De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het funderend onderwijs te maken krijgt met bezuinigingen op bewegingsonderwijs,
programma’s voor thuiszittende kinderen, het programma School & Omgeving, de brede
brugklas en het gemeentelijke beleid voor voorschoolse educatie;
overwegende dat bewegingsonderwijs bijdraagt aan de fysieke en mentale gezondheid
van leerlingen, en met name belangrijk is voor kinderen die van huis uit geen toegang
hebben tot sport- of bewegingsverenigingen;
overwegende dat thuiszittersinitiatieven essentieel zijn voor kinderen die extra ondersteuning
nodig hebben om een brug te slaan tussen zorg en onderwijs;
overwegende dat het programma School & Omgeving bijdraagt aan het vergroten van kansengelijkheid
door het aanbieden van extra activiteiten naast het reguliere onderwijs;
overwegende dat de brede brugklas een van de kernaanbevelingen is in «De staat van
het onderwijs 2024» om kansengelijkheid te bevorderen;
overwegende dat onderzoek laat zien dat voor- en vroegschoolse educatie een positief
effect heeft. Gemiddeld hebben de interventies een impact van vijf maanden aan leerwinst.
De effecten zijn specifiek groot voor kinderen uit lage inkomen families;
overwegende dat investeringen in kansengelijkheid bijdragen aan betere onderwijskansen
en maatschappelijke kansen voor alle kinderen;
verzoekt de regering bij de Voorjaarsnota additionele financiële middelen vrij te
maken om kansenongelijkheid in het onderwijs actief te bestrijden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Roovers
Van der Goot
Van Meenen
Perin-Gopie
Van Apeldoorn
Nicolaï