36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025

Q MOTIE VAN HET LID VAN AELST-DEN UIJL C.S.

Voorgesteld 1 april 2025

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de maatschappelijke opbrengsten van sport en bewegen momenteel 2,76 keer hoger zijn dan de kosten;

constaterende, dat verschillende maatregelen in de begroting, zoals de bezuiniging op specifieke uitkeringen (SPUK’s) en subsidies, de verhoging van de kansspelbelasting en het schrappen van de regeling bewegingsonderwijs, negatieve effecten hebben op de sportsector;

overwegende, dat de gevolgen van deze bezuinigingen en lastenverhogingen voor de maatschappelijke en financiële baten van sport nog onvoldoende in kaart zijn gebracht;

overwegende, dat een goed onderbouwde afweging nodig is om te voorkomen dat de baten van sport en bewegen op lange termijn worden ondermijnd;

verzoekt de regering om de effecten van deze maatregelen op sportdeelname en de maatschappelijke baten van sport in kaart te brengen en hierover uiterlijk bij de Najaarsnota 2025 te rapporteren, zodat de Tweede Kamer dit tijdig kan betrekken bij de begrotingsbehandeling voor 2026,

verzoekt de regering in de begroting 2026 voorstellen te doen voor eventuele compensatie of herinvestering indien de negatieve effecten te groot blijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Aelst-Den Uijl

Van Gurp

Koffeman

Moonen

Naar boven