De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de sociaal-economische gezondheidsverschillen helaas eerder toe-
dan afnemen;
constaterende, dat de toegang tot zorg ook voor kinderen van mensen met weinig geld
heel goed geregeld moet zijn;
constaterende, dat een bril geen luxemiddel is en ieder kind recht heeft op een bril
als deze nodig is om goed te kunnen functioneren in de maatschappij en daarin gelijke
kansen te behalen;
constaterende, dat op dit moment naar schatting ten minste 28.000 kinderen geen bril dragen omdat de kosten hiervan voor ouders te hoog zijn;
constaterende, dat het wel nodig hebben maar niet krijgen van een bril, een kind op
achterstand plaatst;
constaterende, dat ouders nu afhankelijk zijn van particuliere regelingen via organisaties
zoals Stichting Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds, die een stijging in het aantal
aanvragen zien en aangeven dat het lastiger wordt alle aanvragen te kunnen honoreren;
overwegende, dat voor 2025 een tijdelijke oplossing is gecreëerd, maar dat dit geen
structurele oplossing biedt voor de jaren daarna;
overwegende, dat een structurele oplossing noodzakelijk is om te garanderen dat alle
kinderen met een oogafwijking een bril kunnen krijgen, bijvoorbeeld via een uitbreiding
van het basispakket;
verzoekt de regering met een plan te komen om kinderbrillen vanaf 2026 te vergoeden
vanuit het basispakket en over de uitwerking hiervan in gesprek te gaan met in ieder
geval de vijf oogzorgorganisaties die de oproep voor het vergoeden van kinderbrillen
vanuit de basisverzekering hebben gedaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Aelst-den Uijl
Van Gurp
Koffeman