36 618 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)

J BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2025

Tijdens de behandeling van de wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie (36.618) op 12 november 2024, heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang van de ontwikkeling van de mestproductie (T03947). Met deze brief doe ik mij toezegging gestand en beschouw deze als afgedaan.

Op mijn verzoek stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van ieder kwartaal een berekening samen van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het CBS heeft op 6 maart 2025 de vierde kwartaalrapportage 2024.1 De vierde kwartaalrapportage 2024 geeft een momentopname van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie op jaarbasis per 1 januari 2025 op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens over de omvang van de rundveestapel, de melkproductie per koe en de beschikbaarheid en samenstelling van krachtvoer en ruwvoer.

De per 1 januari 2025 verwachte fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel is weergegeven in tabel 1. Gelet op de derogatiebeschikking 2022–2025 zijn wij gehouden aan het voor 2024 geldende nationale mestproductieplafond. Uit de tabel blijkt dat het CBS, op basis van de nu beschikbare gegevens, verwacht dat de fosfaatexcretie (–2,7%) en de stikstofexcretie (–8,9%) van de Nederlandse veestapel onder dit voor 2024 geldende nationale plafond uitkomt. Als gekeken wordt naar de afzonderlijke sectoren dan verwacht het CBS op dit moment dat alleen het fosfaatplafond voor melkvee overschreden (5%) zal worden. De mestproductie van de andere sectoren zal naar verwachting onder de betreffende sectorale productieplafonds blijven.

Tabel 1: Momentopname van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie op jaarbasis van de Nederlandse veestapel over 2024 (in miljoen kg)
 

Plafond

2024

2024

1e kw

2e kw

3e kw

4e kw

Fosfaat

Nationaal

150,7

147,5

148,0

147,0

146,6

 

Melkvee

73,6

76,6

76,4

77,3

77,3

 

Varkens

36,7

32,4

32,8

31,7

31,7

 

Pluimvee1

24,1

22,3

22,8

21,8

21,8

 

Overig2

16,3

16,2

16,0

16,2

15,7

Stikstof

Nationaal

489,4

468,9

461,7

448,1

445,9

 

Melkvee

286,5

277,5

273,2

265,6

265,3

 

Varkens

91,8

84,2

81,7

79,1

79,1

 

Pluimvee1

54,7

52,2

52,3

50,2

50,2

 

Overig2

56,4

55,0

54,5

53,3

51,3

N.B. Door afrondingen kan de som van de cijfers afwijken van het totaal

X Noot
1

Betreft de productie door kippen en kalkoen, diersoorten waarvoor het pluimveerechtenstelsel van toepassing is

X Noot
2

Voor «overig» is in de Meststoffenwet geen sectoraal plafond vermeld. Het vermelde plafond is afgeleid van het nationaal plafond en de drie vermelde sectorale plafonds.

Met de wijziging van de Meststoffenwet2 die op 1 januari 2025 van kracht is geworden, is het nationaal mestproductieplafond verlaagd naar 135,0 mln. kg fosfaat respectievelijk 440,0 mln. kg stikstof. Als de verwachte excreties worden afgezet tegen dit nationale plafond zal in 2025 – bij verder ongewijzigde omstandigheden – het nationaal plafond naar verwachting worden overschreden. Hierbij is de huidige inzet gericht op vermindering van de mestproductie, zoals het afromen van dierrechten en fosfaatrechten, het effect van deelname aan de Lbv- en Lbv-plus, een nieuwe beëindigingsregeling en het voerspoor nog niet meegenomen.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Naar boven