De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat forensisch medisch onderzoek na seksueel geweld essentieel is voor
zowel medische zorg als strafrechtelijke procedures;
constaterende, dat de kosten voor dit onderzoek momenteel onder het verplicht eigen
risico van de zorgverzekering vallen, wat leidt tot financiële lasten voor slachtoffers
van seksueel geweld;
overwegende, dat de Europese Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en
huiselijk geweld, die in juni 2024 is aangenomen, lidstaten verplicht om crisiscentra
te voorzien van gratis en toegankelijke medische en forensische zorg voor slachtoffers
van seksueel geweld;
overwegende, dat de richtlijn expliciet stelt dat de kosten van forensisch medisch
onderzoek, zoals «rape kits», niet mogen worden doorberekend aan slachtoffers, maar
volledig gefinancierd moeten worden door de staat;
constaterende, dat het doorberekenen van de kosten van «rape kits» als «boete» voor
vrouwen die al slachtoffer zijn van ernstig geweld, onterecht is en de toegang tot
noodzakelijke zorg belemmert;
overwegende, dat de richtlijn van de Europese Unie een belangrijke stap is naar het
voorkomen van verdere belemmeringen voor slachtoffers om hulp te zoeken, en dat Nederland
deze verplichtingen dient te implementeren;
verzoekt de regering de Eerste Kamer binnen drie maanden te informeren over de voortgang
van de implementatie van de Europese richtlijn, specifiek met betrekking tot de financiering
van forensisch medisch onderzoek na seksueel geweld en het waarborgen dat slachtoffers
van seksueel geweld niet geconfronteerd worden met de kosten van «rape kits»,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Aelst-den Uijl
Koffeman
Perin-Gopie
Van Gurp