Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2024
Middels deze brief reageert het kabinet op de in uw Kamer aangenomen motie van het
Lid Van Meenen (D66).2
In de motie wordt het kabinet verzocht om de voorgenomen maatregel «opheffen meerdere
posten verlaagd btw-tarief» in een separaat wetsvoorstel op te nemen en aan de Kamers
aan te bieden.
Het kabinet denkt dat er zwaarwegende redenen zijn om de btw-maatregelen integraal
onderdeel uit te laten maken van het Belastingplan. Maatregelen met een budgettaire
samenhang worden hierdoor in hetzelfde wetsvoorstel opgenomen waarmee de financiële
onderbouwing duidelijk wordt gemaakt. Een separaat wetsvoorstel koppelt de maatregel
los van de rest van het lastenpakket van dit kabinet. Het door het kabinet voorgestelde
lastenpakket vindt een balans in de prioriteiten van het kabinet, zoals koopkrachtverbetering
voor werkenden, lastenverlichting voor ondernemers en een financieel gedegen beeld.
De maatregelen die dienen als dekking kunnen niet los worden gezien van de rest van
dit integrale pakket.
Het is bovendien noodzakelijk om ondernemers gelegenheid te geven zich op de wijzigingen
voor te bereiden en hun ICT-systemen daarop aan te passen. Hiervoor is in de regel
tenminste een halfjaar nodig. Deze voorbereidingstijd is niet gegarandeerd ingeval
de maatregel in een separaat wetsvoorstel wordt opgenomen. Het is dan immers mogelijk
dat de stemming over dit wetsvoorstel wordt uitgesteld en dat er medio 2025 volledige
duidelijkheid bestaat over de wetgeving. In dat geval ontbreekt het ondernemers aan
voldoende tijd om hun administratie aan te passen.
Daarnaast vereist de financiering van de lastenverlichtingen voor werkenden en ondernemers
dat vooruitbetalingen in 2025 voor prestaties die in 2026 of later plaatsvinden ook
belast worden naar het algemene btw-tarief. Ook om deze reden is een separaat wetsvoorstel,
los van het pakket belastingplan 2025, onwenselijk. In het geval dat een eigen parlementair
proces wordt gevolgd staat niet vast dat vooruitbetalingen in 2025 ook belast worden
naar het algemene btw-tarief. Op zich klopt het dat de budgettaire dekking nodig is
vanaf 2026 maar om die dekking in 2026 te realiseren, is het noodzakelijk dat het
overgangsrecht per 1 januari 2025 van kracht wordt. Dat kan alleen door de maatregel,
inclusief overgangsrecht, onderdeel te laten zijn van het Belastingplan 2025.
Het Belastingplan doorloopt een volledige parlementaire behandeling waardoor naar
mening van het kabinet het parlement in de gelegenheid gesteld wordt om zijn wetgevende,
vertegenwoordigende en controlerende rol te vervullen.
Op de hierboven genoemde gronden heeft het kabinet besloten om geen uitvoering te
geven aan de motie en kiest er derhalve voor om de wetgeving die de btw-verhoging
bewerkstelligt en die als onderdeel is opgenomen in het Belastingplan 2025, in het
Belastingplan 2025 te behouden. De Tweede Kamer zal hier, middels de nota naar aanleiding
van het verslag, gelijktijdig over worden geïnformeerd.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, F.L. Idsinga