36 617 Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek)

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 3 december 2024

Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek en hebben hierover mede namens het lid van de OPNL-fractie enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek. De VVD steunt de hierin opgenomen doelstelling snel te handelen ter verlichting van de alleenverdienersproblematiek, rekening houdend met het verzoek om snelle behandeling van de Staatssecretaris Participatie en Integratie.2 Deze leden hebben nog enkele vragen over de praktische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van deze wet.

Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA mede namens OPNL

Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat in de huidige wet- en regelgeving op het vlak van sociale zekerheid, sprake is van verschil in definiëring en in begripsbepaling. Dit heeft gevolgen voor de toegang tot voorzieningen voor de burger en voor de uitvoerbaarheid van regelingen.

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en OPNL hebben in dat kader nader kennis genomen van de omschrijving van het begrip «eenverdiener» in de memorie van toelichting en het begrip «huishouden» in het wetsvoorstel.

In een eerdere versie van het wetsvoorstel dat voorlag voor internetconsultatie, werd ten aanzien van de wijziging van artikel 35a, het begrip «gezin» gehanteerd. In de huidige versie van het wetsvoorstel wordt in artikel 35a het begrip «huishouden» gehanteerd. Dit begrip «huishouden» wordt in het wetsvoorstel echter niet nader gedefinieerd. Het begrip «huishouden» wijkt af van het begrip «gezamenlijke huishouding» in artikel 4 van de Participatiewet. In hoeverre wordt het begrip «huishouden» in het wetsvoorstel breder gedefinieerd dan het begrip «gezamenlijke huishouding»? Wordt daarbij ook rekening gehouden met de constatering in o.a. de «Staat van de Uitvoering 2023» dat de gezamenlijke leefsituatie van burgers tegenwoordig veel verschillende vormen kent en dat deze vormen niet altijd vallen binnen het bereik van de huidige definiëring van een gezamenlijke huishouding?

Naar aanleiding van de toepassing van de afwegingskaders van het rapport «Gelijk recht doen» vernemen wij graag van de regering hoe deze een laagdrempelige en gelijke toegang tot deze regeling mogelijk maakt voor de doelgroep die niet valt onder een ambtshalve toekenning. De omgang met het aspect doenvermogen is toegelicht, waarbij is ingegaan op het belang van voorlichting en communicatie. Echter de omgang met het aspect denkvermogen en sociale kwetsbaarheid zijn nog niet belicht.

Ten aanzien van de handhaving wordt in de memorie van toelichting gesteld dat artikel 18a, 58 en 59 van toepassing zijn bij het overtreden van de inlichtingenplicht. Kan de regering aangeven in hoeverre dit proportioneel is wanneer de vaste tegemoetkoming, ambtshalve dus zonder schriftelijke aanvraag geschiedt?

Vragen van de leden van de VVD-fractie:

  • 1. Zijn alle gemeenten op dit moment al goed voorbereid, als het wetsvoorstel wordt aangenomen en per 1 januari 2025 in werking treedt, om de verhoging in uitvoeringslasten te ondervangen of krijgen zij tijdelijk de mogelijkheid om voldoende ondersteuning en middelen om het wetsvoorstel zo effectief mogelijk uit voeren, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

  • 2. De VNG stelt op dit moment een ondersteuningsstructuur op voor gemeenten, met hierin een handreiking. Kan de regering verzekeren dat alle gemeenten voldoende ondersteuning krijgen om uniformiteit en rechtmatigheid te waarborgen, gezien de discretionaire bevoegdheid van gemeenten, die potentieel kan leiden tot verschillen in de uitvoering per gemeente?

  • 3. Welke stappen onderneemt de regering om ervoor te zorgen dat burgers die getroffen worden door de alleenverdienersproblematiek, volledig geïnformeerd zijn over hun recht op deze tegemoetkoming en de procedure die gevolgd wordt, zodat onzekerheid en verwarring wordt voorkomen?

  • 4. Is er een duidelijk gedefinieerde tijdlijn voor de evaluatie van het voorstel, inclusief prestatie-indicatoren om de effectiviteit van de uitkeringen en de handhaving te meten? Hoe wordt het succes van het voorstel gekwantificeerd en hoe wordt alle verkregen informatie gebruikt voor toekomstige beleidsontwikkeling, gezien de ambitie van de regering om tot een eerlijker fiscaal en toeslagenstelsel te komen waarin werken meer loont?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk woensdag 4 december 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vos

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/2025, 36 617, B.

Naar boven