De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel XV, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst en in de tekst wordt «artikel 10,
eerste lid, onderdeel j,» vervangen door «onderdeel j».
2. Voor onderdeel 2 (nieuw) worden een aanhef en een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
Toelichting
Dit amendement regelt dat de rente op onzakelijke geldleningen niet langer afgetrokken
kan worden. Een onzakelijke geldlening is een lening die een moeder-, dochter- of
zustervennootschap aan een belastingplichtige verstrekt, terwijl een derde dat niet
zou doen. Deze leningen zijn vergelijkbaar met deelnemerschapsleningen in de vennootschapsbelasting
en hebben het karakter van eigen vermogen, maar komen toch in aanmerking voor renteaftrek.
Het gaat hierbij om excessieve financiering; dit amendement gaat dergelijke grondslaguitholling
tegen.
In artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
(Wet Vpb 1969) worden de vergoedingen en waardemutaties van de deelnemerschapslening
uitgesloten van aftrek bij het bepalen van de winst. In verschillende regelingen en
wetten wordt verwezen naar deze bepaling, waaronder de deelnemingsvrijstelling en
in de Wet op de dividendbelasting 1965. Dit amendement regelt dat de onzakelijke lening
wordt toegevoegd aan artikel 10, eerste lid, onderdeel d, Wet Vpb 1969 waardoor de
vergoedingen op een onzakelijke lening alsmede de waardemutaties van die lening niet
in aftrek komen bij het bepalen van de winst. Van een onzakelijke lening is kortgezegd
sprake wanneer een lening in gelieerde verhoudingen een onzakelijk debiteurenrisico
heeft dat is ingegeven door die gelieerde verhoudingen.1 Door de wijziging worden de onzakelijke leningen ook onder de verwijzingen naar artikel
10, eerste lid, onderdeel d, Wet Vpb 1969 in onder andere de deelnemingsvrijstelling
en dividendbelasting gebracht. Hierdoor valt bijvoorbeeld een door de schuldeiser
ontvangen rentebate op een onzakelijke geldlening onder de deelnemingsvrijstelling,
mits aan de overige voorwaarden voor de deelnemingsvrijstelling is voldaan.
Budgettair
Het in aftrek beperken van rente bij onzakelijke geldleningen kan tot gevolg hebben
dat partijen in gelieerde verhoudingen beter gaan letten op de condities van de lening,
om onzakelijke situaties te voorkomen. In gevallen waar dit niet mogelijk is, kunnen
zij er voor kiezen te financieren met een kapitaalstorting.
Ingeval van een onzakelijke geldleningen komt de op basis van de borgstellingsfictie
bepaalde rente in beginsel voor aftrek in aanmerking. Door het voorgestelde amendement
worden deze rentelasten op onzakelijke leningen in het geheel van aftrek uitgesloten.
In algemene zin is de verwachting dat in Nederland meer debiteuren dan crediteuren
van een onzakelijke lening zijn gevestigd, in het bijzonder waar het de private-equitysector
betreft.
Per saldo worden naar verwachting dan meer rentelasten in aftrek beperkt, dan rentebaten
niet in aanmerking genomen. Het is echter de verwachting dat bedrijven waar mogelijk
hun condities dusdanig aanpassen dat de beperking niet of zeer beperkt van toepassing
zal zijn. Het amendement voegt een nieuwe loot toe aan de specifieke renteaftrekbeperkingen
in de vennootschapsbelasting die voorgaan op de generieke renteaftrekbeperking. De
voorgestelde renteaftrekbeperking voor onzakelijke geldleningen zorgt ervoor dat bedrijven
niet de aftrekruimte van de generieke renteaftrekbeperking (tot 20% van de ebitda)
kunnen laten «vollopen» met de aftrekbare rente op een onzakelijke geldlening. Het
is op korte termijn niet mogelijk om een onderbouwde inschatting te maken van het
budgettaire effect.
Maatoug Stultiens