU) 2019/997, en het faciliteren van de reis van de aanvrager.

  • 2. De persoonsgegevens van andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden die een EU-noodreisdocument hebben aangevraagd, worden na 180 dagen gewist.

  • 3. De persoonsgegevens van Nederlanders die een EU-noodreisdocument van een andere EU-lidstaat hebben ontvangen, worden na twee jaar gewist.

E

Voor artikel 6 wordt een hoofdstukduiding ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

ARTIKEL II

  • 1. Deze wet treedt in werkingmet ingang van 8 december 2024.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 7 december 2024, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 8 december 2024.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Naar boven