36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Nr. 38 AMENDEMENT VAN HET LID INGE VAN DIJK C.S.

Ontvangen 23 oktober 2024

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 3.76, derde lid, wordt «€ 2.123» vervangen door «€ 1.873».

II

Na artikel XIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIVa

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt artikel 23 als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «vermeerderd met 16 percent» vervangen door «vermeerderd met 20 percent» en wordt «€ 350 000» vervangen door «€ 380.000».

2. In het vierde lid wordt «vermeerderd met 16 percent» vervangen door «vermeerderd met 20 percent» en wordt «€ 350.000» vervangen door «€ 380.000».

3. In het zevende lid wordt «24» vervangen door «34».

III

In artikel LV worden na de aanhef drie onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

In artikel III, onderdeel D, wordt «€ 2.470» vervangen door «€ 2.170».

1A

In artikel IV wordt «€ 2.470» vervangen door «€ 2.170» en wordt «€ 1.200» vervangen door «€ 930».

2A

In artikel V wordt «€ 1.200» vervangen door «€ 930» en wordt «€ 900» vervangen door «€ 645».

Toelichting

Indieners beogen met dit amendement het budget voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) structureel te verhogen met € 100 miljoen. De WBSO is de belangrijkste Nederlandse subsidie voor innovatieve bedrijven, waar ook kleinere bedrijven toegang toe hebben, zoals tech start-ups. Zo staat in het Jaarverslag WBSO 20231, dat in 2023 18.351 bedrijven en 1.041 zelfstandig ondernemers gebruik maakten van de WBSO. Van de in totaal 19.392 ondernemingen hoort 97% tot het midden- en kleinbedrijf (mkb). Daarmee blijft de WBSO een populaire regeling onder het innovatieve mkb. In totaal hebben 2.153 bedrijven en zelfstandig ondernemers de startersfaciliteit met extra belastingvoordeel gebruikt.

Juist met deze regeling kunnen onderzoeks- en innovatieprojecten in Nederland worden gestimuleerd, die zo hard nodig zijn voor ontwikkeling van een hoogwaardige kenniseconomie. De productiviteitsgroei is een belangrijk onderdeel van de economische groei en het toekomstig verdienvermogen van Nederland. Zoals ook in de miljoenennota wordt geconstateerd, zijn private R&D-uitgaven in Nederland laag in vergelijking met andere landen, terwijl juist deze bedrijfsinvesteringen bijdragen aan productiviteitsverhogende innovaties. Juist nu moeten we dus extra investeren. Het kabinet investeert met name in de grotere bedrijven, via het eenmalige budget via InvestNL. Indieners merken op dat start-ups en kleine bedrijven hierbij niet gebaat zijn, terwijl juist ook deze bedrijven van grote waarde zijn voor kennis en innovatie.

Ten aanzien van de dekking stellen indieners voor de middelen te verschuiven van generieke ondernemersaftrekposten naar deze specifieke ondernemersregeling, die juist de belangrijke doelen van innovatie, investeringen en werkgelegenheid ondersteunt.

Indieners stellen drie parameteraanpassingen voor:

  • 1. De aftrek voor starters in de WBSO te verhogen naar 50%. Indieners beogen hiermee vooral start-ups met innovatieve ideeën aan te jagen.

  • 2. Het tarief van de eerste schijf te verhogen naar 36%. In Nederland wordt het meest gebruik gemaakt van de WBSO voor kleinere investeringen. We stellen daarom voor dit verder te stimuleren.

  • 3. De eerste schijf verruimen van € 350.000 naar € 380.000. De schijfgrens is al jarenlang niet geïndexeerd, terwijl de kosten van investeringen wel zijn gestegen.

Indieners stellen voor de dekking voor deze verhoging te vinden in een verlaging van de startersaftrek en de zelfstandigenaftrek, om een paar redenen. Allereerst zijn indieners van mening van het hefboomeffect van besteding van gemeenschapsgeld via de WBSO vele malen groter is dan dat we de middelen besteden aan generieke ondernemersaftrekposten. De doelstellingen van de startersaftrek en zelfstandigenaftrek zijn met name het stimuleren van investeringen, innovatie en creëren van werkgelegenheid. De maatregelen slagen daar echter niet of slechts zeer beperkt in, zoals blijkt uit de evaluatie van de regelingen uit 2024. Bovendien hebben de maatregelen een groot budgettair beslag, kennen ze hoge uitvoeringslasten en werken ze arbeidsmarkt verstorend door zzp’er-schap fiscaal aantrekkelijker te maken dan een dienstverband. Zeker in de huidige krappe arbeidsmarkt dwingt dit overheid en bedrijven tot duurdere externe inhuur. De voorgestelde intensivering van de WBSO komt dezelfde doelgroep ten goede als waar de dekking gevonden wordt, en stimuleert juist wel de doelen van investeringen, innovatie en werkgelegenheid.

Toelichting technisch

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) is de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) geregeld, ook wel bekend als de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). De S&O-afdrachtvermindering heeft als doel om speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven te bevorderen. Bedrijven kunnen de kosten van S&O verlagen doordat zij een deel van die kosten in mindering mogen brengen op de af te dragen loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Dit betreft niet alleen de loonkosten, maar ook andere kosten en investeringen (uitgaven) die betrekking hebben op S&O-projecten. Op grond van dit amendement wordt met de wijziging van artikel 23, derde en vierde lid, WVA het percentage van de S&O-afdrachtvermindering in de eerste schijf (op basis van de huidige wettekst tot € 350.000 aan S&O-kosten en -uitgaven) verhoogd van 32% naar 36%. Het bedrag aan S&O-kosten en -uitgaven waarover dat percentage (36%) kan worden toegepast, wordt op basis van dit amendement verhoogd van € 350.000 naar € 380.000. In artikel 23, zevende lid, WVA wordt op grond van dit amendement het percentage van de S&O-afdrachtvermindering voor starters (S&O-inhoudingsplichtigen die in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen inhoudingsplichtige waren en aan wie voor die periode met betrekking tot ten hoogste twee kalenderjaren een S&O-verklaring is afgegeven) verhoogd van 40% naar 50%. Ter toelichting op de hiervoor genoemde percentages wordt het volgende opgemerkt. De percentages die worden genoemd in het eerste deel van deze wijzigingsopdracht vormen een verhoging van het basistarief van 16% van de tweede schijf van de S&O-afdrachtvermindering. Dit betekent dat het voorgestelde percentage van 20% resulteert in een effectief percentage van 36% in de eerste schijf (16% + 20%). De in het tweede deel van de wijzigingsopdracht voorgestelde aanpassing van het percentage voor starters vormt eveneens een verhoging van het basistarief. Voor starters bedraagt het percentage na invoering van dit amendement daarmee 50% (16% + 34%) in plaats van 40%.

De zelfstandigenaftrek wordt op grond van dit amendement met ingang van 1 januari 2025 extra verlaagd met € 300, met ingang van 1 januari 2026 met € 270 en met ingang van 1 januari 2027 met € 255, waardoor deze in afwijking van het afbouwpad in het Belastingplan 2023 uitkomt op «€ 2.170 in 2025, € 930 in 2026 en € 645 vanaf 2027.

De startersaftrek (artikel 3.76, derde lid, Wet IB 2001) is een verhoging van de zelfstandigenaftrek en geldt voor ondernemers in de inkomstenbelasting die recht hebben op de zelfstandigenaftrek en deze in de afgelopen vijf jaar niet meer dan twee keer hebben toegepast. De startersaftrek is een vast bedrag en bedraagt € 2.123 in 2024. Op grond van dit amendement wordt de startersaftrek met € 250 verlaagd naar € 1.873 met ingang van 1 januari 2025.

Budgettaire gevolgen in miljoenen euro’s (prijzen 2024, + betekent lastenverzwarend/saldoverbeterend)
 

2025

2026

2027

2028

struc

Verhogingen S&O-afdrachtvermindering

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

Verlagen startersaftrek

14

14

14

14

14

Verlagen zelfstandigenaftrek

87

86

86

86

86

Evaluatie WBSO

Tot slot merken indieners op dat op dit moment een evaluatie van de WBSO loopt. Mocht naar aanleiding daarvan blijken dat een andere invulling van de intensivering van € 100 miljoen effectiever kan worden ingezet binnen de regeling, dan stellen indieners voor de op dit moment gekozen aanwending te heroverwegen bij Belastingplan 2026.

Inge van Dijk Grinwis Dassen

Naar boven