Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36611 nr. J |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36611 nr. J |
Vastgesteld 16 januari 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 26 november 2024 een gesprek gevoerd over:
– het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen (36 611);
– de brief van de griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei d.d. 27 november 2024 inzake verslag van een schriftelijk overleg met de Minister van Klimaat en Groene Groei over appreciatie amendementen bij wetsvoorstel voor beëindiging van de salderingsregeling (EK 36 611, letter B);
– de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 11 november 2024 inzake toezegging gedaan tijdens het wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2025 van 4 november 2024, over wetsvoorstel voor beëindiging van de salderingsregeling (TK 36 611, nr. 22).
Van dit gesprek brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Kluit
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Karthaus
Voorzitter: Van Langen-Visbeek
Griffier: Karthaus
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Aelst-den Uijl, Van Ballekom, Crone, Geerdink, Van Langen-Visbeek, Panman, Schalk en Van Strien,
alsmede de heer Van Dijk, de heer Smit en de heer Topp.
Aanvang 20.15 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, allemaal. Mijn naam is Andrea van Langen. Ik ben vanavond uw voorzitter. Welkom bij deze bijeenkomst van de commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, en de commissie voor Financiën. Vanavond hebben we een gesprek met de Autoriteit Consument & Markt over het wetsvoorstel Wet beëindiging salderingsregeling. In het bijzonder welkom aan de sprekers van de ACM. Dat zijn de heer Smit, de heer Van Dijk en de heer Topp. Geweldig dat u op zo'n korte termijn vanavond bij ons aanwezig kunt zijn. Uiteraard hartelijk welkom aan alle volhouders, die vandaag ook bij deze bijeenkomst aanwezig zijn.
We gaan het als volgt doen. De ACM begint met een inleiding van ongeveer vijftien minuten. Hierin wordt ingegaan op de amendementen die in de Tweede Kamer zijn ingediend bij deze wet en de brief van de ACM over de uitvoerbaarheids- en de handhaafbaarheidstoets. Daarna is er ruimte voor vragen. Ik stel voor dat ik steeds een drietal mensen een vraag laat stellen. Dat is ook het moment om u even voor te stellen aan de mensen die hier aanwezig zijn. Als iedereen aan de beurt geweest is, kijken we of er nog tijd en gelegenheid is voor een tweede ronde en of daar nog behoefte aan is. We hopen dit – we verwachten het gewoon; we gaan ervoor – om 21.15 uur af te ronden.
Ik wil als eerste het woord geven aan de heer Smit. Ik wil hem gelijk vragen om zijn collega's even aan ons voor te stellen. Meneer Smit, aan u het woord.
De heer Smit:
Goedenavond. Dank voor deze uitnodiging. Het is ons gelukt om hier te zijn. Mijn naam is Jochen Smit. Ik ben teammanager bij de ACM van het team dat toezicht houdt op de bescherming van consumenten tegen schadelijk gedrag van energieleveranciers. Aan mijn linkerkant zit Tom Topp. Hij is wetgevingscoördinator bij de ACM. Aan mijn rechterkant zit Willem-Rutger van Dijk. Hij is adviseur Energie bij de ACM.
Vandaag geven wij een toelichting op de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets die de ACM in september heeft uitgebracht op het wetsvoorstel Wet beëindiging salderingsregeling. De ACM is een onafhankelijke en marktbrede toezichthouder die zich sterk maakt voor goedwerkende markten voor mensen en bedrijven. Onderdeel daarvan is het toezicht op de energiemarkt. Daar houden wij ons dagelijks mee bezig. We controleren bijvoorbeeld de redelijkheid van tarieven en beoordelen of leveranciers zich aan de regels en gemaakte afspraken houden. Wij krijgen veel vragen over de salderingsregeling en over de structuren van terugleverkosten en terugleververgoedingen. Ik zie als toezichthouder dat de complexiteit van de energierekening voor de consument toeneemt met de terugleververgoedingen, de terugleverkosten en de afschaffing van de salderingsregeling. Wij vinden het belangrijk dat iedereen mee kan doen in de energietransitie.
De ACM concludeerde in de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets dat het wetsvoorstel handhaafbaar en uitvoerbaar is en gaf daarbij drie aanvullende punten mee: ten eerste het opnemen van een definitie van een redelijke vergoeding, ten tweede het toekennen van de bevoegdheid om een minimumterugleververgoeding vast te stellen en ten derde het bieden van een mogelijkheid voor consumenten met een langlopend contract om zonder opzegvergoeding het contract op te zeggen bij een eenzijdige contractwijziging na 1 januari 2027. Twee van die drie punten zijn overgenomen in het wetsvoorstel. De ACM heeft alleen niet de bevoegdheid gekregen om als handhavingsinstrument een minimumvergoeding op te kunnen leggen aan een individuele leverancier. Dit betekent in de praktijk dat de ACM minder effectief kan handhaven dan met zo'n bevoegdheid. Daarnaast maakt dit de compensatie van consumenten voor geleden schade ingewikkelder.
Ik zal in deze inleiding eerst stilstaan bij de werking van de huidige salderingsregeling en de structuur van terugleverkosten en terugleververgoedingen. De ACM verwacht dat ook na afschaffing van de salderingsregeling meerkosten voor leveranciers zullen blijven bestaan en daarmee de prikkel om terugleverkosten te blijven hanteren. Bij de toelichting bij de situatie na afschaffing van de salderingsregeling zullen we in het bijzonder stilstaan bij de effecten van de amendementen die door de Tweede Kamer, na het uitbrengen van onze UHT in september, zijn aangenomen. De ACM heeft de Minister er eerder over geïnformeerd dat deze amendementen uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Sommige amendementen vormen niet enkel een aanvulling op het voorliggende wetsvoorstel maar ook op de Energiewet. Het wetsvoorstel om de salderingsregeling af te schaffen gaat in op 1 januari 2027, terwijl de Energiewet na uw instemming naar verwachting eerder in werking zal treden. Dat betekent dat de ACM in de tussentijd het toezicht zonder verdere aanvullingen zal moeten uitoefenen.
Ik begin even bij de situatie van vandaag. Op dit moment mag de consument met zonnepanelen jaarlijks salderen. Dat betekent dat hij de hoeveelheid elektriciteit die hij zelf opwekt en niet meteen zelf gebruikt, mag wegstrepen tegen de hoeveelheid gebruikte elektriciteit, en dit afrekent op zijn elektriciteitsrekening. Dat is voordelig voor de consument. Het maakt daardoor immers niet uit wanneer hij de stroom opwekt en wanneer hij die gebruikt. Ondertussen is er wel een marktprijsverschil van de stroom. Ik heb het dan over de momenten dat de zonnepanelen elektriciteit opwekken en de momenten waarop de consument de stroom gebruikt. Dit prijsverschil leidt tot kosten bij de leverancier. De leverancier rekent deze kosten door aan de klanten. De energieleverancier doet dat bijvoorbeeld door deze kosten over alle klanten te verdelen, door het verhogen van het vastrecht of door terugleverkosten te rekenen aan consumenten met zonnepanelen. De ACM houdt er toezicht op dat de tarieven redelijk zijn en kijkt daarbij ook naar de componenten vastrecht en terugleverkosten. Dat doen we door doorlopend te controleren of de tarieven die worden gerekend, zijn gebaseerd op echt gemaakte kosten en bestaande risico's, bijvoorbeeld door bewijsstukken op te vragen of in de systemen van de leveranciers te kijken. Als wij zien dat tarieven onredelijk zijn, handhaven wij en zorgen wij ervoor dat de energieleverancier die aanpast.
In het toezicht op de tarieven zien wij dat de leverancier vanwege de salderingsregeling niet alleen extra kosten maakt voor consumenten met zonnepanelen. De leverancier maakt voor deze groep consumenten ook kosten door hoge inkoopkosten en hoge onbalanskosten. Het is, denk ik, goed om te benadrukken dat deze twee kostenposten niet rechtstreeks met salderen te maken hebben en dus zullen blijven bestaan na afschaffing van de salderingsregeling.
Dan de situatie van de toekomst. Vanaf 1 januari 2027 kan de consument, in het geval de salderingsregeling wordt afgeschaft met het voorliggende wetsvoorstel, zijn opgewekte stroom niet meer wegstrepen tegen gebruikte stroom op een ander moment. Vanaf dat moment gaat hij een redelijk tarief betalen voor de stroom die hij afneemt en moet hij daarnaast een redelijke terugleververgoeding krijgen voor de stroom die hij teruglevert. De ACM houdt toezicht op de redelijke leveringstarieven en op de terugleververgoeding, die redelijk moet zijn. Hierbij gelden twee beschermende beperkingen aan de minimale terugleververgoeding. Eén. In de periode vanaf 1 januari 2027 tot 1 januari 2030 bedraagt de terugleververgoeding minimaal 50% van de voor levering overeengekomen prijs. Onder de Energiewet geldt dat de terugleververgoeding niet negatief mag zijn. Vanaf 1 januari 2027 geldt dat dit gemeten wordt over de periode van een maand. Hoewel de leverancier vanaf 1 januari 2027 niet langer terugleverkosten hoeft te rekenen om de kosten van de salderingsregeling te dekken, zullen de meerkosten voor huishoudens met zonnepanelen naar alle waarschijnlijkheid blijven staan als gevolg van die eerdergenoemde hogere inkoopkosten en onbalanskosten. Die meerkosten kan de leverancier overigens ook op een andere manier doorberekenen dan via het tariefcomponent terugleverkosten. Het kan ook een hoger tarief per afgenomen eenheid elektriciteit of een lagere vergoeding per eenheid teruggeleverde elektriciteit zijn. De ACM houdt toezicht op de redelijkheid van het hele pakket tarieven en blijft daar dus ook in de toekomst de meerkosten in meenemen, ongeacht de wijze waarop de leverancier die doorrekent.
Nu zal mijn collega Willem-Rutger van Dijk een voor een de aangenomen amendementen met u langslopen. Het zijn amendementen die de taakuitoefening van de ACM raken.
De heer Van Dijk:
Ik start bij het amendement op stuk nr. 7, over het verbod op een negatieve vergoeding bezien over de periode van ten minste een maand. In de Energiewet is opgenomen dat de vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit niet kan worden vastgesteld op een negatief bedrag. Die moet minimaal € 0 zijn. Het amendement regelt dat dit bedrag moet worden bezien over de periode van ten minste een maand. De ACM ziet het amendement als een reparatie op de Energiewet. Het verbetert de uitvoerbaarheid van het verbod op een negatieve vergoeding in relatie tot dynamische contracten. Die verbetering wordt effectief vanaf 1 januari 2027.
Dan het amendement op stuk nr. 11, over het markttoezicht door de ACM uitbreiden met het toezicht op het aanbod op terugleveringsovereenkomsten. Het amendement breidt het toezicht van de ACM op de concurrerende, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare, transparante, redelijke en niet discriminerende leveringsprijzen uit naar de vergoedingen, kosten en voorwaarden voor teruglevering, dus ook op de teruglevering naast de levering. De ACM ziet het amendement als een nuttige aanvulling op de Energiewet. Ter bevordering van het toezicht kan de ACM bijvoorbeeld een bindende gedragslijn opleggen aan een leverancier of een andere marktdeelnemer om vergelijkbaarheid van contracten te vergroten.
Dan het amendement op stuk nr. 16, over een verbod op het bij huishoudens en micro-ondernemingen in rekening brengen van discriminatoire of niet direct of indirect aan teruglevering gerelateerde kosten. Het amendement verbiedt een leverancier of marktdeelnemer om een consument kosten in rekening te brengen die niet direct of indirect gerelateerd zijn aan teruglevering of aan andere activiteiten als actieve afnemer. Met andere woorden, consumenten met zonnepanelen betalen alleen voor de kosten die zij veroorzaken. Leveranciers mogen daadwerkelijk gemaakte meerkosten, die inkoopkosten en onbalanskosten waar de heer Smit het net over had, wel in rekening brengen, ook nog steeds via terugleverkosten aan consumenten met zonnepanelen. Maar de socialisering van kosten van consumenten zonder zonnepanelen naar consumenten met zonnepanelen is niet toegestaan.
Het amendement op stuk nr. 21 regelt overigens dat socialisatie andersom, van huishoudens mét zonnepanelen naar huishoudens zónder, ook niet is toegestaan. Beide amendementen, de amendementen op de stukken nrs. 16 en 21, zijn een aanscherpende aanvulling op het toezicht op de redelijke tarieven en vergoedingen. Dit betekent dat leveranciers duidelijk onderscheid zullen moeten maken tussen de kosten voor consumenten met zonnepanelen en consumenten zonder zonnepanelen. Het amendement op stuk nr. 16 regelt daarnaast dat er met een algemene maatregel van bestuur regels gesteld worden over de wijze waarop marktdeelnemers kosten en voorwaarden in rekening brengen voor het terugleveren van elektriciteit. Met de AMvB kan bijvoorbeeld het in rekening brengen van terugleverkosten worden ingeperkt. Dit is voor de vergelijkbaarheid bevorderlijk. Het is overigens opvallend dat de AMvB alleen ziet op kosten en voorwaarden van teruglevering, maar niet op de vergoeding. Ook voor de vergoeding is het wenselijk dat aanvullende regels worden gesteld. Ik ga daar zo meteen op in bij het amendement op stuk nr. 17. Het amendement verbiedt daarnaast nog om op niet-objectieve gronden onderscheid te maken in het aanbod aan actieve afnemers die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming zijn enerzijds, en aan andere eindafnemers anderzijds. Met andere woorden, dit betekent dat leveranciers niet zonder meer klanten mogen weigeren omdat ze zonnepanelen hebben.
Dan het amendement op stuk nr. 17, over de redelijke vergoeding op minimaal 50% van de leveringsprijs vaststellen tot 1 januari 2030. Het amendement regelt dat een consument met een leverings- en terugleveringsovereenkomst bij één leverancier een vergoeding ontvangt voor teruggeleverde elektriciteit die minimaal 50% is van de voor levering overeengekomen prijs. In onze UHT over het beëindigen van de salderingsregeling heeft de ACM over de indertijd niet-negatieve terugleververgoeding opgemerkt dat de marktdeelnemer gemaakte kosten op andere manieren alsnog in rekening kan brengen. Een hogere minimumvergoeding kan bijvoorbeeld omzeild worden met een hoger vast recht of terugleverkosten. Dat geldt ook bij die 50%. Het amendement maakt verder niet expliciet dat de tariefperiode voor levering en teruglevering dezelfde zijn en wat de voor levering overeengekomen prijs behelst. De ACM zal bij het uitblijven van een verduidelijking bij handhaving zelf voor een invulling kiezen, bijvoorbeeld de prijs per kilowattuur en per tariefperiode, met uitzondering van daarvoor te berekenen belastingen en heffingen, dus het kale leveringstarief.
Vervolgens het amendement op stuk nr. 19, over het kosteloos kunnen opzeggen van een contract indien dat wijzigt als gevolg van de afschaffing van de salderingsregeling. Op het moment van beëindiging van de salderingsregeling is er mogelijk een kleine groep consumenten die een vaste overeenkomst voor bepaalde tijd heeft afgesloten, bijvoorbeeld in het afgelopen jaar, en die doorloopt nadat de salderingsregeling op 1 januari 2027 is beëindigd. In de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets heeft de ACM aandacht gevraagd voor deze groep, die dus in het afgelopen jaar een langlopend contract van drie jaar of langer heeft afgesloten dat doorloopt tot na de afschaffing van de salderingsregeling en die hier geen rekening mee kon houden. Het amendement biedt de consumenten die een overeenkomst hebben bij dezelfde leverancier de mogelijkheid om kosteloos een contract op te zeggen nadat de leverancier de voorwaarden eenzijdig wijzigt als gevolg van het beëindigen van de salderingsregeling.
Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 21, over aan teruglevering gerelateerde kosten alleen in rekening brengen bij actieve afnemers. Dat amendement schrijft voor dat kosten die samenhangen met de teruglevering door consumenten met zonnepanelen, alleen in rekening mogen worden gebracht bij deze groep consumenten. Zoals ik zei, zorgen de amendementen op de stukken nrs. 16 en 21 er samen voor dat er geen kosten kunnen worden gesocialiseerd tussen de groep klanten met zonnepanelen en de groep klanten zonder zonnepanelen.
Daarmee besluit ik de toelichting bij de amendementen. Wij beantwoorden graag uw vragen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat meneer Topp niks meer gaat zeggen. Oké. Dan zijn we toegekomen aan de vragen. Ik denk dat ik begin aan de linkerkant. Meneer Crone, u mag de eerste vraag stellen. We doen één vraag per persoon. Ik ga daarna door tot mevrouw Geerdink.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Het is ingewikkeld, dus ik ga het bandje nog zes keer terugluisteren, zeker het laatste deel. Dat is namelijk heel moeilijk te volgen. Dat verwijt ik u zeker niet, want wij zijn er ook door overvallen dat er amendementen zijn ingediend, waarover geen minuut discussie heeft plaatsgevonden in de Kamer. Er was geen vraag- en antwoordspel daarover. Ook de annotatie van de Minister was heel kort, namelijk: het is eigenlijk in strijd met de vrijheid van contract, maar toch oordeel Kamer. Mijn eerste vraag gaat daarover. Ik ken geen enkel onderdeel in de energiesector waarin we de specifieke kosten van een bepaald soort energie niet kennen. In dit geval gaat het om zonne-energie van bij mensen op het dak en niet om zonne-energie van weides en ook niet om windmolens of kernenergie. Het kan mijn fout zijn dat ik een dergelijk onderdeel niet ken, maar we willen weten wat de kosten precies zijn. De mensen die deze energie gebruiken, moeten die betalen en mogen die niet socialiseren, zoals u zegt, met een ander. Dit verrast mij zeer, want als nou iets in strijd is met de contractvrijheid, dan is dit het wel.
Ik was zeer gecharmeerd van jullie voorstel. Als er een minimumtarief is voor de terugleververgoeding, dan weet je: dit is het tarief, dus als ik zon wil kopen van iemand of als ik zon wil verkopen, dan gaat de concurrentie over wie er een centje meer wil betalen dan het minimumtarief. Dan heb je een marktprikkel om de laagste prijs te vragen. Als klant heb je de prikkel om de beste leverancier te zoeken en de leverancier moet de laagste kosten zien te realiseren, want anders kan de klant de hoge prijs niet betalen. Zo ziet marktwerking eruit. Dit vind ik een beetje een communistisch plan. Vergeef me! Dit gaat over het heel precies weten waar de kosten zitten die iemand met zijn zonnepanelen heeft veroorzaakt bij de leverancier.
Ik rond af, voorzitter. Ik ben heel verbaasd dat deze discussie helemaal niet heeft plaatsgevonden, want dit is een heel wezensvreemd elementje. De Minister heeft bij alle punten «contractvrij» gezegd, behalve hierbij. De vervolgvraag is natuurlijk: wat zijn de kosten die mijn zonnepanelen veroorzaken? Daar hebben we vandaag ook veel met elkaar over gesproken. Wat zijn de balanskosten? Daar ga ik niet zelf over. Dat is de inschatting van de leverancier. Dit gaat bijvoorbeeld ook over de reclame die de leverancier voor zonnepanelen maakt. Als hij maar weinig klanten heeft of alleen ik, moet ik dan alle reclamekosten betalen? We hebben in de Energiewet een splitsing aangebracht om juist binnen een concern ... Het zijn concerns met dochterondernemingen, ook nog met gas en grootverbruikers. Hoe gaat u voorkomen dat ze stiekem kosten in beeld brengen, kosten die ik moet betalen? Wanneer gaan ze kosten bij mij in rekening brengen, bijvoorbeeld de kosten van te veel koffieautomaten of te veel balanskosten die niet nodig zijn? Ik heb nog 27 andere vragen, maar dit sluit wel aan bij wat we geprobeerd hebben bij het ministerie. Wat ik vraag, is dus niet heel vreemd.
De voorzitter:
Gelukkig bent u de eerste. Dan geef ik nu het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Schalk van de SGP-fractie! Laat ik me concentreren op het verschil tussen de mensen met zonnepanelen en zonder zonnepanelen. Als je naar de situatie nu kijkt, wat betekent dat dan voor mensen die geen zonnepanelen hebben? Betalen die nu mee met het geheel? Hebben die een nadeel, omdat er nu mensen met zonnepanelen zijn? Zij doen daar niet aan mee, maar betalen wel mee. Hoe wordt dat straks? Wat betekent de afschaffing van de salderingsregeling voor de mensen zonder zonnepanelen?
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Geerdink en dan zijn de genodigden aan zet om de vragen te beantwoorden.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dank u wel. Ik wil graag mijn beurt doorgeven aan mijn collega van de VVD. Wij zijn met z'n tweeën.
De heer Van Ballekom (VVD):
Wij zijn weliswaar met z'n tweeën, maar van één partij. Dat kan de heer Crone niet zeggen!
Dank voor de toelichting. Vele elementen kwamen al terug in de schriftelijke beantwoording, dus die komen ons bekend voor. Het inhoudelijke debat over de salderingsregeling hebben we eigenlijk voor de zomer al gevoerd met Minister Jetten. Ik ben blij dat de ACM concludeert dat de wet handhaafbaar en uitvoerbaar is, zeker als er met drie punten rekening wordt gehouden. Twee daarvan zijn er inderdaad verwezenlijkt. Een betreft de minimumvergoeding. Dat is een openstaand punt. Mijn concrete vraag is: wordt daardoor de wet niet-uitvoerbaar?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Wie kan ik als eerste het woord geven om deze vragen te beantwoorden?
De heer Smit:
Dank u wel voor uw vragen. Ik zal ze een voor een langslopen. Ik begin met de vraag van de heer Crone. Hij vraagt eigenlijk met zoveel woorden hoe de ACM een toerekening naar een kostenplaats vaststelt. Daar doen wij onderzoek naar. Wij zijn gewend om vanuit onze toezichthoudende rol onderzoek te doen naar ondernemingen, netbeheerders, met betrekking tot het toerekenen van kosten. Dat zal hier ook moeten gebeuren. Het is wel iets wat tijd en capaciteit kost. We zullen uiteraard moeten kijken naar wat er gebeurt op de entiteit van de vergunninghoudende leverancier die daadwerkelijk de levering doet, en naar wat er gebeurt op portfolioniveau en hoger niveau. De vraag is natuurlijk altijd welke toerekening waar hoort. Ik denk dat we onze accountants daar nog wel vaker over zullen horen. Maar het lijkt me sterk dat het niet kan; ik denk dat het een optie is, waarbij we dan het gesprek kunnen voeren over de vraag welke kostenplaats waar hoort.
De tweede vraag, van de heer Schalk, ging over het gevolg van het beëindigen van de salderingsregeling voor mensen zonder zonnepanelen. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf: er zijn een aantal kosten die worden veroorzaakt op dit moment, met name voor mensen met zonnepanelen, waarbij de salderingsregeling echt de grote groep kosten voor haar rekening neemt. De onbalanskosten en de inkoopkosten zullen blijven, met name vanwege het moment waarop de energie wordt gebruikt en dus de inkoop moet plaatsvinden. Dat is vaak een duur moment, omdat op de goedkope momenten nou net die zonnepanelen zelf opwekken. Wat er zal gebeuren met de afschaffing, is dat er veel minder kosten te verdelen zijn. Er zijn sowieso al minder kosten om te verdelen, ook onder mensen zonder zonnepanelen. We hebben in deze regeling natuurlijk ook gezien dat er een toerekening plaatsvindt.
Als we de toerekening, waar de heer Crone het net over had, hebben berekend en daar een toewijzing voor hebben, gaan we ervan uit dat er nog zeer beperkt een socialisering zal plaatsvinden. Het wordt goedkoper, want er zijn minder kosten te verdelen over de mensen. De salderingsregeling kost heel veel geld voor de leverancier, vanwege het marktprijsverschil. Die kosten worden verdeeld over alle klanten op dit moment. Dat valt helemaal weg. In de andere groep zijn er nog steeds kosten. De vraag is of je dat helemaal precies kunt pinpointen. Uiteindelijk zul je op een en ander een toerekeningsmodel moeten loslaten. Er loopt niet één lijn van uw huis naar een zonnepaneel of een zonnewijzer. Er is dus altijd een toerekening; dat klopt. Ik denk dat we daar zekerheid aan kunnen verbinden.
De vraag over de handhaafbaarheid wil ik graag aan mijn collega doorgeven.
De heer Topp:
De heer Van Ballekom vroeg: wordt de wet niet-uitvoerbaar als we het instrument van de minimumvergoeding niet hebben? U zult mij niet horen zeggen dat de wet niet-handhaafbaar en niet-uitvoerbaar is. Maar met het instrument zou het efficiënter zijn geweest. We hebben namelijk in de huidige wetgeving al een vergelijkbaar instrument waarmee wij ervaring hebben. Een van de voordelen daarvan is dat, als de ACM komt tot een minimumvergoeding – ik chargeer nu even – dit de nieuwe prijs wordt voor de betreffende leverancier, van rechtswege. Dat scheelt voor de consumenten, de afnemers van die leverancier, vervolgens een civiele rechtsgang, omdat hun tarief wordt omgezet naar het nieuwe tarief. Als wij een boete uitdelen, heeft dat natuurlijk een preventieve werking en dergelijke, maar daarmee is de consument niet gecompenseerd. Die zal dan een civiele vordering moeten instellen. Ik hoop dat dit uw vraag beantwoordt.
De heer Van Ballekom (VVD):
De wet blijft uitvoerbaar en handhaafbaar. Dat is voor ons een belangrijke constatering.
De heer Topp:
Correct. We hebben nog steeds een aantal andere instrumenten, waaronder de last onder dwangsom, de bindende aanwijzing, de bindende gedragslijn en de boete. Dat is dan alleen een wat langere weg om een rechtvaardige situatie te bereiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Aelst.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Lies van Aelst, Kamerlid voor de SP. Als de voorzitter het mij toestaat, heb ik eigenlijk twee vragen. De ene vraag is of er nu geen stapeling voor consumenten gaat komen, ook gezien het rapport-Berenschot, dat onlangs is opgeleverd. Daarin staat dat de netbeheerder zijn tarieven kan gaan differentiëren, waardoor er nog steeds een terugleverboete zal zijn, maar er geen saldering meer zal zijn. De consument zal daardoor mogelijk meer netbeheerkosten moeten betalen. Als iemand meer teruglevert en kosten veroorzaakt, moet degene die kosten betalen. Mijn eerste vraag gaat dus over de mogelijke stapeling, zeker gezien het rapport van Berenschot, dat in oktober is opgeleverd en waar het ministerie mogelijk nog iets mee gaat doen.
De andere vraag gaat over het volgende. De nadruk wordt er nu heel erg op gelegd dat de consument moet betalen voor wat hij kennelijk aan netcongestie of aan verbruik veroorzaakt. Wordt dat bij bedrijven net zozeer gedaan? Moet een bedrijf per teruggeleverde kilowattuur op dezelfde manier bijdragen? Moet een bedrijf per geleverde kilowattuur en per veroorzaakte netcongestie op dezelfde manier bijdragen? Het kan namelijk niet zo zijn dat er nu aan de ene kant voor de consument eigenlijk best wel veel boetes komen, maar dat aan de andere kant bedrijven die misschien nog wel meer netcongestie veroorzaken, volledig buiten de wind worden gehouden. Ik ben heel benieuwd hoe die verhouding is.
De voorzitter:
Gelukkig heeft u de vragen kort gehouden, mevrouw Van Aelst. Dan geef ik nu het woord aan de heer Panman. Mevrouw Van Aelst zegt dat ze lang moest wachten. Dat is zo, maar het komt allemaal goed.
De heer Panman (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Op dit moment hebben we marktprijsverschillen. In de zomer is de prijs waarschijnlijk wat lager dan in de winter, omdat de zon in de zomer schijnt en in de winter niet. Als we kijken naar de productie van zonne-energie, dan wordt slechts 40% van de zonne-energie opgewekt door huishoudens. Het merendeel wordt buiten de huishoudens om op zonneweides onder de SDE-regeling geproduceerd. Als het dan gaat over de marktprijsverschillen, dan zien we dat de zonneweides 's zomers de prijs extra drukken, waardoor er nu wordt gezegd: de saldering is in de winter heel ongunstig, omdat de prijs in de winter veel hoger is. De energieleveranciers hebben er echter zelf aan meegewerkt dat we een lagere prijs in de zomer hebben.
Dan de terugleverkosten. De dis-/onbalanskosten mogen doorbelast worden. Daarbij zie je eigenlijk hetzelfde effect. Want wanneer ontstaat er onbalans? Dat is als er meer of minder geproduceerd c.q. gevraagd wordt dan er geprognotiseerd is. De energieleveranciers hebben zelf zowel wind op land en op zee als zonneweides. Ze produceren zelf dus het merendeel van de wiebelstroom. Zij veroorzaken hoofdzakelijk de onbalans. De huishoudens zijn voor slechts 7% van de totale energie verantwoordelijk. Hoe gaat de ACM dit nu uitfilteren? Hoe gaat de ACM hier nu achteraan, zodat de huishoudens niet te veel in rekening wordt gebracht?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Panman. Dan de heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Gom van Strien, PVV. Dank voor uw introductie. Ik zou graag een voorbeeld met cijfers willen noemen, in de hoop dat u het dan voor mij kunt verduidelijken. Dan gaat het met name over het amendement-Bontenbal op stuk nr. 7. Stel, we hebben een consument die 10 kilowattuur per dag aan zonne-energie produceert. Hij verbruikt 6 kilowattuur in diezelfde 24 uur. Maakt het dan verschil als hij die 6 kilowattuur midden op de dag gebruikt, dus op het moment dat hij ook produceert, ten opzichte van als hij overdag die energie opwekt en het 's nachts verbruikt? Ik begrijp namelijk dat de negatieve vergoeding over een periode van een maand eigenlijk een soort saldering over een maand is in plaats over een jaar, zoals vroeger. Als het zo is dat je nu een soort van saldering over een maand hebt, dan is dat, dunkt mij, een behoorlijk probleem voor mensen die ofwel geen slimme meter hebben ofwel geen werkende slimme meter hebben. Dat is dus mijn vraag.
De voorzitter:
Dank u wel. Nou, het zijn weer drie hele verschillende vragen. Succes!
De heer Van Dijk:
Dank u, voorzitter. Ik zal starten met de laatste vraag. Het amendement op stuk nr. 7 ziet in het bijzonder op huishoudens met dynamische contracten. Het gaat namelijk over een periode van een maand. Juist bij die dynamische contracten is er sprake van verschillende uurprijzen, dus ieder uur kan er een andere prijs zijn. Dat kan in de praktijk betekenen dat die prijs negatief is. In de zomer, op een zomerse dag als de zon hard schijnt, kunnen prijzen negatief zijn. Het idee van een dynamisch contract is ook dat je daarmee de marktprijs die ontstaat, op de spotmarkt kunt volgen. Je kunt dus echt meedoen met lage prijzen en daarvan profiteren. Dat betekent ook dat als je zelf zonnepanelen hebt en ook teruglevert aan het net met een dynamisch contract, je daarmee ook die dynamische prijzen volgt. Dat kan in de praktijk betekenen dat je dan op het terugleveren van elektriciteit geld moet toeleggen. In de Energiewet is geregeld dat dat niet kan; dat moet minimaal nul zijn. Dit amendement is ervoor bedoeld om dat te bezien over een maand, zodat je niet ieder uur kijkt of het nul of –€ 0,05 enzovoorts is, maar zodat je alle bedragen van al die uren over een hele maand middelt, waarbij dat gemiddelde dan minimaal nul moet zijn. Dat betekent niet dat daarbij saldering plaatsvindt; dat betekent alleen dat we bij de controle van deze tarieven of vergoedingen kijken of het gemiddelde van die vergoeding over een maand gezien nul is. Dat is het nemen van een gemiddelde. Er wordt dus niet gesaldeerd, met wegstrepen en weer terugkrijgen, zoals we het nu kennen onder de salderingsregeling.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Maar er wordt toch wel gesocialiseerd naar anderen zonder dynamisch contract?
De voorzitter:
Meneer Crone heeft een verhelderende vraag.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Gaat het dan ook om socialiseren? Je hebt met je dynamische contract dan namelijk wel de lusten, maar als het te negatief wordt, heb je niet de lasten, want je gemiddelde moet op nul eindigen. Anders zou het ook geen zin hebben, want als je per saldo altijd boven de nul zit, is het een loos abonnement. Maar kennelijk bestaat er de behoefte dat als je in de zomer heel veel zou moeten betalen, je dat dan niet hoeft te betalen. Maar dat doet iemand anders dan, want de kosten zijn er.
De heer Van Dijk:
Dit amendement is er echt voor bedoeld dat er geen situatie ontstaat waarbij dat dynamische contract en de werking daarvan ondermijnd worden. De wetgever of de indiener van het amendement – dit amendement is ook aangenomen in de Tweede Kamer – heeft hiermee bedoeld dat de situatie nog steeds kan plaatsvinden dat er negatieve prijzen zijn en die ook doorberekend worden. Het klopt dat op het moment dat dat altijd nul zou moeten zijn, er een bepaalde kostenverdeling moet plaatsvinden, want er moet aan die nul worden voldaan. Het amendement dat is aangenomen, repareert die situatie. Tot nu toe is het in de praktijk namelijk nog zo dat het over een maand genomen gemiddeld boven de nul uitkomt. Er zijn enkele uren op een zomerse dag waarop het negatief is, maar door het te middelen, wordt dat probleem eigenlijk opgelost.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Misschien kunt u er later nog eens op terugkomen, want het is toch socialiseren, lijkt me.
De voorzitter:
De heer Schalk wil een vraag stellen.
De heer Schalk (SGP):
Ik zei alleen: dat kan je ook aan de Minister vragen.
De voorzitter:
We gaan even verder met de vraag van de heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Het tweede deel van mijn vraag is nog niet beantwoord. Dat was: hoe zit het met mensen die geen werkende slimme meter hebben? Dat kan bijvoorbeeld zijn doordat ze geen behoorlijk net hebben.
De heer Van Dijk:
Met een dynamisch contract moet een huishouden een slimme meter hebben, omdat er per uur wordt afgerekend. Dat kan niet met een traditionele meter. Een slimme meter in combinatie met dit amendement is dus niet mogelijk.
De heer Van Strien (PVV):
Ik kan u verzekeren dat ik zelf een slimme meter heb en dat de energiemaatschappij bij mij niet kan uitlezen, gewoon omdat ik geen telefoon heb. En ik ben echt niet de enige. Er zijn veel mensen die ergens op een blinde plek wonen – weet ik veel, op de Veluwe of aan de grens – en die wel een slimme meter hebben, maar die niet uitgelezen kan worden.
De heer Topp:
Als ik mag aanvullen: u ziet hier een stapeltje regelgeving. Ik weet dat het ministerie een wetsvoorstel heeft ingediend, maar ik ben even kwijt welk, waarin het een verplichting wordt om een slimme meter te hebben als je zonnepanelen hebt. Ik weet niet wat de stand van zaken is; sorry, ik ken niet de hele nieuwe Energiewet uit mijn hoofd. Het zat volgens mij eerst nog in een ander wetsvoorstel dat het niet gehaald heeft. Afijn, het is verschoven en ik ben soms de weg even kwijt. Het ministerie kan daar heel snel helderheid over verschaffen. De kwestie van niet-werkende slimme meters is erg vervelend, maar dat is een andere kwestie, denk ik, die daar weer los van staat.
De heer Van Strien (PVV):
Maar er zijn een groot aantal mensen die deze hebben.
De voorzitter:
Dat heeft u dan goed gesignaleerd. Dat heeft misschien gevolgen voor de uitvoerbaarheid. Maar er liggen nog een aantal vragen.
De heer Van Dijk:
Ik wil graag vervolgen met de eerste twee vragen. De stapeling van kosten voor consumenten is goed gezien. De salderingsregeling wordt afgeschaft per 1 januari 2027. Er is onlangs inderdaad een rapport verschenen van Berenschot. Dat is uitgebracht door Netbeheer Nederland. Daarin wordt onderzocht of er een mogelijkheid is om meer differentiatie te introduceren in de nettarieven voor kleinverbruikers, lees: consumenten of kleine bedrijven. Dat zou in de praktijk kunnen betekenen dat consumenten die veel elektriciteit afnemen van het net, als een dergelijke differentiatie wordt ingevoerd, dus ook hogere nettarieven zullen betalen. Een dergelijk voorstel moet eerst worden uitgewerkt door Netbeheer Nederland, alvorens de ACM dat in behandeling neemt. Dat is voorlopig nog niet het geval, maar dat is goed opgemerkt.
Ten tweede was vraag B: hoe zit het nou met bedrijven en terugleverkosten? Daarvoor geldt een ander regime. Bedrijven bevinden zich op een andere markt en daar gelden andere tarieven en voorwaarden. Ons toezicht ziet daar ook veel minder op. Dat is een heel ander pakket, om kort te zijn.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van Aelst daar even op wil reageren.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Het is niet zozeer reageren maar een aanvullende vraag. Wanneer wordt gezegd dat degene die de kosten veroorzaakt, de kosten ook moet betalen, dan zou dat toch voor bedrijven niet tot andere kosten per kilowattuur moeten leiden? Het is hetzelfde net. Het is niet zo dat we een zakelijk stroomnet en een privaat stroomnet voor consumenten hebben liggen. Is het straks dan ook eerlijk dat bedrijven voor teruglevering en voor afname dezelfde kosten toebedeeld krijgen als consumenten? Dit is ook een beetje in het verlengde van wat de heer Panman zei over wie bijvoorbeeld de stroom opwekt.
De heer Van Dijk:
In principe is er een concurrerende markt van leveranciers die voor consumenten en voor bedrijven hetzelfde is. Dat betekent dat de prijs daar tot stand is gekomen in een context van concurrentie. In theorie betekent het dat kosten die veroorzaakt worden, ook daar in rekening gebracht worden waar ze gemaakt worden. Feit is dat er met dit voorstel en ook met de Energiewet nu eenmaal wat andere regels gelden voor de huishoudens en micro-ondernemingen, met ook meer bescherming voor de consument. Daardoor kunnen er in de praktijk verschillen zijn. Daarnaast kan een bedrijf een heel ander afnameprofiel hebben dan een huishouden. Dat telt natuurlijk ook mee bij hoe prijzen tot stand komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan rest nog de vraag van de heer Panman, volgens mij.
De heer Smit:
Ja, daar kan ik antwoord op geven. De vraag was, in mijn eigen woorden, hoe de ACM omgaat met het toerekenen van onbalans aan actieve afnemers die wellicht door de leverancier zelf is verergerd. Dat was de uitleg van de heer Panman. Dat is voor een deel min of meer dezelfde vraag als die meneer Crone stelde. Het gaat om toerekening van kosten aan veroorzakers van die kosten. We zullen daar nog steeds onderzoek naar moeten doen. Dat doen wij ook, en daar zijn wij nog lang niet klaar mee, om te kijken hoe wij dat precies moeten toerekenen. Dat is echt een tijdrovende en capaciteit etende activiteit.
Waar ik wel nog wat uitleg over wil geven, is dat het erom gaat een programma te maken. Een programma is een voorspelling van de afname. Aangezien we elektriciteit tot nu toe niet op grote schaal kunnen bewaren, moet dat programma er ook voor de opwek zijn. Je kan niet alleen de opwekkingskant meenemen, je zal ook de afnamekant moeten meenemen. Het verschil daartussen is onbalans. Ik denk dat het belangrijk is om te zien dat het bij de leveranciers gaat om het zo goed mogelijk programmeren van de kosten en die op een zo concreet mogelijke manier toewijzen aan de veroorzakers ervan. Ik zou vooral die afnamekant er ook in willen betrekken.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Panman een korte vervolgvraag heeft.
De heer Panman (BBB):
Onbalanskosten zijn andere kosten dan congestiekosten. Congestie zit in het netwerk, onbalans zit bij de leverancier. Als je een leverancier hebt die heel goed kan voorspellen, heb je heel weinig onbalanskosten. Die voorspelt gewoon heel goed wat er geproduceerd moet worden en hoe de afname is. Maar als iemand een goed weekend heeft gehad en op maandag een slechte planning heeft gemaakt, dan ontstaan er onbalanskosten. Die onbalanskosten, dat ondernemersrisico, worden nu afgewenteld op de huishoudens. De huishoudens zijn de pineut als de ondernemer, de energieleverancier een slechte planning maakt. Die slechte planning of die onbalans wordt veroorzaakt door meerdere factoren. Er zijn meerdere bronnen van energie, waarvan de huishoudens maar 7% gebruiken. Hoe gaat de ACM dat nou doen? Dan heb je een leger aan mensen nodig om dat onderzoek te doen. Dat is voor één dag, bij één leverancier, maar we hebben in Nederland drie grote leveranciers, met allemaal dochterbedrijven. Hoe is dat uitvoerbaar? Hoe gaan jullie dat doen? Dat is mijn vraag.
De voorzitter:
U bent er druk mee bezig, dus we zijn benieuwd.
De heer Smit:
Ja, daar zijn wij mee bezig, om die vraag te beantwoorden. Het is, denk ik, te vroeg om daar nu op in te gaan. Dan zou ik vooruitlopen op dat onderzoek. Maar ik begrijp de vraag heel goed. U vraagt of het daarmee is toe te wijzen. Dan zullen we dus met een goed model moeten komen, want ik deel uw uitleg daarover. Het gaat om die goede programmering.
De heer Panman (BBB):
Prima, maar dan kom ik bij de vraag van de heer Van Ballekom.
De voorzitter:
Die is niet voor de heer Smit.
De heer Panman (BBB):
Dan kom ik terug bij de vraag of de opmerking van de heer Van Ballekom over de ACM. Dat was echt een goede vraag, want wij toetsen op uitvoerbaarheid. Staat u er nog steeds achter? Kunt u nu op voorhand zeggen dat dit uitvoerbaar is?
De heer Schalk (SGP):
Mag ik daar een vraag aan toevoegen?
De voorzitter:
Een gewetensvraag. Een kleine toevoeging van meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk dat dit een hele cruciale vraag is, want je kunt iets wel uitvoerbaar vinden, maar is het ook te doen? We moeten ook op het doenvermogen van de burger letten. Snapt een gewone burger nog wat er met hem gebeurt? Heeft u daar ook op getoetst?
De voorzitter:
Een mooie aanvullende vraag. Meneer Van Dijk gaat die beantwoorden, zie ik.
De heer Van Dijk:
Doen wij dat? In principe is de afschaffing van de salderingsregeling ook een versimpeling, omdat de saldering, het wegstrepen van de elektriciteit die je opwekt tegen wat je gebruikt, vervalt. In zekere zin zou je dus ook kunnen stellen dat de energierekening daarmee versimpelt; er valt gewoon een deel weg. Het is dus de afschaffing van iets. Dat is in principe een versimpeling. Aan de andere kant zijn er natuurlijk, ook door de amendementen die zijn ingediend, wel wat extra's bij gekomen. Maar ook die zijn goed te overzien. Denk bijvoorbeeld aan die 50% tussen 1 januari 2027 en 1 januari 2030. Dat is een verplichting voor de leverancier. Die kan de consument gewoon terugzien op de rekening. In die zin is het dus doenbaar voor de consument.
De voorzitter:
We gaan weer een nieuwe ronde doen. Maar ik vind het wel bijzonder. We weten namelijk dat die salderingsregeling in ieder geval uitgevoerd kan worden, terwijl we dat hierbij nog maar moeten afwachten. De heer Crone.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Op grond van beide vragen en van het antwoord, vraag ik: gaat u die onbalanskosten meten op het niveau van de leverancier, of op dat van het concern van leveranciers? Want we weten allemaal – daarom was de vraag van de heer Panman heel terecht – dat Vandebron failliet is gegaan omdat het te veel mensen had, maar ook omdat het slecht had ingekocht. Budget Energie is zeer efficiënt, want dat heeft een heel klein inkoopbureau, en er is daar ook nog goed gewerkt. Dat hoort ook bij de markt: de een heeft het ondernemersrisico beter gedekt dan de ander. Volgt u nu de dochter, Vandebron, volgt u de moeder, Essent, of volgt u ze allemaal samen? Want als ik ondernemer zou zijn, zou ik het wel weten: dan breng ik de kosten zo veel mogelijk naar een partij met veel zonnepanelen – dat is dan mijn dochter – want dan kan ik die daar lekker in rekening brengen. Hoe kunt u dat onderscheid dus maken? Ik zei het namelijk al: de reden dat ik de splitsing wilde, is omdat je geen onderscheid kunt maken tussen de kosten van netwerken en de rest van de kosten. Dit wordt, ook binnen een concern, nog wel heel erg moeilijk voor jullie. Nogmaals, daarom was ik zo blij met die minimumprijs.
Het volgende aspect hangt daarmee samen. ESB heeft aangetoond dat de consumentenprijs in de tijd van de Poetinprijzen € 0,06 lager was door de zonnepanelen. Want we hoefden ten tijde van die hoge Poetinprijzen geen gascentrales aan te zetten, omdat we zonne-energie hadden. Ik denk dat dit nu nog om € 0,02 gaat. Wat gebeurt er met dat voordeel van het feit dat veel burgers zonnepanelen op hun dak hebben gelegd? Dat leidt namelijk tot een generieke prijsdaling in de zomer, of eigenlijk van april tot oktober. Die zit niet in het amendement-Vermeer. Daar zit alleen die kostentoedeling in. Gaan jullie dan ook zeggen dat die zonnepaneeleigenaren er wel voor hebben gezorgd dat de prijs in de zomer voor iedereen lager is? Nogmaals, € 0,06 is heel veel: dat is ongeveer de helft van de marktprijs; de rest is belastingen. We gaan dit aan de Minister vragen, hoor, maar ...
De voorzitter:
Ik hoor buiten de microfoon: «waar blijven de voordelen?» Nou, dat is een interessante vraag. Heeft u ook nog een vraag, meneer Schalk?
De heer Schalk (SGP):
Nee, voorzitter, want dan gaan we te veel de details in. Ik had de vraag van zojuist al in mijn hoofd. Die sloot volgens mij aan op die van de heer Panman, alhoewel ik het gevoel heb dat de vraag van de heer Panman nog niet helemaal beantwoord is.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we door naar de heer Panman. We lopen al aardig uit, maar we hebben nog tien minuten. Gaat u dus uw gang, meneer Panman.
De heer Panman (BBB):
Ik heb het gevoel dat mijn vraag nog niet beantwoord is. Daar blijf ik nog op hopen. Ik wacht het antwoord af.
De voorzitter:
Mevrouw Van Aelst? We zijn nu toch een rondje aan het doen.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Ook ik moet eerlijk bekennen dat het antwoord op de vraag of de bedrijven nu voor dezelfde onbalans en dezelfde netcongestie moeten betalen als de consument ... Ik interpreteer het antwoord dat ik op die vraag kreeg als «nee», en als «we socialiseren de kosten wel voor de consument, maar niet voor bedrijven». Of ik moet de beantwoording verkeerd hebben begrepen. Maar vooralsnog is dit hoe ik de beantwoording interpreteer. Ik hoor het graag als het anders zit.
De voorzitter:
Nou, wie mag ik het woord geven? Ik zie twee mensen driftig schrijven. Wordt het meneer Smit of meneer Van Dijk? We beginnen met meneer Smit.
De heer Smit:
Ik denk dat het goed is als meneer Panman mij dan nog even helpt om de vraag die bij hem openstaat even scherp te krijgen.
De heer Panman (BBB):
Meneer Smit, mijn vraag is als volgt. Die onbalanskosten zijn een ondernemersrisico van de energiemaatschappijen. Ik begon de introductie van mijn vraag hiermee: «Dit zijn niet de congestiekosten, want dat zijn netwerkkosten. Dit zijn onbalanskosten. Dat zijn andere kosten: dat zijn onkosten van de leverancier.» De onbalanskosten ontstaan alleen als er een verschil is tussen vraag en aanbod en als de planning niet overeenkomt met de realiteit. Dat is dus de kundigheid van de leverancier. Mijn voorbeeld was misschien wat populistisch. Ik zei: als iemand een goed weekend heeft gehad en daardoor op maandag een slechte planning heeft gemaakt, waardoor er onbalanskosten zijn ontstaan, dan kan de energiemaatschappij die kosten afwentelen op de kleinverbruiker, dus op de huishoudens. Alleen worden die onbalanskosten niet alleen veroorzaakt door de huishoudens, maar door alle wiebelstroom, dus ook door wind – dan gaat het over wind op zee en wind op land – en door de zonnevelden van de energiemaatschappij zelf. Mijn vraag ging over de uitvoerbaarheid: hoe gaat u dat doen? Want we hebben verschillende energiemaatschappijen. Ik snap dat het een helse klus is om dat uit te zoeken. Is de toebedeling naar die huishoudens dan dus wel goed gegaan? Wordt er niet te veel in rekening gebracht? Want een huishouden wordt achteraf geconfronteerd met die onbalanskosten. Zij hebben daar geen invloed op: het is een ondernemersrisico dat wordt afgewenteld op de huishoudens. Dat is mijn vraag.
De heer Smit:
Ik begrijp de vraag goed. Wederom: het precieze model van toerekening zal invulling moeten geven aan de open normen die in deze wet zitten. Er zit een zekere mate van openheid in. We moeten straks met z'n allen kunnen zeggen dat dit daar een invulling van is; dat moeten we ook aan de rechter kunnen uitleggen. In het toerekeningmodel gaan we natuurlijk uit van de vraag of iets een reflectie is van datgene wat er werkelijk gebeurt. Maar het blijft een model. Anders hadden we inderdaad een harde norm in de wet moeten opnemen.
Ik heb nog een tweede reflectie op uw vraag. Om even uw voorbeeld te volgen: als een leverancier elk weekend een feestje heeft, prijst die zichzelf uiteindelijk echt de markt uit. Er is concurrentie binnen de markt. Als iets elke keer duur is, zullen de mensen hopelijk ook iets gaan beslissen. Ik vraag me dus het volgende af: wij kijken naar de redelijkheid van de toerekening van kosten. Dat kunnen we hiermee doen. Dan staat het mensen vervolgens vrij om over te stappen.
De heer Panman (BBB):
Dat snap ik, maar mensen hebben contracten en kunnen dus niet altijd zomaar overstappen. Het zijn ook kosten ...
De heer Smit:
Ja, maar dan hebben ze ook geen onbalanskosten.
De heer Panman (BBB):
Nee, oké. Maar het punt is dat de consument achteraf geconfronteerd wordt met die onbalanskosten. Dat weten ze niet vooraf. Die onbalanskosten ontstaan en worden daarna doorberekend. Dan zal een consument of een groep consumenten dat onredelijk gaan vinden: die hebben dan het gevoel dat het niet klopt. Die kloppen dan aan bij de ACM, dus bij u, en zeggen: joh, kunt u kijken of dat redelijk is? En dan moet u onderzoek doen. Dat kan om best veel onderzoek gaan, want er zijn best wel veel energiemaatschappijen in Nederland. Mijn vraag is dus: hoe gaat u dat dan doen? Het is namelijk al een enorme klus om voor één casus boven water te krijgen of de kosten werkelijk proportioneel zijn voor de huishoudens.
De voorzitter:
De vraag is dus: is het echt, echt, echt uitvoerbaar, meneer Smit?
De heer Smit:
Ja, het is uitvoerbaar, maar met de beperkingen die gelden voor de amendementen die nu zijn aangenomen of verworpen. We hebben te maken met een aantal open normen. Bovendien loop je inderdaad tegen een aantal ex post toezichtvragen aan. Dan zit er inderdaad een vertraging tussen het moment waarop de consument op zijn factuur waarneemt dat iets wel heel erg duur is geworden – en je hoopt dan dat die direct zal gaan vergelijken en een betere aanbieding zal gaan zoeken – en de periode waarin die consument tegen die kosten is aangelopen. Wij zullen dan kijken of dat redelijk was. Dat klopt. Maar dat maakt deze wet, zoals die er nu ligt, niet onuitvoerbaar of niet te handhaven.
De voorzitter:
We hebben nog vijf minuten. De heer Crone heeft toch nog een hele dringende vraag.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag over het concernniveau is nog niet beantwoord: kijkt u op concernniveau of op leverancierniveau?
De heer Smit:
Zoals ook in de amendementen staat, kijken wij op het niveau waarop de kosten toewijsbaar zijn aan die actieve afnemer. Wij bekijken dan of het inderdaad nodig is om, zoals wij traditioneel gezien vanuit onze vergunningverlenende rol naar de vergunninghoudende leverancier kijken, naar die kleinverbruiker te kijken. Het kan ook zo zijn dat daar een groter portfolio achter zit, of dat we zelfs naar concernniveau moeten kijken. Ergens op die lijn zullen we moeten uitkomen en zullen we moeten zeggen: nee. Ik denk dat we dat even los moeten zingen van die vergunningenentiteit. Dan is het nogal makkelijk. We moeten kijken waar in de portfolio van zo'n partij de kosten en de baten zitten. Daar doen we ook onderzoek naar. Dan kom ik weer terug op mijn eerdere antwoord: we zullen met een model moeten komen dat de toets van de rechter kan doorstaan.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Dan kan de concernleiding toch invloed hebben in de zin van: welke dochters ga ik wat meer balans- en andere kosten in rekening brengen? Dat is het principe van een concern: je kunt je lusten en je lasten verdelen. Dan doe je het zo dat de toezichthouder het moeilijk krijgt. Ik heb met u te doen, hè!
De heer Smit:
Ik maak me er geen zorgen over dat die ondernemingen zullen proberen dit zo goed mogelijk te berekenen en dat wij hele goede mensen hebben om dat te doorzien.
De voorzitter:
Nou, dan kunnen we concluderen dat er toch nog heel wat uitdagingen zijn met deze wet, ook met de modellen, maar we zijn heel blij dat u ons toch wat meer inzicht heeft kunnen bieden, met name in wat die amendementen allemaal met zich meebrengen. Ik wens u daarbij veel sterkte de komende tijd. Bedankt, allemaal, voor uw vragen. Ik wens u een goede reis terug naar huis. We sluiten hiermee af. Dank u wel.
Sluiting 21.13 uur.
Samenstelling:
Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Samenstelling:
Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36611-J.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.