36 600 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025

N VERSLAG VAN EEN DESKUNDIGENBIJEENKOMST

Vastgesteld 2 april 2025

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp1 heeft op 4 maart 2025 gesprekken gevoerd over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (36 600 XVII);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 februari 2025 inzake beleidsbrief ontwikkelingshulp – Doen waar Nederland goed in is: Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (TK 36 180, nr. 133).

Van deze gesprekken brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp, Petersen

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp, Van Luijk

Voorzitter: Petersen

Griffier: Van Luijk

Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Van Apeldoorn, Bakker-Klein, Van Ballekom, Belhirch, Van Bijsterveld, Goossen, Hartog, Holterhues, Koffeman, Martens, Petersen, Vogels en De Vries,

alsmede:

  • mevrouw Hilhorst, hoogleraar Erasmus Universiteit;

  • de heer Koch, secretaris-directeur Adviesraad Internationale Vraagstukken;

  • de heer Kuijper, chief executive officer DFIs bij EDFI;

  • de heer Middendorp, senior research associate Clingendael;

  • de heer Van Nieuw Amerongen, politiek adviseur Woord en Daad.

Aanvang 16.30 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, van harte welkom bij deze deskundigenbijeenkomst inzake de BHO-begroting 2025. Een bijzonder welkom aan de vijf deskundigen die bereid zijn geweest om op vrij korte termijn hun agenda hiervoor schoon te poetsen en vooraf ook nog een inbreng te leveren. Bijzonder hartelijk dank dat u hiervoor beschikbaar bent en dat u ook het voorbereidende werk op die korte termijn heeft willen en kunnen doen.

De bijeenkomst duurt tot 18.00 uur. We hebben precies 90 minuten. Om zo veel mogelijk informatie hieruit te kunnen halen, hebben we als procedure voorgesteld dat u zich, uiteraard, zelf nog even kort kunt voorstellen en uw positionpaper kunt toelichten in vijf minuten. Dat geeft de gelegenheid om daarna nog iets meer dan een uur met de commissie van gedachten te wisselen. Onze ervaring is dat het het beste werkt om een ronde te maken waarin één vraag per fractie kan worden gesteld. Als er van een fractie verschillende mensen aanwezig zijn, dan houden we het dus toch op één vragensteller per fractie om de balans daar een beetje in te houden. Na ongeveer drie vragen geven we de gelegenheid om antwoord te geven. Zo proberen we door het veld te marcheren. Als er dan nog tijd over is, kunnen we nog een tweede ronde doen en eventueel een derde. Dat brengt voor de Kamerleden de verplichting met zich mee om niet hele betogen te houden, maar zich echt te focussen op de vraag. Mocht die verleiding toch lastig te weerstaan zijn, dan zal ik proberen in te grijpen, zodat dat niet ten koste gaat van de gelegenheid om vooral van de deskundigen te horen.

Dat gezegd hebbende wil ik u de gelegenheid geven om u voor te stellen en om bij het voorstellen ook uw toelichting te geven op de positionpaper. Ik begin bij mevrouw Hilhorst en dan loop ik zo de ronde af, waarna we de vragenronde kunnen starten, met de klok mee. Dus van harte welkom en laten we er een mooie bijeenkomst van maken. Gaat uw gang.

Mevrouw Hilhorst:

Hoort u mij nu al?

De voorzitter:

Ja. Als uw rode lampje brandt, dan bent u verstaanbaar en komt u in beeld. Dit wordt namelijk ook allemaal via de livestream uitgezonden. Dan weet u zeker dat u wordt geregistreerd.

Mevrouw Hilhorst:

Ik zal proberen heel elegant te praten.

De voorzitter:

Heel veel succes. Gaat uw gang.

Mevrouw Hilhorst:

Goedemiddag allemaal. Ik ben Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire studies aan het Institute of Social Studies hier in Den Haag. Ik ben ook oprichter van het The Hague Humanitarian Studies Centre. Ik moet eerlijk zeggen dat ik in de tijd dat ik op dit terrein bezig ben – dat is al best wel lang; dat kunt u aan mij zien – nog niet eerder zo bezorgd ben geweest over hoe wij ons tot de rest van de wereld verhouden. Dat wil ik graag toelichten aan de hand van deze begroting.

Er is net een beleidsbrief ontwikkelingshulp geschreven. In deze beleidsbrief van 20 februari 2025 wordt door de regering gesteld dat dit kabinet het belang van Nederland weer vooropstelt in de portefeuille Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Ontwikkelingssamenwerking heeft altijd doelstellingen gehad van schatplichtigheid ten aanzien van de koloniale tijd en meer recent klimaatverandering, compassie en internationale afspraken, gecombineerd met politieke doelstellingen over het verkrijgen van invloed ter bevordering van Nederlandse belangen. In het verleden werd dit zo geformuleerd dat ontwikkelingssamenwerking bijdroeg aan ons verlichte eigenbelang. Dit hield de verwachting in dat inspanningen zich op middellange of lange termijn terug zouden betalen doordat mondiale crises, die ook Nederland kunnen raken, werden aangepakt. Deze beleidsbrief is in zoverre een trendbreuk dat die ontwikkelingshulp direct en expliciet koppelt aan het Nederlandse eigenbelang op de korte termijn wat betreft handelsdoelstellingen, veiligheid en stabiliteit en migratie.

In 1952 gaf Joseph Luns toen hij werd gevraagd naar het waarom van twee Ministers van Buitenlandse Zaken als reden dat Nederland nu eenmaal heel veel buitenland heeft. Dat geldt nog immer. Nederland is als klein land bovenmatig afhankelijk van de internationale orde. Neem bijvoorbeeld de kwetsbaarheid van doorvoerland Nederland voor pandemieën. De coördinatie van de Wereldgezondheidsorganisatie is daarbij onmisbaar. De minimalistische houding van de huidige regering, die zich volgens de beleidsnota wil beperken tot de wettelijke verplichtingen en ervan afziet om haar invloed te vergroten in de Verenigde Naties, geeft zich hier geen rekenschap van.

Voor een klein land met een sterke economie zoals Nederland is ontwikkelingssamenwerking het smeermiddel van bilaterale relaties. Het bevorderen van handelsrelaties door handelsmissies, het maken van afspraken over het uitleveren van een gezochte crimineel, het onderhandelen over afspraken over inperken van migratie of terugname van migranten: dit alles werkt beter als het is ingebed in warme diplomatieke verhoudingen. Een instrumentele of transactionele benadering waarbij dergelijke onderhandelingen geen onderdeel uitmaken van een bredere bilaterale relatie, is bewezen minder effectief. Bestendige ontwikkelingssamenwerking die inspeelt op de ontwikkelagenda van de betrokken landen draagt dus bij aan het behalen van specifieke Nederlandse doelen.

Het aanpalende beleidsterrein van humanitaire hulp of noodhulp, dat budgettair trouwens wel onder ontwikkelingshulp valt maar toch anders is, zal volgens de eerdergenoemde beleidsbrief een belangrijk onderdeel blijven van het Nederlandse beleid. Dat is positief en broodnodig. Humanitaire nood is fors gestegen in de afgelopen jaren vanwege toenemende conflicten en de toename in rampen, mede maar niet alleen door klimaatverandering. Terwijl in 2015 1% van de mensheid humanitaire hulp nodig had, is dit inmiddels gestegen naar bijna 4%. Een op de 29 mensen heeft humanitaire hulp nodig. De budgetten nemen niet navenant toe en het gat tussen de hoeveelheid mensen die hulp nodig hebben en zij die hulp ontvangen, is al opgelopen tot 40%. Zonder substantiële inspanning op het gebied van stabiliteit en vrede, economische ontwikkeling, gezondheidszorg en rampenreductie valt te vrezen dat humanitaire hulp blijft toenemen en steeds meer budgetruimte inneemt van juist die zaken die de nood kunnen dempen. Dan ontstaat er een situatie van dweilen met de kraan open.

Ook wil ik uw aandacht vragen voor wederopbouw. Wederopbouw na rampen of conflict is kostbaar en zelden te realiseren zonder internationale bijstand. In Syrië bijvoorbeeld worden de kosten tussen de 250 en 400 miljard dollar geraamd. Beleidsmatig valt wederopbouw onder ontwikkelingshulp, terwijl humanitaire budgetten aangewend blijven worden om onmiddellijke nood te beslechten. Bijdragen aan wederopbouw is van belang voor alle prioriteiten van het huidige beleid: kansen voor bedrijven, stabiliteit en vrede, en migratie. Goed uitgevoerde wederopbouw kan helpen om vrede te bestendigen. Dit is extra belangrijk in het licht van het feit dat landen in een periode van vijf jaar na een conflict extra kwetsbaar zijn voor hernieuwd conflict. Wederopbouw kan ertoe bijdragen een dergelijke conflictspiraal te doorbreken.

Wij leven in onzekere tijden en de investeringen in defensie nemen toe in heel Europa. Echter, dit zou niet ten koste moeten gaan van blijvende investeringen in goede internationale verhoudingen, conflictpreventie en vrede. Recent onderzoek van het Internationaal Monetair Fonds schat in dat 1 dollar aan conflictpreventie 103 dollar scheelt aan conflictbeslechting. Juist in deze tijd gaat bezuinigen op ontwikkelingshulp om al deze redenen in tegen het belang van Nederland. Het is juist in het belang van Nederland de relatie tussen ontwikkelingshulp en het bruto nationaal inkomen te herstellen, liefst op het niveau van 2015, toen deze nog conform de afspraken 0,7% bedroeg.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Hilhorst, dank voor uw inleiding. Ik ga gelijk door naar de heer Koch. U mag zich ook kort voorstellen en dan uw inleidende beschietingen doen, als ik het zo mag zeggen. Ook graag binnen vijf minuten, als dat kan.

De heer Koch:

Zeker. Veel dank dat we hier mogen aansluiten. Ik spreek namens de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Ik ben daarvan secretaris-directeur. We zijn zeer onder de indruk van het grote aantal aanwezigen hier. Ik zou graag willen ingaan op ons laatste advies over ontwikkelingssamenwerking, getiteld Een stabiel en voorspelbaar ODA-budget. Die is van precies een jaar geleden.

Volgens de adviesraad is Official Development Assistance, zoals we dat dan noemen, een belangrijk middel om de doelstellingen van het Nederlandse buitenlandbeleid te kunnen verwezenlijken, waaronder internationale armoedebestrijding. Onderzoek laat zien dat de belangrijkste voorspeller van instabiliteit, oorlog en conflict de sterfte is van kinderen tot 5 jaar. Hoe beter er voor de gezondheidszorg voor kinderen wordt gezorgd, hoe minder instabiliteit er is en hoe minder migratie er is. De ODA-uitgaven moeten dan ook niet gezien worden als een investering die enkel de ontvangende landen ten goede komt, maar ook als een investering die in ons directe Nederlandse belang is. De middelen zijn namelijk ook essentieel om bij te dragen aan de oplossing van wereldwijde problemen die Nederland raken. Ontbossing in Brazilië en Afrika heeft een impact op de klimaatschade die we in Nederland oplopen, en als de gezondheidszorg in delen van Afrika niet onder controle is, kan dat leiden tot extra pandemieën in Europa. Er is een internationale afspraak van 0,7%. Wij denken dat het van belang is om die koppeling te handhaven, ook omdat de regering zich gecommitteerd heeft aan de Sustainable Development Goals, en die kunnen behaald worden door die 0,7% proberen te handhaven. Het versterkt de Nederlandse positie in de wereld en biedt openingen voor versterkte partnerschappen met landen in het mondiale Zuiden, wat hard nodig is ten tijde van de geopolitieke turbulentie van het moment.

Wij hadden een aantal aanbevelingen in ons advies opgenomen. Eentje is overgenomen, eentje niet. Degene die overgenomen is heeft betrekking op de asieltoerekening. De adviesraad vond het geen goed bestuur om de begroting voor ontwikkelingssamenwerking zo erg te laten fluctueren. Door die asieltoerekening ging het budget voor ontwikkelingssamenwerking enorm op en neer. We hebben gezien dat in het hoofdlijnenakkoord ervoor gekozen is om het te maximaliseren op 10%. Dan mag dus maximaal 10% van het ODA-budget naar asieltoerekening gaan. Dat is volgens de adviesraad een goede ontwikkeling.

Onze belangrijkste aanbeveling, aanbeveling 1, betrof het koppelen van het ODA-budget aan de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen. Die aanbeveling lijkt niet overgenomen te zijn. In ieder geval voorlopig is die koppeling losgelaten. Wij onderstrepen het belang van deze koppeling om de continuïteit van de Nederlandse inzet te kunnen borgen. We zien dat door die koppeling het budget ieder jaar automatisch een beetje toeneemt, waardoor grote klappen, of het nu Oekraïne is of covid, niet leiden tot een grote uitholling van de lopende programma’s. Het is dus een kwestie van goed bestuur.

Sommige mensen vragen aan de adviesraad: waarom zou je doorgaan met die koppeling als die 0,7% toch niet wordt gehaald? Volgens ons is de koppeling van belang omdat die garandeert dat de internationale afspraak van 0,7% toch een soort van ankerpunt blijft, ook al vallen de uiteindelijke uitgaven door structurele bezuinigingen steeds lager uit. Professor Hilhorst zei het al: de laatste keer dat de 0,7% gehaald werd, was in 2015, maar wij vrezen dat het loslaten van de koppeling binnen korte tijd de reële waarde van de overblijvende middelen snel zal uithollen.

Ten slotte. Gezien de teruggang in de financiering door andere donoren vindt de AIV het van belang om te onderstrepen dat dit juist betekent dat de investeringen van Nederland extra relevant zijn. De terugloop in investeringen van de VS in defensie noopt Nederland en Europa ertoe, extra te investeren in defensie. Net zo menen wij dat de teruggang in de Amerikaanse investeringen in internationale samenwerking zou moeten leiden tot extra investeringen daarin aan deze zijde van de oceaan. Het is volgens de AIV in deze geopolitiek turbulente tijd dus nu zaak om een stap naar voren te zetten in plaats van een stap terug te doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Koch, hartelijk dank voor uw introductie. Ik ga graag door naar de heer Van Nieuw Amerongen. Ik geef u de gelegenheid om zich te introduceren en uw inleidende opmerkingen te maken, graag ook weer binnen vijf minuten, als dat kan. Gaat uw gang.

De heer Van Nieuw Amerongen:

Voorzitter, dank u wel voor het woord. Geachte leden van de senaat, ik sluit mij aan bij de eerdere sprekers: dank u wel voor het organiseren van deze bijeenkomst. Dat onderstreept het belang, en ook het belang dat u hecht, aan de ontwikkelingen die gaande zijn in de wereld, ook politiek gezien. Mijn naam is Maarten van Nieuw Amerongen. Ik ben politiek adviseur voor Woord en Daad, een maatschappelijke organisatie, ruim 50 jaar oud. We zijn geboren in de kerk en opgericht door een ondernemer, zoals wij altijd zeggen. Ik geef graag vanuit onze eigen ervaring in de samenwerking met maatschappelijke organisaties in het mondiale Zuiden een toelichting bij het positionpaper dat ik aangeleverd heb over voedselzekerheid, water en klimaat.

Ik denk dat het goed is om bij de cijfers die ik in mijn bijdrage genoemd heb te realiseren dat de bezuinigingen die aangekondigd zijn in een steil pad oplopen. Voor dit jaar, het lopende jaar, is dat 300 miljoen. Dat loopt op tot 500 miljoen tot uiteindelijk structureel 2,4 miljard. Ik sluit mij helemaal aan bij het betoog van meneer Koch over de koppeling tussen ODA en bni. Als het gaat om goed bestuur lijkt het mij belangrijk om daaraan vast te houden. Het bijgevoegde grafiekje zou er heel anders uit kunnen zien op het moment dat er ook ontkoppeld wordt. Ik sluit mij helemaal aan bij wat al gezegd is: om additionele bezuinigingen en die van vorige kabinetten wat te kunnen dempen, is het goed om aan die koppeling vast te houden.

Ook de impact op thema’s die ik niet noem in mijn bijdrage, is bij ontkoppeling groter. De beleidsnota kwam net al even naar voren. Dan zien we bijvoorbeeld dat investeringen in beroeps- en hoger onderwijs in z’n geheel worden geschrapt. Onze bijdrage aan internationale klimaatfinanciering wordt meer dan gehalveerd, terwijl de AIV juist pleit voor onze fair share. Er zijn ook forse bezuinigingen – ruim twee derde – op de versterking van het maatschappelijk middenveld, wat juist in deze tijden van achteruitgang van de democratie en opkomst van autocratische regimes toch wel echt zorgwekkend is.

Laat ik beginnen met voedselzekerheid. Alleen al in 2025 krijgen 1 miljoen boeren minder ondersteuning voor zaaigoed en kunstmest. Daarnaast blijven naar schatting 200.000 mensen in landen als Mali en Ethiopië kampen met ondervoeding. Dat zijn mensen die anders geholpen hadden kunnen worden. Ook is er minder geld voor de verduurzaming van landbouwgrond. Voor een boer in Niger kan dat betekenen dat zijn akker sneller uitgeput raakt, dat zijn oogst afneemt of dat hij zijn gewasverzekering simpelweg niet meer kan betalen. Gezinnen raken afhankelijk van duur geïmporteerd voedsel en hebben onder de streep minder te eten.

Bezuinigingen zoals deze vergroten de instabiliteit in regio’s zoals de Sahel, waar we zien dat islamitische en etnische strijdgroepen profiteren van het vacuüm dat wij achterlaten als westerse landen zich terugtrekken. Juist nu zou Nederland het verschil moeten maken, omdat we de gevolgen van dit soort instabiele regio’s niet buiten de deur kunnen houden, omdat hard power niet zonder soft power kan en omdat conflictbeslechting altijd duurder is, vele malen duurder, dan conflictpreventie. Het is net ook al gezegd in de bijdrage van mevrouw Hilhorst.

Dan water. Dat is net als voedsel een eerste levensbehoefte. Nederland heeft een belangrijke rol in waterbeheer. Dit jaar profiteren 100.000 mensen minder van goed waterbeheer en veilige delta’s, via Nederlandse programma’s, in landen als Ethiopië en Bangladesh. Ook de toegang tot sanitaire voorzieningen neemt af. Dat vergroot het risico op pandemieën en de uitbraak van besmettelijke ziektes en bedreigt daarmee in potentie ook onze eigen volksgezondheid. Een gebrek aan veilige en hygiënische sanitatie zorgt er bovendien voor dat meisjes en vrouwen vaker van school of werk worden weggehouden.

In 2025 krijgen 200.000 mensen minder toegang tot veilig drinkwater in landen als Benin en Zuid-Sudan. Nederland werkt hier samen met de Wereldbank, UNICEF, maar ook met WaterWorX, een initiatief waarin Nederlandse bedrijven zoals Vitens en Evides samenwerken met lokale bedrijven om de komende jaren 10 miljoen mensen te voorzien van water en sanitatie. Minder budget en minder inzet leiden tot slechtere toekomstperspectieven, met directe gevolgen voor gezondheid, economische kansen en stabiliteit.

Dan klimaat. De bezuiniging op klimaat betekent dat alleen al dit jaar naar schatting 300.000 mensen minder toegang hebben tot hernieuwbare energie. We lezen in de nota dat deze investering in de toekomst zelfs volledig wordt geschrapt. Investering in hernieuwbare energie leidt natuurlijk tot minder uitstoot, zoals u zich kunt voorstellen, maar een stabieler energienet is ook cruciaal voor ondernemers en voor lokale gemeenschappen, die daardoor minder afhankelijk worden van dure fossiele brandstoffen. Daarnaast wordt er gekort op bosbouw en bosherstel.

De bijdrage aan klimaatadaptatie wordt de komende jaren gehalveerd. Dit doet niet alleen afbreuk aan toezeggingen gedaan in achtereenvolgende klimaatconferenties, maar stelt ook de recente belofte van Nederland in de Pact for the Future ter discussie. Daarin is afgesproken om juist te versnellen op de SDG’s en extra financiering te mobiliseren voor de meest kwetsbare landen, met in het bijzonder aandacht voor jongeren. Deze gebroken beloftes zijn een heel slecht signaal, juist nu het mondiale Zuiden zijn plek meer opeist op het wereldtoneel.

Deze bezuinigingen zijn niet alleen een schok voor ons als maatschappelijke organisatie, maar ook voor ondernemers, lezen we in de krant en zien we op tv. Lokale ngo’s hebben decennialange ervaring in het bereiken van gemeenschappen en het opbouwen van vertrouwen. Ze werken niet alleen als een schakel naar bedrijven, maar spelen ook een unieke rol in het mobiliseren van kennis, het versterken van lokale capaciteiten en het borgen van langetermijnresultaten. Zonder een sterk maatschappelijk middenveld wordt ontwikkelingssamenwerking simpelweg minder effectief en wordt het moeilijker om langetermijnresultaten te realiseren.

VNO-NCW maakt zich zorgen over de internationale positie van Nederland, zagen we laatst in het NOS Journaal en evofenedex noemt ngo’s «essentieel voor het opbouwen van relaties tussen lokale gemeenschappen en het Nederlandse bedrijfsleven». Ruben Bringsken, een ondernemer in groente en peulvruchten, noemde ons laatst «het oliemannetje» voor bedrijven als die van hem. Zonder deze samenwerking worden producten ook in onze supermarkt duurder en verschraalt het aanbod. Dus zelfs als u geen waarde hecht aan investeringen in gemeenschappen elders, overweeg dan de gevolgen voor de consument hier, de ondernemer en de Nederlandse belangen op het wereldtoneel.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank ook voor uw introductie. Dan ga ik direct door naar uw buurman, de heer Middendorp. U ook van harte welkom. Ik geef ook u vijf minuten om zich te introduceren en uw inleidende opmerkingen te maken. Gaat uw gang.

De heer Middendorp:

Dank u wel. Mijn naam is Tom Middendorp. Allereerst dank voor de uitnodiging, voorzitter en leden van de senaat. Het is bijzonder om hier als oud-Defensieman te spreken over ontwikkelingssamenwerking. Ik ben oud-Commandant der Strijdkrachten. Ik ben tegenwoordig actief als gezant op het gebied van Europese defensiesamenwerking en leid een wereldwijd netwerk op het gebied van klimaat en veiligheid. Dat heeft mij de edele bijnaam «klimaatgeneraal» gegeven. Vanuit die optiek kijk ik wel met een heel andere bril naar ontwikkelingssamenwerking. Ik zie gebeuren dat we echt een ander tijdperk instappen, waarin het geen business as usual meer is. Traditioneel waren OS en Defensie geen vrienden van elkaar. Het waren gescheiden werelden. We konden het ook niet altijd goed met elkaar vinden. Maar we hebben elkaar onderweg wel leren vinden en waarderen, vanuit een soort onderkenning dat zonder veiligheid ontwikkeling niet mogelijk is, maar zonder duurzame ontwikkeling veiligheid niet blijvend is. We hebben elkaar dus gewoon nodig. We zijn twee kanten van eenzelfde munt.

Als je investeert in het buitenland, betekent dit ook dat dit niet alleen een investering in defensie moet zijn. Dat klinkt misschien vreemd van een Defensieman. Het moet meer over de breedte gelden voor het buitenlandinstrumentarium. Ik wil u uitleggen, aan de hand van een paar plaatjes, waarom dat nodig is. Op het plaatje dat ik nu laat zien staat een beetje symbolisch waar Nederland vandaan komt. We zijn een oase – dat geldt eigenlijk voor heel Europa – in een wereld die in steeds meer turbulentie komt te zitten. We hebben 80 jaar geleefd in vrijheid. Wij zijn allemaal opgegroeid in vrijheid. 80 jaar vrijheid is ongekend in de geschiedenis van Nederland. Wij weten niet beter dan dat wij vrij zijn. Wij weten niet beter dan dat al die waarden die wij hier hebben er altijd al waren, maar dat is helemaal niet zo. We moeten dus wel beseffen dat we eigenlijk uit een heel bijzonder tijdperk komen, dat ons in staat heeft gesteld om onze welvaart naar een ongekend hoog niveau te brengen. Ook dat is uniek in de geschiedenis van Nederland. Maar het komt met een prijs. Die prijs wordt nu steeds meer voelbaar. Dat verklaart ook dat we echt een ander tijdperk instappen, waarin we niet moeten denken dat het wel overwaait. We moeten niet denken dat het aan ons voorbijgaat als we maar achter onze dijken bukken. Nederland is een internationaal verweven handelsland. Wij zijn de poort van Europa. Wij zijn volledig afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt. Dat maakt het buitenland voor ons essentieel. Alles wat wij hier doen op het gebied van welvaart, onderwijs of wat dan ook kan niet zonder onze positie in het buitenland. Dat vereist dus ook dat we daaraan blijven werken.

In dat buitenland zie ik een aantal grote veranderingen. Ik kom net terug uit München. Ik kom daar al zes jaar. Ik zit er in allerlei panels. Ik zie daar dat leiders van organisaties, van landen en van instituten nerveus worden omdat ze worden geconfronteerd met de effecten van dit soort ontwikkelingen. Ze worden geconfronteerd met de effecten van een groeiende wereldbevolking. Een groeiende wereldbevolking betekent een groeiende vraag naar ruimte, naar water, naar voedsel en naar goederen. Daartegenover staat een trend van toenemende grondstoffenschaarste. Dat geeft wereldwijd een gat, een kloof tussen vraag en aanbod. Het geeft frictie: wie heeft toegang tot grondstoffen? Klimaatverandering jaagt dat eigenlijk aan, want die beperkt het leefbare deel van de wereld en ook het vermogen om water en voedsel te kunnen genereren voor de groeiende bevolking. De vierde belangrijke trend is de geopolitieke verdeeldheid die we nu iedere dag op televisie zien. We verschuiven van een geglobaliseerde wereld naar een fragmenterende wereld, met machtsblokken die steeds meer met elkaar gaan concurreren. Voor Nederland en voor Europa is dus de essentiële vraag: worden wij een speelbal of speler in deze wereld? Wij zien onszelf als een speler, maar we zijn steeds minder een speler. Trump maakt ons dat keihard duidelijk. Ik denk dus dat wij wat meer ons mannetje moeten staan, om het maar even in mannelijke termen te zeggen.

Hoe dan ook leiden deze ontwikkelingen tot steeds meer strategische competitie, rondom schaarste en toegang tot schaarste. Dat betekent dus dat wij in internationaal verband onze belangen meer moeten gaan behartigen dan ooit. Wij krijgen meer te maken met verstoringen in aanvoerketens van grondstoffen, van deelproducten uit Azië of waar dan ook vandaan. We hebben met corona al even gemerkt wat een kleine verstoring betekent. Die ontwricht maatschappijen. Ik heb het hier over heel grote verstoringen. Dat betekent dat wij weerbaarder moeten worden en dat wij belang hebben bij weerbaarheid om ons heen.

Ik zal dit doorvertalen naar het meer regionale niveau. U ziet linksboven op het plaatje de meer kwetsbare landen in de wereld. Diezelfde landen zijn ook de landen waar de grootste bevolkingsgroei plaatsvindt. Aan de rechterkant ziet u de impact van klimaatverandering. De rode gebieden rechtsboven worden het hardst getroffen door droogte. Rechtsonder ziet u de gebieden die het meest gevoelig zijn voor overstromingen. Beide zijn van belang voor Nederland. De rode gebieden rechtsboven betekenen dat het steeds fragieler en instabieler wordt aan de grenzen van Europa.

Ik ben vorig jaar in Somalië, Irak en verschillende andere landen geweest. Ik zie de binnenlanden gewoon leegtrekken door de droogte. Het gaat niet om een paar graden temperatuurstijging. Nee, het gaat om veranderende weerspatronen. Somalië heeft nog maar twee regenseizoenen gehad in vijf jaar. Dat betekent drie jaar droogte. Het betekent dat al het vee doodgaat, dat landerijen uitdrogen en dat mensen daar niet meer kunnen rondkomen. En wat doen ze dan? Ze trekken naar de steden. Die steden groeien en ontploffen. Mensen kunnen geen werk vinden en worden wanhopig. Dat leidt weer tot migratiestromen, keuzes voor extremisme en andere keuzes waarvan wij last krijgen. Het leidt ook tot verstoringen aan onze grenzen. Dit zijn echt ontwikkelingen waarover ik me ernstige zorgen maak en die ons allemaal gaan raken. We mogen onze ogen daar niet voor sluiten.

Dat geldt ook voor Zuid-Azië. U ziet daar een enorme kwetsbaarheid voor overstromingen. Het is de fabriek van de wereld. Het gros van de producten die wij hier in Nederland verhandelen, komt daar vandaan. Verstoringen in die fabriek hebben dus enorme economische consequenties hier in Nederland. Ook dat is voor ons heel relevant.

De vraag is dus of wij daarin een speelbal of speler worden. Ik denk dat wij allemaal graag een speler willen zijn en dat we niet alleen maar willen reageren op wat er op ons afkomt als het te laat is, maar dat we graag proactief willen zijn. We willen voorkomen dat we daardoor geschaad worden. Dat vereist wel dat wij ons gaan aanpassen. Dat vereist dat wij investeren in dat buitenlandinstrumentarium, inclusief OS. Alleen, dat vereist ook dat we OS op een andere manier gaan gebruiken. Dat is eigenlijk mijn pleidooi. Het vereist dat we meer focus gaan geven aan OS. Als dit de grote vraagstukken van de toekomst zijn, zal dit de centrale focus van ons buitenlandbeleid moeten zijn, ook van OS. Eigenlijk moeten we al onze buitenlandinstrumenten een gezamenlijke focus geven op dit soort vraagstukken. Het vereist ook dat we daarin de krachten gaan bundelen, want Nederland lost dat niet alleen op. We kunnen het wel samen oplossen, in Europees verband en met andere like-minded landen, als we onze inspanningen wat meer synchroniseren en tot meer synergie komen in het geheel. De hele private sector heeft hier ook een groot belang bij, zoals eerder al vermeld is, omdat het gaat om onze afzetmarkten en aanvoerlanden, waarvan wij afhankelijk zijn. De private sector kan hier dus ook een rol in spelen. Ik pleit dus voor focus en het bundelen van krachten in het beleid rondom OS, en zeker ook voor het blijven investeren daarin.

Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Meneer Middendorp, hartelijk dank voor uw bijdrage. Dan kom ik tot slot bij de heer Kuijper. Ook de heer Kuijper geef ik de gelegenheid om in vijf minuten zich te introduceren en een toelichting te geven op de positionpaper. Daarna kunnen we aan de vragenronde beginnen. Gaat uw gang.

De heer Kuijper:

Dank u wel, meneer de voorzitter en leden van de senaat. Heel veel dank ook voor de uitnodiging. Ik ben David Kuijper. Ik ben op dit moment CEO van de Associatie van Europese Ontwikkelingsbanken, gevestigd in Brussel. Wij zijn een associatie van vijftien ontwikkelingsbanken van Europese landen met twee, zoals we het noemen, affiliate partners buiten Europa: USDFC, de Amerikaanse ontwikkelingsbank, en de Canadese ontwikkelingsbank. De totale balans van de vijftien Europese leden is 53 miljard euro. Het Nederlandse lid daarvan is FMO, de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden, u welbekend. Voor deze functie werkte ik ook bij FMO. Daarvoor werkte ik bij de Wereldbank in Washington, en daarvoor in de Nederlandse buitenlandse dienst op verschillende plekken in verschillende functies. Ik heb het ontwikkelingsbudget van Nederland dus vanaf verschillende kanten gezien, en ook het ontwikkelingsbudget van andere landen. Ik doe deze testimony op persoonlijke titel. Ik doe dit niet namens EDFI, maar meer op basis van mijn ervaring in de laatste 25 jaar.

Net als de andere sprekers zie ik dat het de ambitie van de Minister is om een radicale ommekeer in het ontwikkelingsbeleid te bewerkstelligen. In de brief wordt gesteld dat het centraal stellen van het Nederlandse belang het doel is. Mijn opvatting hierover is dat die radicale ommekeer er zou kunnen komen door dit beleid, maar dat dit het Nederlandse macro-economische en geopolitieke belang gaat schaden in plaats van dat het goed zal zijn voor ons belang.

Ik zal hier een korte toelichting op geven. Laat ik positief beginnen. Ik ben het eens met de noodzaak die in de brief geschetst wordt van focus. Focus mag echter niet leiden tot vernauwing en veronachtzaming. Enkele punten in de brief zijn voor mij een aanwijzing dat dit kabinet de blik heeft vernauwd en dat het Nederlands belang op cruciale onderdelen veronachtzaamd kan worden. Laat ik drie punten noemen.

Ten eerste het Nederlands belang zelf. Het Nederlands belang wordt vernauwd tot handelsbelang. Dat betekent een veronachtzaming van het geopolitiek en macro-economisch belang van Nederland. Eerdere sprekers hebben daar al naar verwezen.

Een andere vernauwing is het ontwikkelingsbudget zelf. Het ontwikkelingsbudget wordt vernauwd tot hulp. Dat betekent een veronachtzaming van het belang van investeringen en van wat we ontwikkelingsfinanciering noemen.

De derde vernauwing die ik in de brief zie, is die van de private sector. De private sector wordt veelal vernauwd tot het midden- en kleinbedrijf, het mkb, het Nederlands midden- en kleinbedrijf. Dat betekent ook een veronachtzaming van een heel belangrijk onderdeel van de Nederlandse en Europese private sector, namelijk de financiële sector, en dan met name de impactfinanciers en de institutionele financiers. Onze pensioenfondsen en onze verzekeringsmaatschappijen zijn van groot belang bij het oplossen van de problemen waar de heer Middendorp net al naar verwezen heeft.

Deze cyclus van vernauwing en veronachtzaming, waarop het risico volgens mij groot is, blijkt vooral uit drie onderdelen van de brief: de bezuinigingen op het multilaterale kanaal – dit heb ik ook in de begroting gevonden – de bezuinigingen op klimaatfinanciering en de erg magere paragraaf over hulp als hefboom; die paragraaf lijkt overigens in strijd te zijn met de paragrafen over de bezuinigingen op het multilaterale kanaal en op klimaatfinanciering. Ik denk dat dit weleens het eerste kabinet sinds het kabinet-Den Uyl zou kunnen zijn dat het Nederlands geopolitiek belang uit het oog verliest. Ik denk dat we een aantal kabinetten van verschillende politieke signatuur hebben gehad die bezuinigingen op en ombuigingen in het ontwikkelingsbudget altijd hebben uitgevoerd zonder het Nederlands geopolitiek belang te veronachtzamen. Ik denk dat dit weleens hiertoe zou kunnen leiden. Ik denk dat de naamsverandering van «Ontwikkelingssamenwerking» naar «Ontwikkelingshulp» al boekdelen spreekt.

Tot slot, of niet helemaal tot slot, want ik zal nog een paar punten maken. Ik denk dat dit ook gevolgen heeft voor onze diplomatieke kracht. Nederland dreigt door deze vernauwing zijn positie als speler op macroniveau te verliezen. En dat niet alleen in de opkomende markten die van groot belang zijn voor de havens van Rotterdam en Amsterdam, maar ook in de internationale financiële diplomatie en binnen het geostrategische beleid dat op dit moment opgebouwd wordt in de Europese Unie. Ik denk ook dat het erg pijnlijk is dat dat juist nu gebeurt. Op dit moment worden de kaarten in het multilaterale systeem geschud. Nederland heeft een hele goede positie in het multilaterale systeem. Iedere verzwakking van die positie kan ertoe leiden dat we niet langer aan tafel zitten, maar op de menukaart staan.

Hoe kunnen we nu voorkomen dat Nederland daadwerkelijk degradeert naar een diplomatieke Keuken Kampioen Divisie? Ik denk dat we de focus in het beleid moeten veranderen. De focus moet komen te liggen op het vliegwieleffect van ontwikkelingssamenwerking, en wel op twee manieren. Allereerst door de kracht van de Nederlandse impactfinanciering te continueren en te versterken, en de Nederlandse financiële sector veel beter te betrekken bij investeringen in opkomende markten, zoals ik ook benadruk in mijn bijdrage. Daar zijn we zeer goed voor gepositioneerd. Ik heb een slide meegenomen ter illustratie daarvan. Daarop is de omvang te zien van een aantal Europese ontwikkelingsbanken, afgezet tegen de omvang van USDFC. U ziet dat de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO veruit de grootste is in Europa. Dat weten weinig mensen, maar mensen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika kennen FMO erg goed. Dit is een uitstekende representatie voor Nederland in die markten en het heeft Nederland geen windeieren gelegd in de meer dan 50 jaar dat FMO bestaat. De voortrekkersrol die Nederland speelt in impactfinanciering is volgens mij van groot belang. Dat is overigens niet alleen FMO, maar ook een bank als Triodos, de belangrijke fondseninvesteerder Triple Jump, de local currency exchange TCX en ILX, een groot platform dat probeert het kapitaal van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen te koppelen aan kansen in ontwikkelingsmarkten. Dat zijn allemaal Nederlandse instellingen en daar moeten we op verder bouwen. Dat is van groot belang.

Het tweede punt van groot belang – dit is echt mijn laatste punt, voorzitter – is het multilaterale aandeel van Nederland. We hebben een permanente stoel in de Wereldbank. We hebben een grote en goede vertegenwoordiging in het multilaterale systeem. De bezuinigingen op de multilaterale samenwerking zijn potentieel verzwakkend voor de positie van Nederland in het multilaterale systeem. Hiermee zou ik willen eindigen. Ik denk dat een focus op het vliegwieleffect van het ontwikkelingsbudget ervoor zorgt dat Nederland zijn geopolitieke belang kan veiligstellen.

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuijper. Nogmaals dank aan alle inleiders. We hebben een mooi spectrum van posities. Zoals gezegd gaan we nu de ronde maken langs de fracties, die vragen kunnen stellen. Omwille van de tijd hebben we één vraag per fractie voorgesteld, het liefst zonder dat er een uitgebreid betoog aan voorafgaat. Als we aan deze kant de vragen in één rondje inventariseren, dan doen we daar de beantwoording van en gaan we daarna door naar de andere kant van de tafel. Ik wil de heer Van Ballekom de gelegenheid geven om namens de VVD-fractie de vragenronde te openen. Gaat uw gang.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat ik een grote fout heb gemaakt, voorzitter. Ik heb de begroting van 2025 bestudeerd en die naast de begroting van 2024 gelegd. In beide begrotingen wordt ongeveer 3,6 miljard euro uitgetrokken voor ontwikkelingssamenwerking. Er was één iemand – ik dacht dat het de heer Van Nieuw Amerongen was – die het over de begroting heeft gehad. Hij had het over bezuinigingen in een orde van grootte van 300 miljoen. Hoe kan ik dat rijmen? De begrotingen van 2024 en 2025 zijn ongeveer hetzelfde en toch wordt er enorm bezuinigd. Ik ben maar een eenvoudige financiënman, maar dat kan ik niet direct duiden. Volgens mij ligt Nederland nog altijd ruim boven het OESO-DAC-gemiddelde. Maar misschien kan ik me op dat punt ook vergissen. Dan zou ik graag gecorrigeerd worden.

De voorzitter:

Dat is een vraag aan de heer Van Nieuw Amerongen, denk ik, als ik goed luister.

De heer Van Ballekom (VVD):

Aan iemand die deze vraag kan beantwoorden.

De voorzitter:

Omdat u de heer Van Nieuw Amerongen aanhaalt, stel ik voor dat hij degene is die op uw vraag mag ...

De heer Van Ballekom (VVD):

Hij heeft het woord «begroting» in zijn mond genomen, de anderen niet.

De voorzitter:

Precies. Daarom heb ik aangegeven dat hij in de gelegenheid zal worden gesteld om daar zijn perspectief op te geven als we de ronde hebben afgerond. Dan ga ik naar mevrouw Belhirch, van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Belhirch (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb heel veel vragen, maar ik mag er maar één stellen. Dank aan u allen voor uw uiteenzetting. Ik wil graag iets meer focussen op bepaalde groepen en de gevolgen voor die groepen. Het gaat over de gevolgen van deze bezuinigingen voor de kwetsbare groepen, met name voor vrouwen, meisjes en lhbtqi+’ers. Daarop zou ik graag van een aantal deskundigen antwoord krijgen.

De voorzitter:

Wat is uw vraag dan, als ik vragen mag?

Mevrouw Belhirch (D66):

Wat zijn de negatieve gevolgen voor deze groepen? Ik kan het zo beantwoorden, maar ik wil het graag van deze mensen horen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kom ik uit bij de heer Koffeman, van de Partij voor de Dieren.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Dank u wel ook voor de inleidingen. Tijdens de ambassadeursconferentie hebben we gemerkt dat er bij heel veel ambassades zorgen leven over deze bezuiniging. Er werd ook gezegd dat onze invloed in gebieden als Afrika, Azië en Zuid-Amerika weleens heel erg zou kunnen lijden onder het onverkort doorgaan van deze begroting. Ik denk dat het ook belangrijk voor ons is om te horen wat daarvan de veronderstelde of mogelijke geopolitieke gevolgen zijn. Als een deel van het ontwikkelingsbudget bijvoorbeeld overgeheveld zou worden naar defensie, zou het best kunnen dat de defensie daar in geopolitieke zin helemaal niet door versterkt wordt, maar juist verzwakt omdat onze invloed afneemt. Ik zou het heel fijn vinden als de heer Middendorp en de heer Kuijper daarop kunnen reflecteren.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan kom ik uit bij de heer Goossen, van de BBB.

De heer Goossen (BBB):

Geen vragen.

De voorzitter:

Geen vragen van de heer Goossen. Dan kom ik bij de heer De Vries, van de SGP. Gaat uw gang.

De heer De Vries (SGP):

Dank u, voorzitter. Dank voor de inleidingen. Heel boeiend om te horen. De grote lijn is duidelijk: we maken ons allemaal zorgen om die begrotingen. De overeenkomst is denk ik dat u allemaal de woorden «Nederlands belang» in de mond neemt, dus dat ontwikkelingssamenwerking toch ook iets zou moeten zijn waarbij Nederland ook garen spint, geopolitiek, of in welke andere zin ook. De heer Kuijper maakte een interessante opmerking, toen hij zei dat er sprake is van een focus op hulp. Hulp roept bij mij nou juist de associatie op met niet per se iets terugverwachten, maar iets doen voor iemand omdat die in nood is. Ik begreep dus niet helemaal die focus, want de bewering is juist dat het nu gaat om het vooropzetten van het Nederlands belang. Dan zou het woord samenwerking volgens mij veel meer voor de hand liggen dan het woord hulp. Ik snap dus die hele naamsverandering niet zo goed, maar misschien dat u daar allemaal iets over kunt zeggen. Mijn vraag is dus vooral: is nu de focus die gekozen wordt, in het kader van het Nederlands belang, verkeerd, of gaat het om het feit dat het budget naar beneden gaat? Ik heb de heer Kuijper eigenlijk al horen zeggen: er zit ook iets fout in de keuzes die gemaakt worden. Ik ben echter wel benieuwd wat de anderen daarvan vinden.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Dan stel ik voor om weer in de volgorde voor mij van rechts naar links gelegenheid te geven een reactie te geven op de vragen die mede aan u zijn gesteld. Dan hoop ik dat dat ook weer met focus op de vragen kan, zodat die ook weer beantwoord kunnen worden. We kunnen dan de rij afgaan en dan kunnen we vervolgens die kant van de tafel dezelfde gelegenheid geven. Dan kunnen we dat nog een keer herhalen als daar tijd voor beschikbaar is. Ik geef mevrouw Hilhorst dus als eerste de gelegenheid om te reageren.

Mevrouw Hilhorst:

Dank u wel. Ik ga, denk ik, het liefst even in op de vraag over de kwetsbare groepen van nu. Dat is een goede vraag voor mij. U noemt speciaal vrouwen- en genderkwesties. Die worden in de nieuwe nota eigenlijk vrij schamper behandeld: dat is geen prioriteit meer. Dat moeten we eigenlijk ook nog zien in een groter kader. Een soort olifant in deze kamer is dat de Verenigde Staten net USAID eigenlijk helemaal afgesloten hebben. In eerste instantie was het een bevriezing voor drie maanden. Vorige week is 90% van alle projecten afgeblazen. Daarbij speelt ... Het woord vrouwen mag niet eens meer. We horen nu terug uit het veld dat mensen die nog proberen een opening te krijgen bij USAID als waarschuwing meekrijgen: praat vooral niet over vrouwen. Het effect daarvan is, zeker als dat nog eens versterkt wordt door landen als Nederland, dat eigenlijk dus decennialang werk aan emancipatie van vrouwen, aan het zichtbaar maken van de rol van vrouwen en aan het beschermen van seksuele minderheden, gewoon tenietgedaan wordt. Daarmee speel je landen in de kaart die er al moeite mee hadden. Dat betekent dus dat de rechten van vrouwen hierdoor waarschijnlijk gewoon heel erg geschaad worden en bovendien dat dat ten koste gaat van allerlei zaken. Want dat weten we natuurlijk allemaal. Dat hoef ik hier hopelijk niet uit te leggen. Het economische belang dat vrouwen binnenbrengen, de reproductieve rechten van vrouwen, de bevolkingstoename die al genoemd werd: daar hebben we dus allemaal dooreffecten van. Het is een hele goede vraag en ik maak mij er ook zorgen over.

Misschien even iets over de vraag van de heer De Vries. Daar moest ik even over nadenken. Ik geloof dat voor mij inderdaad de bezuiniging het ergste is, maar dat komt ook omdat de nota nog niet heel specifiek is over de benadering. Dat zoiets als de vrouwen eruit valt, vind ik echt verschrikkelijk. Dat zou niet moet gebeuren. Ik vind dat de nota voor een deel ook wel continuïteit op thema’s laat zien. Het afstand nemen van het multilaterale vind ik ook echt, nadrukkelijk, een trendbreuk die voor mij heel erg kwalijk is. Voor de rest was ik altijd best wel trots op de manier waarop Nederland zijn ontwikkelingssamenwerking inrichtte. Hoe meer continuïteit erin zit, hoe beter het wat mij betreft is. Dat geldt ook thematisch. Ik denk dat Nederland een onvoorstelbaar goede reputatie heeft op dit terrein in heel veel landen in de wereld. Ik ben het natuurlijk helemaal met u eens dat die kant van de compassie en de hulp heel belangrijk is. Ik heb niet voor niets ook zo veel nadruk gelegd op humanitaire hulp en op wederopbouw. Ook daar zijn de gevolgen op dit moment van USAID – daar gaat deze bijeenkomst niet over – echt verschrikkelijk. Ik kan u er heel veel over vertellen hoe dat in de hele wereld op dit moment volledig stagneert. Naar mijn idee gaat dat miljoenen mensenlevens kosten op heel korte termijn. Daar kan je als Nederland niet tegenop, zeg maar. Dat kunnen wij niet repareren. Maar laten we het alsjeblieft ook niet erger maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kom ik uit bij de heer Koch voor zijn reactie op de gestelde vragen, op de punten waarop hij wil ingaan.

De heer Koch:

Ja, de heer Koch gaat spreken over de centen, de begroting. Meneer Van Ballekom, dank u wel voor uw vraag. In de geschreven bijlage van de AIV hebben we een staatje opgenomen. U vroeg: hoe komt het nou dat het toch 300 miljoen minder wordt; het lijkt toch hetzelfde te zijn? Ik had het over die max die wordt gesteld aan de asieltoerekening. Dat is een goede ontwikkeling. Helaas gaat dat pas in vanaf 2027. U zult dus zien dat ondanks dat het totale budget voor ontwikkelingssamenwerking ongeveer gelijk lijkt te blijven volgend jaar, of dit jaar inmiddels, er 300 miljoen extra gaat naar eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland, waardoor het budget dat dan overblijft voor wat we dan echte ontwikkelingssamenwerking noemen het komende jaar naar beneden gaat. Dus ik denk dat dat het verschil kan verklaren. U zult zien dat in 2027, als die max van 10% wordt ingesteld, de bijdrage aan opvang van asielzoekers sterk zal dalen, maar dan gaat ook die extra korting in van 2,4 miljard, waar de Minister het over heeft. Daar wou ik het even bij laten.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan kom ik uit bij de heer Van Nieuw Amerongen voor de punten waarop hij wil reageren vanuit zijn perspectief.

De heer Van Nieuw Amerongen:

Dank u wel voor het woord. De vraag van de VVD is, denk ik, inderdaad al deels beantwoord door de AIV. Het belangrijkste zit hem in die asieltoerekening, dus in het verschil tussen ODA en OS. Ontwikkelingssamenwerking is dus maar een deel van de totale ODA-prestatie. Een deel daarvan mogen we ook aan asielkosten toerekenen bij de OESO in Parijs. Dat komt uit een tijd dat eigenlijk de afweging werd gemaakt: als vluchtelingen van ver komen, is er een goede reden om dat ook te zien als een vorm van ontwikkelingssamenwerking. Maar inmiddels ziet de wereld er zo anders uit en zijn de migratiecijfers ook zodanig veel hoger dat dat in ieder geval wat ons betreft niet meer in verhouding staat tot elkaar. Daarom is het, denk ik, ook goed dat er bij de bezuiniging die het kabinet inderdaad doorvoert wel een maximering aan die asieltoerekening is, zodat het nooit meer kan zijn dan 10% van het OS-budget.

U zei ook: we zitten nog steeds boven het OESO-DAC-gemiddelde. Dat klopt. We gaan wel ongeveer naar het OESO-DAC-gemiddelde. We dalen flink, naar uiteindelijk iets in de ordegrootte van 0,4 tot 0,45. Ik denk dat er goede redenen zijn dat een land als Nederland flink boven dat gemiddelde zit, omdat we ook een bovengemiddeld rijk land zijn. Ik denk dat het een goed idee is dat wat je deelt met anderen, of je dat nou als privépersoon doet, als gemeenschap, maar ook als overheden onderling, als landen op het toneel, een reflectie is van je eigen welvaart, dus ik denk dat er hele goede redenen voor zijn. Daar komt, denk ik, bij dat onze mondiale voetafdruk ook bovengemiddeld groot is in Europa, als je die vergelijkt met andere landen. Nederland is ook bovengemiddeld kwetsbaar voor externe schokken. Er werd net al genoemd: we zijn een handelsland. Een derde van onze handel komt uit dat buitenland, dus we zijn ook meer afhankelijk dan een aantal andere landen van het buitenland. Ik zou er zelf ook gewoon trots op zijn als wij flink boven dat gemiddelde blijven zitten. Dat laat onverlet dat we in diplomatieke contacten en binnen de Europese Unie andere landen volgens mij moeten aanmoedigen om ook meer te doen en ook naar die 0,7 toe te groeien.

De gevolgen voor kwetsbare minderheden. Mevrouw Hilhorst heeft dat ook al aangeraakt. Ik denk dat het belangrijk is om ook hier te memoreren dat de bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld verhoudingsgewijs twee keer zo groot zijn als de gemiddelde bezuiniging. Ongeveer twee derde wordt weggehaald bij dat kader voor versterking van het middenveld. Waarom noem ik dat? Omdat ik denk dat maatschappelijke organisaties juist een pleitbezorger zijn van de rechten van kwetsbare groepen, of dat nou vrouwen en meisjes zijn, of dat nou etnische minderheden zijn, of dat het lhbti-minderheden zijn. Als een overheid als Nederland een deal sluit met een overheid in het buitenland, is het niet per se gegarandeerd dat de allerarmsten ook aan tafel zitten. Als onze bedrijven een afspraak maken, is het ook niet per se gezegd. Op de lange termijn kun je zeggen «a rising tide lifts all boats», maar dat wil niet zeggen dat die allerarmsten ook per definitie op korte termijn geholpen zijn met commerciële deals. Dat zou dus mijn antwoord zijn. De gevolgen voor minderheidsgroepen zitten vooral in het versterken van het maatschappelijk middenveld en in klimaatadaptatie, die door verschillende sprekers al genoemd is.

Hoe duiden we de naamsverandering? Ik denk dat het een stap terug is als je van ontwikkelingssamenwerking naar ontwikkelingshulp gaat. Ik denk niet dat het zinvol of productief is om daar uren over te discussiëren. Alleen, het vorige kabinet had een Afrikastrategie geformuleerd, waarin het juist zei: we gaan werken aan gelijkwaardige partnerschappen; we komen dus niet met externe agenda’s, maar we gaan eigenlijk kijken wat die Afrikaanse Unie doet en hoe wij daar eigenlijk zo veel mogelijk op aan kunnen sluiten. Ik denk dat hulp eigenlijk een ongelijkwaardige relatie impliceert, waar nog bij komt dat er eigenlijk ook een onmiddellijke tegenprestatie voor verlangd wordt, zoals ik in ieder geval de algehele teneur van de brief lees. Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan kom ik uit bij de heer Middendorp, voor wie ook nog een aantal vragen openstaat, volgens mij. Dus gaat uw gang.

De heer Middendorp:

Ja, dank u wel. Allereerst over Afrika. De vraag was hoe belangrijk die invloed in Afrika nu is. Als wij geld gaan overhevelen naar defensie, wordt defensie daar dan niet juist door benadeeld, omdat dat ten koste gaat van die invloed? Het zijn inderdaad communicerende vaten. Er wordt meer geïnvesteerd in defensie. We zien allemaal de noodzaak daarvan. Die noodzaak wordt natuurlijk ook gedreven door deze geopolitieke ontwikkelingen. Maar dat betekent niet dat je alleen in defensie moet investeren voor je buitenlandinstrumentarium, zoals ik eerder betoogde. Daar hoort ontwikkelingssamenwerking ook bij.

Ook vind ik het woord «samenwerking» beter dan «hulp». «Hulp» suggereert afhankelijkheid en een minderwaardige positie van Afrikaanse landen, alsof het arme mensen zijn die wij moeten gaan helpen. Ik denk dat die positie achterhaald is. Het zijn volwassen landen, met groeiende economieën, die als gelijkwaardige partners moeten worden gezien. China heeft dat al tientallen jaren geleden ingezien. Dertig jaar geleden begon het land al met het ontwikkelen van die partnerschappen. Daarvoor in return kregen ze toegang tot grondstoffen. Veel grondstoffenmarkten in Afrika worden nu gedomineerd door China, omdat ze dat langetermijnbelang voor ogen hadden. Wij worden nu wakker en willen opeens een inhaalslag maken.

Die inhaalslag is volgens mij cruciaal. Ik denk dat wij de relatie met Afrika verder moeten ontwikkelen, omdat Afrika ons in de toekomst kan helpen om minder afhankelijk te worden. In de geopolitieke wereld waarin we nu terechtkomen, zijn afhankelijkheden ook kwetsbaarheden. We hebben dat gezien met de Nord Stream-pijplijn, waarbij we zelf in een energiecrisis terechtkwamen omdat we afhankelijk waren van gas uit Rusland. Helaas hebben we al onze energie uitbesteed aan Rusland en het Midden-Oosten, al onze productie aan Azië en onze veiligheid aan de VS. Daardoor zijn we enorm afhankelijk van de landen om ons heen.

Het gaat er in dit geopolitiek veranderende veld om hoe we afhankelijkheden kunnen afbouwen. Dat doen we enerzijds door zelf meer autonoom te worden en anderzijds door onze aanvoerlijnen te diversifiëren. Dat betekent dat we alternatieven moeten hebben voor bijvoorbeeld onze afhankelijkheid van China en dat we moeten onderzoeken of we met Afrikaanse partners relaties kunnen ontwikkelen. Zo creëren we een back-upplan en voorkomen we dat we te kwetsbaar worden voor afhankelijkheden die andere landen tegen ons kunnen gebruiken. Volgens mij is het daarom cruciaal om daarin te investeren. Ik denk dat dit internationaal, naast wat we voor defensie doen, bijdraagt aan het versterken van de Nederlandse positie.

Is de focus verkeerd? Ik denk dat de focus ook wat meer het langetermijnperspectief moet omarmen. Op dit moment ligt de focus sterk op bescherming van kortetermijnbelangen, wat een vrij reactieve focus is op wat er nu gebeurt. Dat is volgens mij een klassieke fout. Eisenhower sprak al over the urgent versus the important. Hij moest tot zijn schaamte bekennen dat the urgent vaak won. In Nederland zien we eigenlijk hetzelfde gebeuren: de waan van de dag is dominant, waardoor we niet altijd oog hebben voor de langere termijn. Als je het oog op de langere termijn verliest, raak je morgen alleen maar verder terecht in de waan van de dag. Daarom is het cruciaal dat we hierin de balans vinden. Daar hoort dit ook bij.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ten slotte geef ik de heer Kuijper de gelegenheid om antwoord te geven of zijn perspectief te delen op de gestelde vragen.

De heer Kuijper:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb niet veel meer toe te voegen aan wat de heer Middendorp zojuist zei. De hele notie van hard power en soft power is ook al genoemd door de heer Van Nieuw Amerongen. Dat deze twee samengaan, staat volgens mij buiten kijf. Ik denk ook dat we op dit moment in Nederland in een situatie zitten waarin soft power wordt ondermijnd.

De heer De Vries vroeg: wat betekent dat nu voor de focus op hulp? Ik had eerlijk gezegd verwacht dat er in de evolutie van het ontwikkelingsbudget over de laatste twintig jaar ... Laat ik eerst even een stap terug doen naar vijftig jaar geleden. De term «hulp» is, naar ik meen, afgeschaft in 1976 of 1977. Toen is deze door het eerste kabinet-Den Uyl veranderd in «samenwerking». Het ontwikkelingsbudget heeft een evolutie doorgemaakt. Ik had verwacht dat we nu, juist door de positieve ervaringen in Nederland met het vliegwieleffect en het leveragen van de financiële sector met behulp van publiek geld zoals ODA, de volgende stap zouden zetten: ontwikkelingssamenwerking veranderen in ontwikkelingsfinanciering. Het ministerie zou dan niet langer buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking heten, maar buitenlandse handel en ontwikkelingsfinanciering, om goed te benadrukken dat de financiële sector een enorme asset is voor Nederland en Europa.

We hoorden de heer Middendorp spreken over het feit dat we achterlopen op China. Maar ik denk dat we ook een heel belangrijk comparatief voordeel hebben ten opzichte van China, namelijk onze dienstensector, de pensioenfondsen, de investeringsfondsen in Nederland en Europa, en de verzekeringsmaatschappijen zoals Allianz, Munich Re en Swiss Re. Die fondsen kijken per definitie altijd naar de lange termijn. Ze kijken 40 of misschien zelfs 80 jaar vooruit. Ze zien het continent vergrijzen en weten dat ze, om te kunnen voldoen aan pensioenverplichtingen en uitkeringen over 40 of 80 jaar, het kapitaal moeten inzetten waar de groei zal plaatsvinden. Dat is waar de jeugd is, de demografie stijgt en de kansen liggen.

Met grote zorg kijken ze niet alleen naar wat er in Nederland gebeurt, maar ook naar de ontwikkelingen in Europa met betrekking tot het ontwikkelingsbudget. Eigenlijk is dat het enige publieke instrument om te helpen bij wat we de-risking noemen. Dat is eigenlijk een verkeer woord. Het gaat om het heralloceren van risico’s, zodat pioniersrisico’s kunnen worden genomen. De slide waarop dit stond, is weg, maar dit is precies wat FMO en ontwikkelingsbanken doen. Na het pioniersrisico is een investering klaar om verder gefinancierd te worden door de eerste impactinvesteerders en commerciële investeerders, om op den duur in de portefeuille van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen terecht te komen. Dit is een groot geostrategisch spel. In Europa hebben we een groot voordeel doordat we dit soort kapitaal hebben. Ik denk dat we met de bezuinigingen en de keuzes die nu worden gemaakt de andere kant op gaan. In die zin worden we vijftig jaar teruggezet. Vandaar ook mijn verwijzing naar het kabinet-Den Uyl. We krijgen een begroting die vrij ideologisch is.

Nog even over het punt van de heer Van Ballekom over de begroting. Ik heb gekeken naar de meerjarige doorkijk en naar het percentage. Ik meen dat het 0,44% gaat worden – ik kijk even naar Dirk-Jan – in 2027 of 2028. De verwachting is dat het percentage sterk zal dalen. Zelf denk ik dat het vliegwieleffect er ook is bij 0,4%, 0,45% of 0,5%, zolang de hefboomwerking goed functioneert; met minder geld kan het Nederlands geopolitiek belang nog steeds worden behartigd. Ik maak mij echter nog meer zorgen over de in de brief en de begroting gemaakte keuzes, de grote veranderingen en vooral de veronachtzaming van de Nederlandse positie in het multilaterale systeem en het Nederlands klimaatbeleid. Ik denk dat dat meer zorgwekkend is dan de bezuinigingen an sich.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan stel ik voor om over te gaan naar de andere helft van de zaal. Ik had bijna «tweede helft» gezegd, maar dat zou vast weer tot kritische blikken leiden, in ieder geval van sommigen. Dat zal ik dus niet doen. Ik begin bij de heer Hartog om hem namens Volt de gelegenheid te geven zijn vraag te stellen. Vervolgens maken we de ronde af. Ik sla mevrouw Vogels over, omdat de VVD al een vraag heeft gesteld bij monde van de heer Van Ballekom. We zullen volgens hetzelfde proces de beantwoording doen, waarbij ik bij de heer Kuijper zal beginnen en dan weer terugga in de richting van mevrouw Hilhorst. Dan weet iedereen waar hij of zij aan toe is. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hartog. Gaat uw gang.

De heer Hartog (Volt):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst was ik bij de slide van ...

De voorzitter:

Sorry, meneer Van Ballekom, wilt u wat zeggen? Dan mag u de microfoon aanzetten. Nee? Oké. Dan geven we de heer Hartog alsnog het woord. Gaat uw gang.

De heer Hartog (Volt):

Voorzitter, dank u. Allereerst zag ik op de slide van de heer Kuijper bij Duitsland de referentie aan DEG en niet, zoals ik gewend ben, aan KfW. Misschien heb ik iets verkeerd begrepen.

Eigenlijk heb ik een vraag aan de heer Van Nieuw Amerongen. Ik denk dat we bij USAID hebben gezien hoe gemakkelijk het is om zaken af te breken, met name via het maatschappelijk middenveld en ngo’s. Binnen twee weken kun je het systeem sterk afbreken. Mijn vraag is: kun je het ook binnen twee weken weer opbouwen? Stel dat we volgend jaar een nieuwe regering hebben, hoe zit het dan met de hernieuwde opbouw van het maatschappelijk middenveld en de rol van ngo’s?

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik de heer Van Apeldoorn de gelegenheid. Gaat uw gang.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank, voorzitter. Ik had een vraag over het Nederlands eigenbelang. Daar is het veel over gegaan. Wat mijn fractie betreft is ontwikkelingssamenwerking ook een kwestie van internationale solidariteit. Maar ik zie zeker het punt dat het ook het verlichte eigenbelang van Nederland kan dienen. Het is gegaan over migratie, over klimaat en over conflictpreventie, maar in de bijdrage van professor Hilhorst ging het ook over ontwikkelingssamenwerking als smeermiddel in bilaterale contacten en samenwerking. Dat duidt eigenlijk ook op een diplomatiek belang en misschien ook op een geopolitiek belang. In die zin is dit misschien ook een vraag voor de heren Koch en Kuijper, want die hadden het ook over dat geopolitieke belang. Mijn vraag is eigenlijk of u nog iets nader kunt toelichten hoe dat smeermiddel eruitziet. Zijn daar misschien voorbeelden van te geven of is daar onderzoek naar gedaan? Kunt u in die zin ook hardmaken dat het diplomatieke en geopolitieke belang van Nederland op die manier ook gediend wordt via ontwikkelingssamenwerking of, tegenwoordig, -hulp?

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, dank u wel. Dan kom ik uit bij mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.

Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank voor alle bijdragen; het was interessant om daarnaar te luisteren. Ik begrijp dat bezuinigen altijd pijn doet en dat er keuzes moeten worden gemaakt. Dat is nu eenmaal hoe politiek werkt. In de brief van de Minister staat ook dat er wordt voortgebouwd op bestaande relaties die we met landen hebben, maar dat zij ook veel meer denkt aan privaat-publieke samenwerking. We kunnen het natuurlijk van de negatieve kant bekijken, want bezuinigen doet inderdaad pijn, maar die realiteit is er; laten we dat gewoon met elkaar constateren. En natuurlijk kan de wereld er over een dag weer heel anders uitzien. Maar wat zijn de kansen die u ook ziet? Want ik zou graag willen horen welke dingen er misschien anders kunnen waardoor er focus komt én het ook effectiever wordt. Ik ben altijd van «het glas is halfvol». Ik zou dus ook graag juist de kansen willen horen die u ziet, ook binnen deze beleidsbrief.

De voorzitter:

Dank voor uw vragen. Dan kom ik uit bij de heer Martens namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mij dank voor de heldere betogen van alle sprekers. De discussie doet me een beetje denken aan het wettelijk vastleggen van de NAVO-norm, iets wat waarschijnlijk binnenkort gaat gebeuren. Dat moet misschien gebeuren, want het welbegrepen eigenbelang wordt niet altijd zo welbegrepen, waar diverse sprekers op wijzen. Ik sluit me aan bij de opmerking van de heer Van Apeldoorn dat er meer is dan eigenbelang. Er is ook een soort morele plicht vanuit het Rijk in Nederland ten opzichte van armere delen van de wereld. Maar toch even over dat eigenbelang: veel mensen zouden de relatie tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie interessant vinden. Die relatie is wel aangestipt, maar is die relatie aangetoond of is die, zoals ik me kan voorstellen, slechts heel plausibel?

De voorzitter:

Hartelijk dank. Last but not least mevrouw Bakker namens het CDA.

Mevrouw Bakker-Klein (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het valt mij op dat er vijf deskundigen zijn die alle vijf ongeveer hetzelfde signaal afgeven over de begroting en over de ontwikkelingen waar we mee bezig zijn. Dat baart me zorgen, want dan vraag ik me af hoe het kan dat deze meningen van deskundigen kennelijk niet gehoord worden door de partijen die toch deze voorstellen doen. Daar heb ik een vraag over. We zitten nu eenmaal in deze politieke context, hoe erg we dat met z’n allen misschien ook vinden. Maar kunnen we aansluiten bij het gevoel dat er op dit moment in de samenleving, maar hopelijk ook breed in de politiek is dat er geopolitiek echt grote dingen aan het veranderen zijn, dat we het wellicht niet meer moeten hebben over ontwikkelingssamenwerking maar over soft power – dat vind ik een mooi begrip – en dat we aan het ophogen van de begroting van Defensie ook een stuk soft power moeten verbinden? Zijn er oplossingen te bedenken die de zittende regering misschien wat minder tegen de haren strijken maar die uiteindelijk onderaan de streep wel leiden tot de goede keuzes waarvan jullie met z’n vijven eigenlijk zeggen dat we die zouden moeten maken?

De voorzitter:

Hartelijk dank ook voor uw vraag. Zoals aangegeven wil ik vanaf de heer Kuijper tot mevrouw Hilhorst de gelegenheid geven om te reageren op de gestelde vragen. Als u denkt dat daar al op is gereageerd met uw visie, kunt u dat aangeven zonder die reactie te herhalen. En als u denkt dat u niet op alle vragen hoeft te reflecteren, mag dat ook. Dus er geldt een vrije besteding. Meneer Kuijper, gaat uw gang.

De heer Kuijper:

Een eerste concrete vraag die ik kan beantwoorden: de DEG, de Deutsche Entwicklungsgesellschaft is een dochter van KfW en is gericht op ontwikkeling van de private sector. Vandaar dat die in dit staatje voorkomt en niet KfW zelf.

Dan over het aantonen van het geopolitieke belang van ontwikkelingssamenwerking. Daar vroegen mevrouw Bakker, de heer Van Apeldoorn en de heer Martens om. Ik denk dat we dit op twee niveaus moeten ontleden. Allereerst noem ik als voorbeeld het multilaterale kanaal. De Nederlandse bijdrage aan het opzetten van een multilateraal systeem vanaf 1948 en met name dus ook van de internationale financiële instellingen is zo belangrijk geweest dat Nederland eigenlijk altijd boven zijn gewichtsklasse heeft gebokst in deze instellingen. Dat is van cruciaal belang geweest voor globale besluitvorming, bijvoorbeeld voor de wijze waarop wij in de kredietcrisis aan tafel zaten. Op het moment dat de toenmalige president Bush besloot om de G20 in te richten, ging destijds ook direct een uitnodiging naar Nederland om daaraan deel te nemen. De heer Heinen was deze week in Kaapstad bij de G20. Dat zorgt ervoor dat we nu gewoon een plaats aan tafel hebben; ik zeg het eventjes heel cru. Het Nederlandse ontwikkelingsbudget maar vooral ook het feit dat Nederlandse diplomaten mede dankzij dat ontwikkelingsbudget in ontwikkelingslanden aan tafel zitten met regeringen, zorgt ervoor dat die landen een pleidooi houden voor het deelnemen van Nederland aan platforms zoals de G20, waar nu Zuid-Afrika, Brazilië en Nigeria aan meedoen. Daar heeft Nederland een direct belang bij. Laat ik daar dus even de nadruk op leggen.

Een ander belang, wat lager, is wat ik in mijn paper het «diplomatic dividend» noemde. Een langdurige ontwikkelingsrelatie met een land als Ghana – ik spreek nu ook uit eigen ervaring, want ik heb daar zelf vijf jaar als diplomaat gezeten – is van heel groot belang voor onze deelname aan de politieke economie van zo’n land. In het geval van Ghana is er een groot belang van de cacaosector. Ik geef in mijn paper ook een voorbeeld van Niche Cacao, een bedrijf waarin FMO geïnvesteerd heeft en waar ook een langdurige financiële relatie mee is. Dat helpt allerlei Nederlandse bedrijven. Dat helpt de toeleveringsbedrijven in de Zaanstreek voor cacaomachines. Dat helpt de haven van Amsterdam, die 25% van de Europese cacaobonen importeert. We zitten dan in die keten. Dat is ook van groot geopolitiek belang voor Nederland. Het feit dat we mede dankzij de ontwikkelingshulp – dat kun je «een smeermiddel» noemen, de brief noemt het «een hefboom» en ik noem het «een vliegwiel», omdat ik graag wat acceleratie en opschaling zie – prominent aanwezig zijn in dit soort waardeketens, is hetzelfde effect. Daarom zeggen wij alle vijf, misschien met verschillende woorden, eigenlijk hetzelfde: dat is het nut van het ontwikkelingsbudget.

Het glas is zeker halfvol. Er zijn wat lichtpuntjes in de brief. Ik noemde in mijn bijdrage al het feit dat er op focus wordt gehamerd. Ik denk dat dat op een verkeerde manier gebeurt, maar het feit dat dit wordt genoemd, is belangrijk. Er is in de brief een paragraaf over het hefboomeffect. Op zich vind ik die paragraaf een lichtpunt, maar in de uitvoering zullen we dat veel meer moeten uitbouwen. Het is zeker niet alleen een gratuite opmerking dat de pensioenfondsen en de verzekeringsmaatschappijen ook mee moeten gaan doen. Het is heel erg moeilijk dat zij gaan meedoen, want zij zitten met Europese regelgeving en met grote percepties van hoge risico’s die we moeten wegnemen. Dat vereist niet alleen geld, maar ook een actieve overheid die ervoor zorgt dat die risico’s weggenomen worden en dat pensioenfondsen en investeringsmaatschappijen in staat zullen zijn om straks te investeren in opkomende markten en niet alleen in weinig renderende Duitse staatsobligaties. Ik zie daar dus een klein lichtpunt.

Als laatste mevrouw Bakker. Ik vind dat een ongelofelijk interessante vraag of opmerking: zijn er dan ook alternatieve instrumenten in de begroting naast ODA om die soft power uit te oefenen? U noemde Defensie, dus ik denk dit een hele goede segue is naar mijn collega, de heer Middendorp. Maar ik vind dat een ongelofelijk belangrijke vraag. Dat is ook een hele strategische vraag: welke instrumenten heeft de regering naast ODA nog meer?

De voorzitter:

Nou, het is bijna alsof we de seating arrangements zo hebben ingestoken dat we op deze makkelijke manier van de ene naar de andere deskundige kunnen gaan, dus meneer Middendorp, the floor is yours.

De heer Middendorp:

Ik kan niet garanderen dat ik die bal even soepel weer doorgeef aan de volgende spreker!

De voorzitter:

U houdt het wel spannend!

De heer Middendorp:

Maar misschien eerst even over de kansen waar mevrouw Bijsterveld het over had. Ik denk namelijk dat er heel veel kansen in zitten en zelfs ook de noodzaak om verdere stappen te zetten. In de landen waarin ik de afgelopen jaren nog geweest ben, zie ik gewoon nu al de effecten van het veranderde geopolitieke klimaat en van het veranderende klimaat. Die hebben een enorm aanjagend effect op bijvoorbeeld migratiestromen. Die hebben ook een aanjagend effect op instabiliteit, op extremisme, op verschillende terreinen. Ik denk dat je door een relatie met die landen aan te gaan en door die landen helpen weerbaar te worden, kan voorkomen dat die effecten groter worden. Dat kan ook in samenwerking met de private sector. Je kan dus een soort van dempend effect op die effecten brengen, waardoor we er minder last van krijgen. In die zin zie ik dus absoluut kansen en eigenlijk ook een noodzaak om dit een stap verder te brengen. In feite haal je daarmee namelijk een beetje de oorzaken weg achter de problemen waarmee wij te maken krijgen in Nederland, zoals migratie. Ik zeg niet dat we ze helemaal kunnen wegnemen, maar je dempt ze wel. Daar kan dit instrumentarium volgens mij heel belangrijk in zijn. We moeten dit dus meer gaan benutten, denk ik. Dat helpt ook om focus aan te brengen. Dit sluit ook aan bij nationale belangen, maar tegelijkertijd help je een land ook. Het gaat dus niet ten koste van de waarden en normen die wij hanteren; het gaat hand in hand met elkaar, denk ik.

Ik denk dat er ook een kans ligt om in Europees verband de krachten wat meer te bundelen, want als Europa staan we allemaal voor dezelfde vraagstukken. We hebben allemaal met een migratieprobleem te maken, we hebben allemaal met die instabiliteit te maken en we hebben allemaal met dat extremisme te maken. Ik kijk daar dan even vanuit de veiligheidsoptiek naar. Maar we hebben dus een gezamenlijk belang om met die landen nieuwe partnerschappen aan te gaan en een gezamenlijk belang om minder afhankelijk van China te worden, dus we kunnen daar volgens mij ook wat meer samenwerking in zoeken. Ik ken het OS-beleid niet goed genoeg om te zeggen in hoeverre we dat al doen. U kunt daar misschien meer over zeggen. Maar in mijn ogen doen we er niet genoeg aan om daarin samen met andere landen op te trekken. Mij valt op dat het vaak heel nationaal wordt ingevuld en ook heel versnipperd.

De relatie met migratie heb ik daarmee volgens mij ook al toegelicht. Wat er nu geopolitiek en qua klimaat gebeurt, heeft echt een enorm aanjagend effect. Je ziet gewoon miljoenen mensen in wanhoop naar steden trekken. Je ziet hele jonge bevolkingen zonder perspectief. Tja, dan is de stap naar migratie echt een hele kleine stap. Ik vrees dus dat dat vliegwiel nu de verkeerde kant opgaat. We moeten kijken of we een rem op dat vliegwiel kunnen zetten. Daar kan OS in helpen, denk ik.

Dat brengt mij ook op de koppeling met soft power. Door die geopolitieke verdeeldheid die we nu in de wereld zien, zien we ook dat de multilaterale mechanismen, zoals de Wereldbank maar ook de VN-instituties, steeds meer verlamd raken. Waar zijn ze, in Oekraïne? Waar zijn ze, in Gaza? Waar zijn ze, in al die conflictgebieden? Eigenlijk zijn ze nauwelijks meer een speler. Ik zeg het even heel zwart-wit, maar we staan voor grote wereldwijde vraagstukken en hoe kan je grote wereldwijde vraagstukken oplossen als dat soort mechanismes niet meer werken? Ik denk dus dat dat een ander groot vraagstuk is waar we met z’n allen voor staan: hoe krijgen we het multilaterale overleg weer werkend om tot wereldwijde antwoorden te komen?

Misschien moeten dat wel andere vormen van overleg zijn dan we tot nu toe hebben gehad. Enerzijds kan je kijken hoe je bestaande structuren weer nieuw leven kunt inblazen, maar misschien moeten we ook kijken of we via de private sector of via andere netwerken tot samenwerking kunnen komen om via die lijnen tot oplossingen te komen. Ook multinationals hebben hier belang bij. Daarbij komen er nog veel meer belangen bij elkaar waarmee we onze krachten kunnen bundelen. Dat kan ook weer tot nieuwe oplossingen leiden.

In die zin denk ik dus dat die soft power eigenlijk alleen nog maar belangrijker is geworden, om landen bij elkaar te brengen. Op het moment dat wij geen relaties met die landen kunnen opbouwen, krijg je er ook niks voor terug. Dan zijn die landen namelijk ook minder bereid om met ons de samenwerking te zoeken, terwijl wij misschien wel een deel van ons werk willen uitbesteden aan die landen of een deel van onze groene-energieproductie willen uitbesteden aan die landen. Er liggen dus heel veel samenwerkingsmogelijkheden, denk ik, die we moeten gaan benutten. Maar dat vereist wel dat je ook investeert in die samenwerking. Dat betreft met name ook de kant van de soft power.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk bedankt, meneer Middendorp. Dan ga ik door naar de heer Van Nieuw Amerongen. Gaat uw gang.

De heer Van Nieuw Amerongen:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen bij de vraag van mevrouw Van Bijsterveld van JA21: ziet u ook kansen? Als ik tien minuten van de voorzitter had gekregen, was ik daar misschien wel mee begonnen, want ik hou er altijd van om ook lichtpuntjes te benoemen en het positief aan te vliegen.

Een belangrijke kans die ik zie – het is een blessing in disguise, denk ik – is dat het feit dat maatschappelijke organisaties minder financiering krijgen ze zou kunnen aanmoedigen om meer middelen op eigen kracht binnen te halen. Je kunt zeggen dat dat alleen een financiënkwestie is, maar ik denk dat het nog veel belangrijker is om ook in sync te zijn met de samenleving. Je moet dus ook gewoon actief steun verwerven voor dat wat je doet. Dat zou dus een kans kunnen zijn: dat we de bevolking weer meer betrekken bij wat we doen. Aan de ene kant is het namelijk een hele positieve ontwikkeling dat maatschappelijke organisaties professioneler zijn geworden, ook omdat de overheid ze als een samenwerkingspartner ziet, maar dat heeft volgens mij als nadeel dat ze minder in contact zijn of losser zijn gekomen ... Ik wil het niet over één kam scheren, maar dat zijn volgens mij twee kanten van het verhaal. Dat zou dus een kans kunnen zijn.

Een andere kans. De nota laat investeringen in water zien. Het is niet duidelijk wat daar dan mee bedoeld wordt, want het wordt in het regeerprogramma «waterbeheer» genoemd, maar ik wil benadrukken dat dat veel breder is. In mijn bijdrage heb ik ook iets gezegd over water, sanitatie en hygiëne. Ik bedoel: het gaat niet alleen maar over onze expertise op het gebied van hoe we een rivierdelta kunnen managen. Dat is heel belangrijk, maar het gaat juist ook om water en sanitatie.

Ik noem ook publiek-private partnerschappen. Dat gebeurt al volop. Alleen, ik denk dat het belangrijk is om te benadrukken dat elke speler in zo’n publiek-private partnerschap een eigen rol heeft. En de rol die bedrijven daarbij spelen, kunnen maatschappelijke organisaties niet spelen en vice versa. Ik denk dus dat het belangrijk is om iedere speler in die zogenoemde Dutch Diamond ook om z’n eigen inbreng te waarderen. En het is belangrijk om niet alles via het bedrijfslevenkanaal te doen, maar juist samen te werken.

Ik pak de vragen van GroenLinks-PvdA en CDA over soft power en over de voortdurende druk op het ODA-budget even samen. Ik denk dat het positief is om te benoemen dat vanuit de Europese Commissie de extra defensie-uitgaven buiten de begrotingsregels worden gelaten. Het zijn communicerende vaten, maar daardoor neem je de druk op dat budget wat weg. Je zou er ook voor kunnen pleiten om het eigenlijk breder te trekken naar een soort strategische-autonomieclausule, waarbij je zegt: we doen het niet alleen voor defensie, maar voor soft power in z’n geheel, dus ook voor diplomatieke inspanningen en ontwikkelingssamenwerking. Dat zou met name een uitkomst kunnen zijn voor landen in Zuid-Europa, waarvoor het al heel ingewikkeld is om deze investeringen te laten toenemen.

USAID. Ik denk dat dat echt van een andere orde van grootte is. Ik denk dat dat belangrijk is om te benadrukken. Mensen of maatschappelijke organisaties die kritisch zijn op de overheid in bijvoorbeeld de Sahellanden, worden gewoon letterlijk naar het front gestuurd en vooraan gezet. Die organisaties komen dan dus niet meer terug. En als je het hebt over noodhulp waaruit de stekker wordt getrokken, ook in de Verenigde Staten ... Er blijft echt heel, heel, heel weinig en misschien wel niets van over. Dat is echt een andere orde van grootte in Nederland, denk ik. En nee, die levens haal je niet terug. Je hebt één mensenleven. Het antwoord is dus: nee. Daar heb ik eigenlijk ook geen andere woorden voor, want ik denk dat niemand hier in deze zaal ondersteunt wat er nu in Amerika gebeurt.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan kom ik bij de heer Koch uit. Gaat uw gang.

De heer Koch:

De AIV gaat er natuurlijk niet over om commentaar te geven op de kwaliteit van de vragen en het verschil tussen de Tweede en de Eerste Kamer. Maar wij geven heel veel briefings in de Tweede Kamer en dit is eigenlijk de eerste keer in de Eerste Kamer, en ik moet zeggen dat ik zeer te spreken ben over de kwaliteit van de vragen en de langetermijnblik die eruit spreekt. Ik ga proberen daar kort op te reflecteren.

Meneer Hartog vroeg over het afbouwen: kan je dat ook weer opbouwen? Dat kan, maar dat kost veel tijd en veel geld. De ambassades in de Sahel zijn in het begin van de jaren tien gesloten. Het werd toen niet als een prioritaire regio gezien. Dat was voor de grote migratiecrisis van 2015. We hebben toen de ambassades afgestoten en het personeel afgekocht, maar vijf jaar later gingen we weer op zoek naar ambassades en personeel. Dat kan dus wel, maar je staat gewoon op achterstand. Dat is dus eigenlijk kapitaalvernietiging.

Hoe meet je nou het effect van ontwikkelingssamenwerking op soft power? Ik denk dat dat een cruciale vraag is. Ik ben er ook heel erg dankbaar voor dat die gesteld is. Ik heb één voorbeeld van Zweden en één voorbeeld van Noorwegen. Nederland wou in 2017 en 2018 in de VN-Veiligheidsraad komen; we wouden er twee jaar in. Tot onze verbazing kwam Zweden er in één keer in bij de stemmingen, terwijl Nederland samen met Italië een stoel moest delen. Wat bleek nou? Je hebt daarbij altijd een foppercentage. Het is een gesloten stemming, dus je weet niet wat landen precies gaan stemmen. Ze hadden tegen Nederland gezegd: we gaan op u stemmen. We hielden rekening met een foppercentage van 10%. Dat zijn dus mensen die zeggen dat ze op je gaan stemmen, maar ondertussen wat anders doen. Nou, het zat meer richting de 20%. Het foppercentage lag bij Zweden veel lager. Het is lastig om dat een-op-een te koppelen aan: ben je een betrouwbare donor? Maar we hebben wel teruggekregen dat veel landen zeiden: we zien dat u de ambassade in ons land gesloten heeft en dat u uw financiering teruggebracht heeft. Het is dus niet een smoking gun, maar het laat wel zien dat het effect heeft op dingen die wij heel belangrijk vinden als Nederland, zoals een zetel in de Veiligheidsraad. Dat is het voorbeeld van Zweden.

Dan het voorbeeld van Noorwegen. Dat is natuurlijk ook een land dat zich braaf aan het percentage houdt. Wij zagen tot onze spijt dat het klapstoeltje bij de G20, waarbij we af en toe als twintigste lid mogen aansluiten, in Brazilië opeens werd vergeven aan Noorwegen. Hoe kwam dat? De analyse laat zien dat de Brazilianen hebben aangegeven dat de investeringen van 1 miljard van de Noren in het Amazonewoud wel degelijk een rol hebben gespeeld voor de Braziliaanse overheid om het stoeltje aan hen te geven. Dus nogmaals, het is moeilijk om een een-op-eenrelatie tussen ontwikkelingssamenwerking en soft power aan te geven, maar de landen die dit consistent doen, zoals de Scandinavische landen, blijven op het internationale vlak boven hun gewicht kunnen boksen.

Dan de kansen waar mevrouw Van Bijsterveld het over had. Ik wilde nog iets aanvullen op de kans die de heer Van Nieuw Amerongen noemde. We zien inderdaad dat het draagvlak in de samenleving voor ontwikkelingssamenwerking is afgenomen. Het werd te veel gezien als een elitaire bezigheid. Ik denk dat het niet alleen voor de maatschappelijke organisaties een kans of push biedt om extra het contact aan te gaan met de samenleving, maar ook voor het ministerie zelf. Dat moet dus minder met de rug naar de samenleving staan, maar meer kijken: wat voor initiatieven spelen er eigenlijk allemaal in de samenleving? Want Nederlanders zijn echt best wel een solidair volkje, maar hoe kun je dat meer ondersteunen? Ik denk dus dat dat een mooie kans is. De Minister onderstreept dat ook, dus het is interessant om straks te gaan analyseren of dat ook echt uitgerold gaat worden.

Ten slotte de vraag van de heer Martens, om maar even een lastige vraag te stellen over de relatie tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie. Er lopen daarbij drie verschillende patronen door elkaar, waardoor het soms een beetje onduidelijk wordt.

Het eerste is natuurlijk dat instabiliteit de grootste bron van migratie is. Als het slecht georganiseerd is of een zooitje is in een land, dan willen mensen weg. En als ontwikkelingssamenwerking goed wordt gedaan, kan het bijdragen aan meer stabiliteit in ontwikkelingslanden en dus een reducerend effect hebben op migratie.

De tweede relatie heeft betrekking op opvang in de regio. Nederland heeft enorm veel geïnvesteerd in opvang in de regio. En als mensen in hun buurland redelijk worden opgevangen, vinden ze het vaak prima om daar te blijven. Dat is dus wederom een negatief of positief effect – het is maar hoe je het bekijkt – van ontwikkelingssamenwerking op migratie.

Maar nu komt er een derde effect. Dat is dat als het iets beter met mensen gaat en het financieel beter met ze gaat, ze ook meer middelen hebben om te migreren. Dat maakt het dus een beetje ingewikkeld. Ontwikkelingssamenwerking draagt namelijk vaak bij aan economische groei. Het is niet voor niks dat er heel weinig migranten uit de Centraal Afrikaanse Republiek naar Nederland komen en veel meer mensen uit iets welvarender gebieden zoals Nigeria. Dat heeft ermee te maken dat je wel het geld moet hebben om die overtocht te kunnen betalen. Het is dus een ingewikkeld verhaal.

Ik denk dat als we het slim spelen, we kunnen zorgen dat ontwikkelingssamenwerking wel degelijk bijdraagt aan een vermindering van in ieder geval irreguliere migratie.

De voorzitter:

Heel mooi en helder; dank u wel. Dan mevrouw Hilhorst. U begon de antwoordenreeks en nu mag u ’m ook weer afsluiten. Gaat uw gang.

Mevrouw Hilhorst:

Dank u wel. We hebben het eigenlijk over het multilaterale en het bilaterale terrein in deze discussie. We hebben het hier allemaal over vliegwielen, hefbomen en smeermiddelen. Uw vraag was eigenlijk: waar zit dat nou in? Ik wil daarbij toch even ingaan op de vraag: kun je de zaak ook weer opbouwen? Ik heb laatst een artikel gelezen waarin twee keer dezelfde uitdrukking naar voren kwam. Die heeft me heel diep geraakt. Die uitdrukking was: you cannot unscramble an egg. Dat is waar. Ik weet niet of u het nog weet, maar ik begon mijn verhaal vandaag door te zeggen: ik heb me nog nooit zo veel zorgen gemaakt. Ik zie op dit moment een stelselmatige afbreuk van de internationale rechtsorde. Ik zie een stelselmatige bedreiging van de internationale instituties en de internationale wereldorde, waarbij het maar de vraag is of je ze ook weer terug kan bouwen als je ze onderuithaalt in het tempo waarop we daar nu mee bezig zijn. En in welk tempo kan dat dan? En wat moet er intussen gebeuren? Tussen de Volkenbond en de Verenigde Naties heeft de Tweede Wereldoorlog gezeten. Dat geeft volgens mij wel een beetje aan waarom ik me echt zorgen maak.

U vroeg om wat meer bewijs over het bilaterale: werkt dat nou inderdaad en is die diplomatie nou echt zo belangrijk? Ik denk dat het zeker zo belangrijk is. Er wordt op dit moment bij mij op het werk door iemand een proefschrift afgerond dat dat heel duidelijk laat zien. Wij kunnen wel instrumenteel denken: goh, we gaan naar land X en daar gaan we even een migratiedeal regelen, want we willen toch wat minder migranten richting Nederland krijgen. Maar in datzelfde land X kijken ze op dat moment: hoe is de relatie met Nederland; hoe zitten we daarin? Het feit dat we op dat moment even een paar miljoentjes willen inzetten voor zo’n deal ... Wij denken misschien dat dat een fantastisch prachtig transactioneel middel is. Dat kan het ook zijn, maar als dat niet is ingebed in een bredere relatie van vertrouwen en diplomatie, werkt dat gewoon minder goed en dan krijg je het niet voor elkaar. Dat is op verschillende manieren aangetoond. Nogmaals, als dat proefschrift af is, stuur ik u dat heel graag op. Maar ik denk dat dat in het bilaterale zeker zo is.

Ik ben het natuurlijk met Dirk-Jan eens dat de bewijsvoering voor de relatie tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie ingewikkeld is. Maar daarbij wil ik ook nogmaals benadrukken dat we het er hier in Nederland in de krant te vaak over hebben alsof het alleen gaat om mensen met economische motieven, alsof dat de enige drijfveer zou zijn, de homo economicus: «Heb je te weinig of te veel geld? Hup, migreren!» Mensen migreren het vaakst vanwege conflict en instabiliteit, vanwege het ontbreken van rechtsorde en instituties en vanwege het ontbreken van net onderwijs, waarbij mensen zich zorgen maken over de toekomst van hun kinderen: kunnen die naar school en kunnen die naar de universiteit? Dat zijn heel vaak drijfveren voor migratie waarvan ik denk dat het er veel te weinig over gaat. Alsof werkelijk iedereen alleen maar op stap gaat om eens even flink te gaan eten uit een vette ruif ergens in Europa, bijvoorbeeld. Dat wilde ik dus toch nog eventjes benadrukken.

Tot slot. Mevrouw Bakker, ik vond het heel leuk wat u net zei. Ik zat zelf namelijk ook bijna met verbazing te luisteren. Ontwikkelingssamenwerking werd namelijk altijd een beetje weggezet als een soort van geitenwollensokkengebeuren en nu zitten we hier aan tafel met een militair, een of andere ... Tja, wat bent u precies? Een macro-economische bankier! Er zit een diplomaat. Gelukkig zit er ook nog een heel klein beetje een geitenwollensokkenvertegenwoordiger! En er zit een wetenschapper. En toch hebben wij echt allemaal met elkaar een vergelijkbare boodschap: ontwikkelingssamenwerking is een vliegwiel, een hefboom, een smeermiddel. En het is niet in ons belang om daarop te bezuinigen en daar al te licht over te denken in de trant van dat het alleen maar hobbyisme zou zijn en niet echt ook een noodzaak.

Tot slot. De enige kans die ik op dit moment zie, is dat crisis altijd een kans is op meer samenwerking. Het is ook al door anderen gezegd, maar wie weet staat het water op een gegeven moment zo aan onze lippen dat we over de kleine verschillen heen kunnen stappen en met elkaar het langetermijndenken in samenwerking weer kunnen gaan omarmen, want zonder dat redden we het niet.

Dank u.

De voorzitter:

Mevrouw Hilhorst, ook hartelijk dank. Uw afsluitende opmerking in de zin van uw observatie dat het met de diversiteit aan uw kant van de tafel toch een soort van gedeelde betrokkenheid ook is, is misschien ook inspiratie voor de diversiteit aan deze kant van de tafel. Dat zullen we nog gaan afwachten.

Ik wil iedereen hartelijk bedanken voor de aanwezigheid hier, in het bijzonder de gasten, die daar veel tijd en moeite in hebben gestoken en ons toch mooie informatie hebben gegeven, die we weer kunnen meenemen naar de debatten. Ik wil de collega’s bedanken voor hun aanwezigheid, en voor de voorbereiding, de vragen en de gedachtewisseling die we hier hebben gehad. Ik bedank uiteraard de griffie voor de organisatie.

Daarmee rond ik deze bijeenkomst af.

Sluiting 18.02 uur.


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD), Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter), Dessing (FVD) (2e ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

Naar boven