36 611 Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

14 november 2024

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor eindafnemers met een kleine aansluiting;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 juni 2023 ingediende voorstel van wet houdende regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (Kamerstukken 36 378) tot wet is of wordt verheven wordt die wet als volgt gewijzigd:

0A

Aan artikel 2.3, eerste lid, onderdeel e, wordt toegevoegd «, waaronder niet direct of indirect aan deze activiteiten gerelateerde kosten in rekening te brengen of op niet-objectieve gronden onderscheid te maken in het aanbod aan actieve afnemers die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming zijn en andere eindafnemers».

A

In artikel 2.23, derde lid, wordt «invoeding van elektriciteit als bedoeld in artikel 2.31» vervangen door «terugleveren van hernieuwbare elektriciteit als bedoeld in artikel 2.34, zesde lid».

B

Artikel 2.31 vervalt.

C

Aan artikel 2.34 worden vijf leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Artikel 2.5, eerste, derde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de kosten en voorwaarden met betrekking tot het terugleveren van zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit door een actieve afnemer aan een marktdeelnemer. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in ieder geval regels gesteld over de wijze waarop marktdeelnemers deze kosten en voorwaarden op een uniforme wijze presenteren en factureren.

  • 7. De actieve afnemer ontvangt voor de teruggeleverde elektriciteit een redelijke vergoeding, die in het geval van een actieve afnemer met een kleine aansluiting gemiddeld gewogen over een periode van een maand niet kan worden vastgesteld op een negatief bedrag. Een vergoeding is niet redelijk indien die vergoeding:

    • a. onevenredig laag is gezien de kosten en baten van de marktdeelnemer; en

    • b. niet concurrerend is.

  • 8. Kosten die gerelateerd zijn aan het terugleveren van zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit door actieve afnemers, die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming zijn, aan een marktdeelnemer, kunnen uitsluitend in rekening wordt gebracht bij die actieve afnemers.

  • 9. Indien een marktdeelnemer een leverings- en terugleveringsovereenkomst heeft met een actieve afnemer, dan bedraagt de redelijke vergoeding, bedoeld in het zevende lid, tot 1 januari 2030 niet minder dan 50% van de voor de te leveren elektriciteit overeengekomen prijs.

  • 10. Een actieve afnemer met een kleine aansluiting heeft het recht om zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit terug te leveren aan zijn leverancier van elektriciteit.

Ca

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het opschrift wordt toegevoegd «en teruglevering».

2. In het eerste lid wordt na «huishoudelijk eindafnemers» ingevoegd «of actieve afnemers die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming zijn», wordt na «levering van elektriciteit of gas» ingevoegd «of teruglevering van zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit» en wordt na «niet-discriminerende prijzen» ingevoegd «voor levering, of vergoedingen, kosten en voorwaarden voor teruglevering».

3. In het tweede lid wordt na «van de levering» ingevoegd «of teruglevering».

4. In het vierde lid wordt na «gegevens door leveranciers» ingevoegd «of marktdeelnemers die aggregeren».

D

In artikel 5.21, eerste lid, onderdeel c, eerste subonderdeel, vervalt «2.31, eerste tot en met derde en vijfde lid,».

ARTIKEL II

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot tweede tot en met zevende lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «derde lid, onderdeel a» vervangen door «tweede lid, onderdeel a».

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «derde lid, onderdeel a,» vervangen door «tweede lid, onderdeel a,».

4. In het vijfde lid (nieuw) «derde lid, onderdelen c en d,» vervangen door «tweede lid, onderdelen c en d,».

B

In artikel 51, eerste lid, wordt «artikel 50, derde lid, onderdeel d,» vervangen door «artikel 50, tweede lid, onderdeel d,».

C

In de artikelen 53, tweede lid, en 56, derde lid, wordt «artikel 50, derde lid, onderdelen b, c en d,» vervangen door «artikel 50, tweede lid, onderdelen b, c en d,».

D

In artikel 63, vijfde lid, wordt «artikel 50, derde lid,» vervangen door «artikel 50, tweede lid,».

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2023 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet, de Gaswet en de Warmtewet in verband met gemeentelijke instrumenten voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving (Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie) (36 387) tot wet is of wordt verheven, wordt artikel III, onderdeel A, van die wet als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «een zevende lid» vervangen door «een zesde lid», wordt de aanduiding «7.» vervangen door de aanduiding «6.», wordt «de tak» vervangen door «de taak» en wordt na «artikel 3.40» een komma ingevoegd.

2. In het derde lid wordt «artikel 6.8» vervangen door «artikel 6.12», wordt «Artikel 6.8a» vervangen door «Artikel 6.12a decentrale regels warmtetransitie» en wordt «Artikel 6.8» vervangen door «Artikel 6.12».

3. In het vierde lid wordt «artikel 3.109» vervangen door «artikel 3.110».

ARTIKEL IV

In de Wet op de accijns wordt in artikel 69a, eerste lid, «artikel 50, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag» vervangen door «artikel 50, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag».

ARTIKEL IVa

Voor lopende gecombineerde overeenkomsten voor levering en teruglevering bij dezelfde marktdeelnemer, waarbij krachtens de artikelen 2.15, eerste lid, en 2.39, eerste lid, van de Energiewet een opzegvergoeding in rekening gebracht kan worden, blijft de opzegvergoeding achterwege indien de overeenkomst is afgesloten voorafgaand aan de bekendmaking van deze wet in het Staatsblad en de leverancier of marktdeelnemer die overeenkomst wegens het in werking treden van deze wet eenzijdig wijzigt.

ARTIKEL IVb

Onze Minister van Klimaat en Groene Groei zendt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de effecten van deze wet op het eigen verbruik van actieve afnemers die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming zijn van zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit, de ontwikkeling van zonnepanelen op daken, de investeringen in zonnepanelen in de huursector en de koopsector, en de terugverdientijden van investeringen in zonnepanelen door actieve afnemers die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming zijn.

ARTIKEL V

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel III van deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven