Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36618 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36618 nr. 8 |
Ontvangen 7 oktober 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2 wordt «72,4 miljoen» vervangen door «71,0 miljoen».
2. In onderdeel 3 wordt «27,7 miljoen» vervangen door «28,7 miljoen».
3. In onderdeel 4 wordt «20,0 miljoen» vervangen door «20,7 miljoen».
II
Artikel I, onderdeel B, vervalt.
III
In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 33, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. een percentage dat overeenstemt met de beperking die voortvloeit uit de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 32, eerste lid, indien die beperking is vastgesteld, dan wel met 0 procent, indien die beperking niet is vastgesteld, in geval van een varkensrecht;.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. een percentage dat overeenstemt met de beperking die voortvloeit uit de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 32, eerste lid, indien die beperking is vastgesteld, dan wel met 0 procent, indien die beperking niet is vastgesteld, in geval van een pluimveerecht; of.
IV
In artikel I, onderdeel E, onder 2 komt te luiden:
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «het onderhavige artikel» vervangen door «artikel I, onderdeel C, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie».
V
Artikel II, onderdeel B, vervalt.
De indieners stellen voor de voorgestelde afroming van varkens- en pluimveerechten in te trekken en de sectorplafonds hierop aan te passen.
De indieners constateren dat in de varkens- en pluimveehouderij relatief meer rechten (gemiddeld 13–18%) worden verhandeld dan in de melkveehouderij (gemiddeld 3%), omdat de fluctuaties van mestproductie op bedrijfsniveau over de jaren heen groter zijn in verband met het verschillend uitkomen van oplegrondes en de daarmee samenhangende leegstand. Het is voor bedrijven die in bepaalde jaren rechten over hebben niet aantrekkelijk om deze te verleasen als ze dan een deel van de rechten in moeten leveren. Ze hebben deze rechten immers nodig voor de jaren waarin de mestproductie aan de top zit. Daartegenover zijn er verschillende bedrijven, waaronder die van jonge ondernemers, die voor meer dan de helft juist afhankelijk zijn van lease. Het betekent dat afroming met name in deze sectoren een grote impact heeft op de bedrijfsvoering. En dat in een tijd waarin ook investeringen gevraagd worden in een dierwaardige veehouderij.
De indieners constateren verder dat met name de melkveehouderij geconfronteerd wordt met moeilijk afzetbare mest en hoge mestafzetkosten. Zij hebben begrepen dat ook buiten de opkoopregelingen om ondernemers kiezen voor het stoppen van hun bedrijf. Verder zal de mestproblematiek gevolgen hebben voor het aantal koeien dat aangehouden wordt. Zij verwachten dat sprake zal zijn van een autonome daling van de mestproductie in de melkveehouderij. Hier is in het voorstel van de regering voor een beperkte verlaging van het sectorplafond voor de melkveehouderij geen rekening mee gehouden. Daarbij komt dat de regering de opbrengst van de deelnemers aan de Lbv+-regeling die zich na de peildatum (augustus 2024) hebben ingeschreven of inschrijven nog heeft meegerekend. Dat geldt ook voor de opbrengst van de Maatregel Gerichte Bedrijfsbeëindiging via de provincies waarbij ook productierechten doorgehaald worden. De indieners willen in ieder geval voorkomen dat rechten afgeroomd worden met negatieve gevolgen voor de bedrijfscontinuïteit, terwijl dat gelet op de nationale productieplafonds naar verwachting niet nodig is.
De indieners stellen, alles afwegend, voor de voorgestelde afroming van varkens- en pluimveerechten per 1 januari 2025 in te trekken, met instandhouding van de huidige mogelijkheid om via algemene maatregel van bestuur alsnog afroming in te voeren indien dat noodzakelijk is (het huidige artikel 32 in de Meststoffenwet) en via de route van de algemene maatregel van bestuur voor bedrijfsoverdrachten zoals voorgesteld in het wetsvoorstel. De indieners stellen tevens voor de sectorplafonds voor de fosfaatproductie in de varkens- en pluimveehouderij hierop aan te passen door alleen de verwachte opbrengst van de opkoopregelingen van de productie in 2024 af te trekken. De voorgestelde stikstofplafonds blijven gehandhaafd, omdat deze ook zonder afroming naar verwachting gehaald worden. Gelet op de ontwikkelingen in de melkveehouderij stellen zij hier een beperkte verlaging van het sectorplafond voor de fosfaatproductie voor.
Enkele aanvullende overwegingen zijn dat de door de indieners aangepaste plafonds nog steeds een verhoging van het fosfaatplafond voor de melkveehouderij en een verlaging van de fosfaatplafonds voor de varkens- en de pluimveehouderij betekenen ten opzichte van die in de consultatieversie van het wetsvoorstel. De indieners willen er verder op wijzen dat met de aangepaste plafonds sprake zou zijn van een daling van de fosfaatproductie in respectievelijk de melkveehouderij, de varkenshouderij en de pluimveehouderij van respectievelijk 4, 22 en 14% ten opzichte van 2020. Een laatste overweging is dat met name in de pluimveehouderij, maar ook in de varkenshouderij, al een (groot) deel van de mest verwerkt en buiten de landbouw afgezet wordt.
Flach Vedder
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36618-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.