Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-XIV nr. N |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-XIV nr. N |
Vastgesteld 12 maart 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft naar aanleiding van de reactie op het halfjaarlijks motie- en toezeggingenrappel2 schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de toezeggingen T038413 en T03811. Bijgaand brengt de commissie verslag uit van het schriftelijk overleg over toezegging T03811. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 14 januari 2025.
• De antwoordbrief van 10 maart 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer
Aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Den Haag, 14 januari 2025
De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 5 december 2024 waarin u samen met de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft gereageerd op het halfjaarlijks motie- en toezeggingenrappel.4 De commissie wil naar aanleiding van deze brief graag uw aandacht vragen voor de volgende toezeggingen: T03811 en T03841.
Toezegging T03811 houdt het volgende in: «De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe de vraag over hoe de Wet over de dieren al dan niet in verhouding staat tot de landelijke beëindigingsregelingen door te verwijzen naar de Minister van LNV».
In de kamerbrief d.d. 22 juli 2024 waarmee volgens u deze toezegging zou zijn afgedaan staat in reactie op de vraag uit voornoemde toezegging vermeld «dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) toezicht houdt op bedrijfsmatige houders van dieren.»5 De vraag van het lid Visseren-Hamakers tijdens het debat over het Belastingplan 2024 had echter een ruimere strekking. De commissie zou graag antwoord hebben op de vraag of er mogelijkheden zijn om te voorkomen dat een veehouderijbedrijf op een nieuwe locatie weer een veehouderijbedrijf start, bijvoorbeeld door een diersoort te gaan houden die niet werd gehouden op de oude locatie. Ook hoort de commissie graag of er mogelijkheden zijn om duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen te stellen aan zo’n herinvestering.
Ten slotte vraagt de commissie met betrekking tot toezegging T038416 aandacht voor haar op 22 oktober 20247 uitgesproken wens om periodiek (iedere zes maanden) op de hoogte te worden gehouden van de stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek naar een mogelijk causaal verband tussen glyfosaat en neurodegeneratie.
De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 11 februari 2025.
Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2025
Bij brief van 14 januari 20258 verzoekt de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de commissie) mij nader in te gaan op toezeggingen T03841 en T03811. In uw brief geeft u aan graag voor 11 februari reactie tegemoet te zien. Dit is helaas voor de tweede toezegging niet gelukt, waarvoor excuses.
Ik heb uw Kamer bij brief van 27 januari 20259 geïnformeerd over de uitvoering van mijn toezegging over het periodiek informeren van de Eerste Kamer over de stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek naar een mogelijk causaal verband tussen glyfosaat en neurodegeneratie (T03841). Hierin meld ik dat ik uw Kamer elk half jaar zal informeren vanaf het eerste voortgangsmoment in april 2025. Voor de tweede toezegging (T03811) geeft uw commissie aan dat de vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD) een ruimere strekking had dan de interpretatie die ik daaraan heb gegeven in mijn brief van 22 juli 202410. Uw commissie geeft aan dat de vraag gericht is op het al dan niet kunnen voorkomen dat een veehouderijbedrijf na deelname aan een beëindigingsregeling op een nieuwe locatie weer een veehouderijbedrijf start, bijvoorbeeld door een diersoort te gaan houden die niet werd gehouden op de oude locatie. Ook hoort uw commissie graag of er mogelijkheden zijn om duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen te stellen aan zo’n herinvestering. Met deze brief ga ik nader in op deze vragen.
Met deelname aan de Landelijke beëindigingsregelingen veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv), Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) of Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren (Lbv kleinere sectoren) ontvangen ondernemers subsidie voor het vrijwillig onomkeerbaar beëindigen van hun veehouderijlocatie.
De beëindigingsregelingen zijn door de Europese Commissie aangemerkt als geoorloofde staatssteun onder de Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (2022/C 485/01), meer specifiek onder het steunkader voor Steun voor de sluiting van productiecapaciteit (paragraaf 1.3.1). Voorwaarde uit dat steunkader is «dat de begunstigde dezelfde activiteit niet opnieuw zal beginnen op een andere plaats». Hiermee wordt geborgd dat de betrokken productiecapaciteit definitief en onherroepelijk sluit.
Bij de totstandkoming van de landelijke beëindigingsregelingen is deze bepaling zo ingevuld dat de veehouder niet op een andere locatie in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie dezelfde diersoort mag gaan houden als de diersoort die werd gehouden op de met subsidie beëindigde veehouderijlocatie, het zogenoemde doorstartverbod. Een veehouder mag na de sluiting van zijn veehouderijlocatie elders wel een andere diersoort gaan houden dan de diersoort die hij hield op de gesloten locatie. Het doorstartverbod heeft geen betrekking op veehouderijlocaties waar de subsidieontvanger ten tijde van de subsidieaanvraag reeds dezelfde diersoort hield. Dergelijke locaties die de veehouder niet wenst te beëindigen hoeven dus niet gesloten te worden. De Europese Commissie heeft akkoord gegeven op de genotificeerde regelingen.
Betreffende de vraag of aan een herinvestering extra eisen gesteld kunnen worden ten aanzien van duurzaamheid en dierenwelzijn geldt dat dit op grond van de landelijke beëindigingsregelingen niet mogelijk is voor een veehouder die gebruik maakt van de herinvesteringsreserve (HIR) om een nieuwe veehouderijlocatie te starten. Evenmin kan dit op grond van de voorwaarden van de HIR (artikel 3.54 Wet Inkomstenbelasting 2001). Deze voorwaarden zijn niet specifiek op landbouwondernemingen gericht, maar toepasbaar voor alle soorten ondernemingen. Het investeren in bovenwettelijke duurzaamheids- en dierenwelzijnseisen wordt wel gestimuleerd via belastingvoordelen op basis van de regelingen Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil).
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Samenstelling:
Oplaat (BBB) (voorzitter), Kemperman (BBB), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Meijer (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Op 27 januari 2025 is al een reactie ontvangen ten aanzien van toezegging T03841 (verslag schriftelijk overleg 36 600 XIV, I)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-XIV-N.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.