36 600 XX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025

T VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 december 2025

De vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister voor Asiel en Migratie over een toezegging betreffende de schoolgang van kinderen in de noodopvang. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 24 juni 2025.

  • De antwoordbrief van 5 december 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE & ASIEL / JBZ-RAAD

Aan de Minister voor Asiel en Migratie

Den Haag, 24 juni 2025

De vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad heeft kennisgenomen van de brief van de toenmalige Minister van Asiel en Migratie van 23 april 2025, waarmee zij de Kamer een afschrift aanbiedt van haar brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken betreffende de verbetering van de situatie van kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) in de asielopvang.2 De leden van de Volt-fractie wensen over deze brief vragen te stellen. In hun ogen is met het toesturen van de brief niet voldaan aan toezegging T04002 aan de Eerste Kamer.3 De leden van de fractie van de SP sluiten zich bij de gestelde vragen aan.

  • 1. Kunt u aangeven hoeveel kinderen op dit moment verblijven in noodopvanglocaties? Kunt u daarbij aangeven hoeveel van deze kinderen niet naar school gaan? En voor hoeveel van de kinderen die wel naar school gaan, kan geen volledig of regulier aanbod worden georganiseerd?

  • 2. Kunt u aangeven welke rol de gemeenten en leerplichtambtenaren hebben om ervoor te zorgen dat deze kinderen toegang tot onderwijs hebben? Kunt u aangeven wat de rol is van de Inspectie van het Onderwijs in het zorgen dat kinderen naar school gaan?

  • 3. Hoe werkt u aan het vergroten van het bewustzijn onder gemeenten dat zij ook bij minder dan drie maanden verblijf onderwijs moeten aanbieden?

De toenmalige Minister schreef dat om de continuïteit van onderwijs te waarborgen, het belangrijk is om kinderen niet meer op (tijdelijke) noodopvanglocaties te laten verblijven.4 Deze Minister gaf tegelijk ook toe dat dit niet lukt door het aanhoudende tekort aan structurele opvangplekken.5 Toch heeft deze Minister een contourennota voor de intrekking van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (de Spreidingswet) in consultatie gebracht in mei 2025.6

  • 4. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Waarom wil de regering de Spreidingswet halverwege de tweede cyclus afbreken terwijl er nog grote tekorten zijn?

  • 5. De toenmalige Minister schreef het wenselijk te vinden om kinderen met voorrang door te plaatsen naar reguliere opvang, maar gaf aan dat dit om legio redenen niet altijd gebeurt.7 In hoeveel gevallen lukt het nu daadwerkelijk om kinderen met voorrang in de reguliere opvang te plaatsen?

  • 6. Wat is er sinds de start van de toekomstverkenning onderwijs aan nieuwkomers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gedaan met de knelpunten die in de eerste fase zijn opgehaald?

  • 7. Wanneer verwacht u de Eerste Kamer te informeren naar aanleiding van de verdiepende inventarisatie die het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) nu uitvoert?

  • 8. Wat gaat u concreet doen om te zorgen dat alle kinderen tussen de vijf en zestien jaar die in Nederland verblijven ook naar school gaan, zoals in de Leerplichtwet is opgenomen?

De vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer.

Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad A.W.J.A. van Hattem

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ASIEL EN MIGRATIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2025

Op 24 juni jl. heeft u namens de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad aangegeven kennis te hebben genomen van de brief van de toenmalige Minister van Asiel en Migratie van 23 april 2025. De brief gaat in op de stand van zaken betreffende de verbetering van de situatie van kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) in de asielopvang. De leden van de Volt- en SP-fractie hebben naar aanleiding van deze brief aanvullende vragen gesteld. In deze brief beantwoord ik die vragen mede namens de Staatssecretaris van OCW.

1. Kunt u aangeven hoeveel kinderen op dit moment verblijven in noodopvanglocaties? Kunt u daarbij aangeven hoeveel van deze kinderen niet naar school gaan? En voor hoeveel van de kinderen die wel naar school gaan, kan geen volledig of regulier aanbod worden georganiseerd?

Op peildatum 29 oktober 2025 verbleven ca. 14.300 kinderen in gezinsverband in de asielopvang, waarvan ca. 8.200 in reguliere opvang, ca. 5.000 in noodopvang en ca. 1.000 kinderen in de tijdelijke gemeentelijke opvang. Op dezelfde peildatum verbleven ca. 4.900 alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv) in de asielopvang, waarvan ca. 2.600 in reguliere opvang, ca. 2.200 in noodopvang en <100 amv in de tijdelijke gemeentelijke opvang. Genoemde aantallen zijn inclusief amv die niet op speciale amv-locaties verblijven, zoals begeleide amv (bama): minderjarigen die begeleid worden door een familielid.

Zoals toegelicht in mijn brief van 19 september jl. hebben het COA, stichting Nidos, het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) geen cijfers over hoeveel van deze kinderen niet naar school gaan. OCW en COA zijn op de hoogte van dit knelpunt en erkennen het belang van deze gegevens. Het COA en OCW verkennen hoe er meer zicht kan komen op de kinderen die bij het COA bekend zijn en nog geen BRP-inschrijving hebben. Daarnaast volgt OCW in nauwe samenwerking met leerplichtambtenaren welke leer- en kwalificatieplichtige jongeren in beeld zijn bij een gemeente, maar nog geen onderwijsinschrijving hebben. Alleen kan hierbij geen uitsplitsing worden gemaakt naar asielzoekers, omdat deze gegevens niet door leerplichtambtenaren worden geregistreerd.

Door de soms snelle opschaling van opvangvoorzieningen en de plotselinge komst van leerplichtige kinderen, kunnen scholen niet altijd meteen in een (volledig) aanbod voorzien. In de uiterste situatie, als alle reguliere mogelijkheden ontoereikend blijken te zijn, kan een gemeente via de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen toestemming vragen aan de Minister van OCW om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening te starten (tnv). Hiermee krijgt het schoolbestuur tijdelijk de ruimte het onderwijs anders in te richten op het gebied van onderwijstijd, onderwijshuisvesting, curriculum en/of bevoegdheden. Een regulier onderwijsaanbod is altijd te verkiezen boven een tijdelijke plek in een tnv. Gezien de huidige dynamiek in het opvanglandschap en de personele tekorten op de onderwijsarbeidsmarkt en onderwijshuisvesting valt niet uit te sluiten dat in de loop van het schooljaar nieuwe tnv’s nodig gaan zijn.

2. Kunt u aangeven welke rol de gemeenten en leerplichtambtenaren hebben om ervoor te zorgen dat deze kinderen toegang tot onderwijs hebben? Kunt u aangeven wat de rol is van de Inspectie van het Onderwijs in het zorgen dat kinderen naar school gaan?

In het primair onderwijs zijn gemeenten ervoor verantwoordelijk dat er voor alle kinderen die in de gemeente verblijven, voldoende (openbaar) onderwijs beschikbaar is. In het voortgezet onderwijs ligt deze garantiefunctie bij de gedeputeerde staten. Verder dient een gemeente tenminste een keer per jaar overleg te voeren met alle scholen in de gemeente (zowel primair als voortgezet onderwijs) over de invulling van het aanbod aan nieuwkomers. De leerplichtambtenaar ziet toe op naleving van de leerplicht en kan waar nodig ook het gesprek met leerlingen, ouders, voogden (voor amv is dat Nidos), scholen en gemeenten voeren om de toegang tot een school en het geregeld schoolbezoek te bevorderen.

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft geen rol bij individuele casuïstiek, maar kan signalen over problemen in de toegang tot onderwijs betrekken bij haar reguliere toezicht. De inspectie monitort ook de naleving van de wettelijke verplichting voor gemeenten om jaarlijks overleg te voeren met alle scholen over het aanbod aan nieuwkomers. Als de inspectie denkt dat er mogelijk sprake is van een ernstige situatie, kan zij eerder in gesprek gaan met de betrokken gemeente, scholen en besturen.

3. Hoe werkt u aan het vergroten van het bewustzijn onder gemeenten dat zij ook bij minder dan drie maanden verblijf onderwijs moeten aanbieden?

In de bestuursovereenkomsten die COA met gemeenten sluit, staat aangegeven dat de gemeente verantwoordelijk is voor het onderwijs aan de kinderen die in de opvanglocatie verblijven. COA en Nidos voeren hierover scherp het gesprek met gemeenten. Daarbij kunnen ook mijn medewerkers in het land, van de Nationale Opvang Organisatie (de NOO) bijdragen aan informatievoorziening.

Zoals toegezegd in het commissiedebat Asiel en Migratie van 23 september jl. verkennen A&M en COA daarnaast of het mogelijk is om gezinnen met kinderen en amv met voorrang te plaatsen op locaties waar de toegang tot onderwijs gegarandeerd is.

Het Ministerie van OCW bevordert actief dat gemeenten kinderen zo snel mogelijk onderwijs bieden. De regiocoördinatoren van het ministerie ondersteunen schoolbesturen en gemeenten bij de organisatie van het onderwijs aan nieuwkomers. Zij adviseren hen ook bij het vinden van passende oplossingen wanneer het niet lukt om de onderwijscapaciteit voldoende op te schalen. Ook netwerkorganisatie LOWAN ondersteunt scholen bij het organiseren van onderwijs aan nieuwkomers, in opdracht van OCW.

4. De toenmalige Minister schreef dat om de continuïteit van onderwijs te waarborgen, het belangrijk is om kinderen niet meer op (tijdelijke) noodopvanglocaties te laten verblijven. Deze Minister gaf tegelijk ook toe dat dit niet lukt door het aanhoudende tekort aan structurele opvangplekken. Toch heeft deze Minister een contourennota voor de intrekking van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (de Spreidingswet) in consultatie gebracht in mei 2025. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Waarom wil de regering de Spreidingswet halverwege de tweede cyclus afbreken terwijl er nog grote tekorten zijn?

In het Regeerprogramma van 13 september 2024 is het voornemen aangekondigd om de Spreidingswet in te trekken. Hiervoor dient een wetsvoorstel te worden gemaakt. Ter voorbereiding is een contourennota opgesteld en in consultatie gegaan waarin is aangegeven wat er aan flankerend beleid nodig is om de opvang van asielzoekers vorm te geven zonder wettelijke taak voor gemeenten. Het kabinet onderschrijft het belang van goed georganiseerde opvang en van een zorgvuldig traject bij de verdere uitwerking van een wetsvoorstel tot intrekking.

Op dit moment bestaan de beschikbare COA opvangplekken nog voor ongeveer de helft uit noodopvangplekken. Het kabinet heeft de afgelopen periode ingezet op het verkleinen van het aandeel noodopvanglocaties en blijft inzetten op het realiseren van reguliere locaties en, als gevolg daarvan, ook goedkopere opvang.

5. De toenmalige Minister schreef het wenselijk te vinden om kinderen met voorrang door te plaatsen naar reguliere opvang, maar gaf aan dat dit om legio redenen niet altijd gebeurt. In hoeveel gevallen lukt het nu daadwerkelijk om kinderen met voorrang in de reguliere opvang te plaatsen?

Hier zijn geen cijfers van, om verschillende redenen. Allereerst wordt niet bijgehouden of een kind wordt verhuisd naar een reguliere opvang, omdat het op een noodopvanglocatie zit. Er kunnen ook diverse en meerdere redenen zijn om te verhuizen, naast deze. Verder is het niet altijd in het belang van het kind om te verhuizen naar een reguliere locatie. Er zijn ook noodlocaties die niet of nauwelijks onderdoen voor reguliere locaties, en reguliere locaties waar voorzieningen zoals onderwijs niet beschikbaar zijn. In deze gevallen kan de keuze worden genomen een kind niet te verhuizen, om te voorkomen dat een kind hierdoor moet wisselen van school, naar een andere zorginstelling moet, andere begeleiders krijgt en het sociale netwerk (weer) verandert. Daarmee is de situatie voor het kind niet verbeterd t.o.v. blijven in de noodopvang.

Zoals onder vraag 3 aangegeven verkennen A&M en het COA of het mogelijk is om gezinnen met kinderen en amv met voorrang te plaatsen op locaties waar de toegang tot onderwijs gegarandeerd is.

6. Wat is er sinds de start van de toekomstverkenning onderwijs aan nieuwkomers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gedaan met de knelpunten die in de eerste fase zijn opgehaald?

De toenmalig Staatssecretaris van OCW heeft de Tweede Kamer op 24 juni jl. geïnformeerd over het vervolg op de toekomstverkenning. In de brief «Een betere start voor kinderen met Nederlands als tweede taal». In deze brief staat onder meer dat het onderwijs aan nieuwkomers juridisch ingebed gaat worden zodat scholen, leraren en leerlingen beter weten waar ze aan toe zijn. Daarnaast worden aanvullende maatregelen genomen, zoals de harmonisatie van de startdatum voor scholen om nieuwkomersbekostiging aan te vragen met de datum van eerste inschrijving van de leerling in het onderwijs.

7. Wanneer verwacht u de Eerste Kamer te informeren naar aanleiding van de verdiepende inventarisatie die het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) nu uitvoert?

De Tweede en Eerste Kamer zijn op 19 september jl. geïnformeerd over de verdiepende inventarisatie van het COA.

8. Wat gaat u concreet doen om te zorgen dat alle kinderen tussen de vijf en zestien jaar die in Nederland verblijven ook naar school gaan, zoals in de Leerplichtwet is opgenomen?

De schoolgang van kinderen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Samen met de Staatssecretaris van OCW zet ik mij ervoor in om de verbinding tussen de asielopvang en het onderwijs te versterken. Dit doen we door beter zicht te krijgen in de schoolgang van kinderen die in de asielopvang verblijven, door betere informatievoorziening over de wettelijke verplichtingen ten aanzien van de toegang tot onderwijs en de mogelijkheid te verkennen om gezinnen met kinderen en amv met voorrang te plaatsen op locaties waar de toegang tot onderwijs gegarandeerd is.

De Minister voor Asiel en Migratie, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Samenstelling:

Marquart Scholtz (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Lagas (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Croll (D66), Dittrich (D66), Griffioen (D66), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Van Bijsterveld (JA21), Koffeman (PvdD), Janssen (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/25, 36 600 XX, O.

X Noot
3

De Minister van Asiel en Migratie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Dittrich (D66) en Perin-Gopi (Volt), toe haar te informeren hoeveel van de 6.000 kinderen die nu verblijven in de noodopvang, naar school gaan en welke maatregelen zij in samenspraak met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) gaat nemen om deze schoolgang verbeteren, waarbij ook de rol van de Inspectie van het Onderwijs wordt meegenomen.

X Noot
4

Kamerstukken I 2024/25, 36 600 XX, O, p. 5.

X Noot
5

Kamerstukken I 2024/25, 36 600 XX, O, p. 3.

X Noot
7

Kamerstukken I 2024/25, 36 600 XX, O, p. 3.

Naar boven