36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Nr. 96 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DASSEN EN KOEKKOEK

Ontvangen 12 november 2024

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onder 2, subonderdeel a, wordt «0,21%-punt» vervangen door «0,34%-punt».

II

In artikel IX, onderdeel A, onder 2, subonderdeel a, wordt «0,21%-punt» vervangen door «0,34%-punt».

III

Na artikel XIX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIXA

In de Successiewet 1956 komt met ingang van 1 januari 2026 de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tarieftabel te luiden:

Gedeelte van de belaste verkrijging tussen

en

I. indien verkregen door partner of afstammelingen in de rechte lijn, eerste graad

II. indien verkregen door afstammelingen in de rechte lijn, tweede of verdere graad

III. in overige gevallen

€ 0

€ 154.197

10%

18%

30%

€ 154.197

€ 300.000

20%

36%

40%

€ 300.000 en hoger

 

30%

45%

49,5%

Toelichting

Dit amendement beoogt om de belasting op arbeid te verminderen en dit te dekken via een extra schijf in de schenk- en erfbelasting. De schenk- en erfbelasting is één van de rechtvaardigste vormen van belasting, omdat het geheven wordt over onverdiend inkomen waar geen tegenprestatie aan wordt geleverd. Daarnaast wil indiener met het amendementen de tarieven in de schenk- en erfbelasting verder in lijn brengen met de inkomstenbelasting. Indiener beoogt hiermee vermogens zwaarder te belasten om met de opbrengsten de inkomstenbelasting te verlagen. Het voorliggende voorstel is van toepassing op de hogere erfenissen, namelijk boven de € 300.000. Deze grens ligt ver boven de gemiddelde erfenissen in Nederland. De opbrengsten gaan naar het verlagen van het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Met de wijzigingen in dit amendement wordt met ingang van 1 januari 2026 een extra schijf geïntroduceerd in de schenk- en erfbelasting voor belaste verkrijgingen van € 300.000 en hoger (bedrag 2025). Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2026 jaarlijks geïndexeerd. Het tarief in deze extra schijf wordt 30% voor partners en kinderen, 45% voor (achter)kleinkinderen en 49,5% voor overige verkrijgers. Met de opbrengst van de voorgestelde extra schijf in de schenk- en erfbelasting, wordt het tarief in de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting verlaagd met 0,13%-punt.

Budgettaire gevolgen

De introductie van een derde schijf binnen de schenk- en erfbelasting leidt tot een structurele budgettaire opbrengst van € 507 miljoen. De budgettaire opbrengst in 2025 en de ingroei van de budgettaire opbrengst in latere jaren is het gevolg van schenkingen die in anticipatie op de maatregel naar voren worden gehaald.

 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Struc.

Introductie derde schijf schenk- en erfbelasting

24

487

495

502

507

507

507

De budgettaire opbrengst wordt ingezet voor een verlaging van het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting. Binnen het beschikbare budget kan het tarief per 2026 met 0,13%-punt verlaagd worden. De budgettaire reeks wijkt enkele miljoenen af van de opbrengst in de schenk- en erfbelasting omdat het tarief in de eerste schijf van de IB op maximaal twee decimalen achter de komma kan worden vastgesteld en een verlaging met 0,01%-punt ongeveer € 37 miljoen kost (2025).

De structurele derving van de tariefverlaging wijkt af door de bosbelasting. Hierdoor gaat het eindpunt van de 1e schijf minder snel omhoog dan het eindpunt van de 2e schijf, waardoor elk jaar een relatief groter deel van het inkomen in de 2e schijf gaat vallen. Een tariefverlaging in de 1e schijf wordt dus steeds goedkoper. Voor het structurele jaar is uitgegaan van 2060 (standaard). De budgettaire derving daalt elk jaar geleidelijk,

Budgettaire gevolgen verlagen tarief 1e schijf IB (in mln euro, prijzen 2024)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Struc.

Verlagen tarief eerste schijf IB

0

– 478

– 485

– 496

– 494

– 492

– 436

Dassen Koekkoek

Naar boven