36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

36 600 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

A1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2024

Middels deze brief reageert het kabinet op de in uw Kamer aangenomen motie van het Lid Van Meenen (D66).2

In de motie wordt het kabinet verzocht om de voorgenomen maatregel «opheffen meerdere posten verlaagd btw-tarief» in een separaat wetsvoorstel op te nemen en aan de Kamers aan te bieden.

Het kabinet denkt dat er zwaarwegende redenen zijn om de btw-maatregelen integraal onderdeel uit te laten maken van het Belastingplan. Maatregelen met een budgettaire samenhang worden hierdoor in hetzelfde wetsvoorstel opgenomen waarmee de financiële onderbouwing duidelijk wordt gemaakt. Een separaat wetsvoorstel koppelt de maatregel los van de rest van het lastenpakket van dit kabinet. Het door het kabinet voorgestelde lastenpakket vindt een balans in de prioriteiten van het kabinet, zoals koopkrachtverbetering voor werkenden, lastenverlichting voor ondernemers en een financieel gedegen beeld. De maatregelen die dienen als dekking kunnen niet los worden gezien van de rest van dit integrale pakket.

Het is bovendien noodzakelijk om ondernemers gelegenheid te geven zich op de wijzigingen voor te bereiden en hun ICT-systemen daarop aan te passen. Hiervoor is in de regel tenminste een halfjaar nodig. Deze voorbereidingstijd is niet gegarandeerd ingeval de maatregel in een separaat wetsvoorstel wordt opgenomen. Het is dan immers mogelijk dat de stemming over dit wetsvoorstel wordt uitgesteld en dat er medio 2025 volledige duidelijkheid bestaat over de wetgeving. In dat geval ontbreekt het ondernemers aan voldoende tijd om hun administratie aan te passen.

Daarnaast vereist de financiering van de lastenverlichtingen voor werkenden en ondernemers dat vooruitbetalingen in 2025 voor prestaties die in 2026 of later plaatsvinden ook belast worden naar het algemene btw-tarief. Ook om deze reden is een separaat wetsvoorstel, los van het pakket belastingplan 2025, onwenselijk. In het geval dat een eigen parlementair proces wordt gevolgd staat niet vast dat vooruitbetalingen in 2025 ook belast worden naar het algemene btw-tarief. Op zich klopt het dat de budgettaire dekking nodig is vanaf 2026 maar om die dekking in 2026 te realiseren, is het noodzakelijk dat het overgangsrecht per 1 januari 2025 van kracht wordt. Dat kan alleen door de maatregel, inclusief overgangsrecht, onderdeel te laten zijn van het Belastingplan 2025.

Het Belastingplan doorloopt een volledige parlementaire behandeling waardoor naar mening van het kabinet het parlement in de gelegenheid gesteld wordt om zijn wetgevende, vertegenwoordigende en controlerende rol te vervullen.

Op de hierboven genoemde gronden heeft het kabinet besloten om geen uitvoering te geven aan de motie en kiest er derhalve voor om de wetgeving die de btw-verhoging bewerkstelligt en die als onderdeel is opgenomen in het Belastingplan 2025, in het Belastingplan 2025 te behouden. De Tweede Kamer zal hier, middels de nota naar aanleiding van het verslag, gelijktijdig over worden geïnformeerd.

De Minister van Financiën, E. Heinen

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, F.L. Idsinga


X Noot
1

De letter A heeft alleen betrekking op 36 602.

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/25, 36 600, E.

Naar boven