36 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2024

Voor u ligt de jaarlijkse mediabegrotingsbrief. Deze brief bevat de nadere uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (media) uit de begroting 2025 van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW). Verder wil ik de Kamer met deze brief informeren over de stand van zaken van het mediabeleid.

Publieke en private media zijn essentieel voor een gezonde en goed functionerende democratische rechtsstaat. Zij zorgen ervoor dat je altijd toegang hebt tot onafhankelijke en gebalanceerde nieuwsvoorziening. Ze dragen bij aan een bruisend cultureel leven. En ze zijn onmisbaar voor een maatschappij waarin mensen weten wat er speelt en waarin ze mee kunnen doen. Het mediabeleid is altijd volop in beweging, ook het afgelopen jaar.

Zo mocht ik onlangs het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Aandacht voor media in ontvangst nemen.1 Twintig jaar na het WRR-rapport Focus op functies ligt er een nieuw, veelomvattend advies over het mediabeleid.

De WRR beschrijft de platformisering en de groeiende macht van de grote platformen. Deze ontwikkelingen hebben de markt voor informatie en nieuws radicaal veranderd. Dit zet verdienmodellen onder druk en heeft de aandacht van de consument enorm veranderd. De implicaties voor de democratische opdracht van media zijn dan ook groot. Door de platformisering staat de vindbaarheid van journalistieke content onder druk. Journalistieke media worden nog wel goed vertrouwd en hebben daarmee een goede uitgangspositie, maar er is volgens de WRR wel actie vereist om de risico’s in te dammen en verdere erosie van het proces van democratische meningsvorming te stoppen.

De drie uitgangspunten die de WRR formuleert voor een hedendaags mediabeleid zijn: democratische functies van het mediasysteem zijn leidend, om de adequate invulling van de democratische functie van het mediasysteem te garanderen is overheidsinterventie noodzakelijk en mediabeleid richt zich op meer dan de traditionele spelers en behelst het hele spectrum aan relevante partijen binnen het mediasysteem.

De WRR doet vier aanbevelingen:

  • zet in op de Europese wet- en regelgeving om een betrouwbare en veilige informatieomgeving te realiseren,

  • maak voor de democratie belangrijke informatie prominent zichtbaar en goed vindbaar,

  • versterk de lokale en regionale journalistiek, en

  • stimuleer dat gebruikers («gewone» gebruikers, maar ook zeker de institutionele zoals politici en de overheid zelf) hun verantwoordelijkheid nemen voor hun rol en positie in het mediasysteem.

Ik wil de WRR danken voor het doorwrochte advies. Ik ben blij met de focus op rechtsstaat en democratie. Media hebben een belangrijke rol bij het beschermen van de rechtsstaat en dit rapport helpt daar bij. De aanbevelingen van de WRR kan ik goed plaatsen en met sommige – zoals de versterking van de lokale en regionale journalistiek – ben ik al bezig. Ook werk ik aan een modernisering van het landelijke publieke omroepbestel en een uitgebreide kabinetsreactie op het advies de WRR. Een goede inhoudelijke reactie vereist eerst een dialoog met de sector en interdepartementale afstemming. Ik verwacht de kabinetsreactie voor de zomer aan de Kamer te kunnen sturen.

In dezelfde week dat het WRR-rapport verscheen presenteerde het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) een onderzoek over nieuwsgebruik door jongeren.2 Het Commissariaat concludeert op basis van uitgebreid enquêteonderzoek naar nieuwsgebruik, perceptie en belangstelling onder jongeren, dat jongeren over het algemeen best geïnteresseerd zijn in nieuws maar dat het nieuws vaak niet is op de plekken waar zij zijn. Ook deze uitkomsten onderstrepen het belang van een brede blik op het mediabeleid. Het is goed dat het Commissariaat deze ontwikkelingen in kaart heeft gebracht. Deze aanbevelingen krijgen een belangrijke plek in de inrichting van het mediabeleid.

Opzet brief

Deze brief is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat in op de mediabegroting. Hoofdstuk twee gaat in op de landelijke publieke omroep, waaronder de NPO begroting 2025 en de jaarlijkse terugblik van de NPO. In het derde hoofdstuk van de brief komt de Regionale Publieke Omroep (RPO) aan bod. In het vierde hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de lokale publieke omroepen, waaronder de planning voor het wetsvoorstel. Vervolgens gaat de brief in hoofdstuk vijf in op verschillende journalistieke thema’s zoals onderzoeksjournalistiek, persvrijheid en persveiligheid, alsmede mediawijsheid. Hoofdstuk zes bevat ten slotte enkele losstaande onderwerpen.

1. Mediabegroting

1.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de jaarlijkse actualisatie van het beschikbare budget op de Mediabegroting (artikel 15 van de OCW-begroting) ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2025. De oorzaak hiervoor is de jaarlijkse actualisatie van de verwachte Ster-inkomsten die de Ster na het verschijnen van de Ontwerpbegroting afgeeft. Ook wordt de verwachte stand van de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) toegelicht. De wijzigingen in de begrotingsstand die voortvloeien uit deze actualisatie worden verwerkt bij Voorjaarsnota 2025.

1.2. Toelichting beschikbaar budget

Artikel 15 van de OCW-begroting gaat over de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten op de Mediabegroting. De Mediabegroting wordt gevoed met OCW-middelen en de ontvangsten vanuit de Ster-reclames op de aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep.3

Onderstaande tabel maakt de aansluiting inzichtelijk tussen het totaal beschikbare budget voor de Mediabegroting zoals gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2025 en het totaal beschikbare budget op de Mediabegroting voor 2025 aangepast met de geactualiseerde raming van de Ster-afdrachten. Voor het begrotingsjaar 2025 is hiermee een totaalbedrag van € 1.264,7 miljoen beschikbaar voor de bekostiging van het mediabeleid. De voorgenomen uitgaven en de resulterende mutatie in de Algemene Mediareserve worden toegelicht in paragraaf 1.5.

Bedraqen x € 1.000

2025

Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2025

1.272.025

Waarvan OCW-middelen

1.099.625

Waarvan Ster-afdrachten

172.400

Totaal Mutaties totaal beschikbaar budget

– 7.300

Waarvan actualisatie raming Ster-inkomsten

– 7.300

Actualisatie budget voor 2025

1.264.725

Waarvan OCW-middelen

1.099.625

Waarvan Ster-afdrachten

165.100

1.3. Ster-afdrachten

Ramingen Ster

De Ster doet conform artikel 2.105, eerste lid van de Mediawet 2008 jaarlijks vóór 15 september een opgave van de verwachte Ster-afdrachten in het lopende en in het volgende kalenderjaar. Op basis van deze raming wordt bij Voorjaarsnota 2025 de ontvangstenraming voor begrotingsjaar 2025 met € 7,3 miljoen verlaagd tot € 165,1 miljoen.

Ramingen van de verwachte Ster-inkomsten zijn gebaseerd op twee parameters, namelijk de verwachte omvang van de markt voor spotzendtijd en het verwachte aandeel van de Ster daarin. Dit laatste wordt onder andere bepaald door het zogenoemde kijktijdaandeel van de publieke omroep.

De raming van de Ster-afdrachten zijn door de Ster gebaseerd op het voornemen om het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen per televisieprogrammakanaal van de landelijke publieke omroep in 2025 niet verder te verlagen dan 8%. Dat voornemen vloeit voort uit de besluitvorming van het vorige kabinet bij Voorjaarsnota 2023 en was bedoeld om de toenmalige bezuiniging van € 24,3 vanaf 2025 te compenseren. Het Mediabesluit waarin onder andere wordt geregeld dat het percentage van 8% niet verder wordt verlaagd is bij uw Kamer voorgehangen en daar is schriftelijk overleg over gevoerd. Het verslag van dit schriftelijk overleg is op 7 november 2024 door uw Kamer ter kennisgeving aangenomen.4

Zoals ik in het verslag van het schriftelijk overleg ook heb aangegeven, wil ik het bredere vraagstuk rondom reclame op de landelijke publieke omroep meenemen in de voorgenomen hervorming van de landelijke publieke omroep. Om een goed onderbouwd besluit te kunnen nemen zal ik hierbij ook een analyse naar de impact van mogelijke uitbreiding van reclame bij de landelijke publieke omroep op de private mediapartijen meenemen. Uw Kamer zal hier begin 2025 nader over worden geïnformeerd.

1.4. Uitgaven

Ten opzichte van de voorgenomen uitgaven uit de Ontwerpbegroting 2025 bevat deze brief één wijziging. Dit betreft de overboeking vanuit de post dotatie/onttrekking AMr naar de bekostiging van de landelijke publieke omroep ten behoeve van superevenementen (€ 2,3 miljoen). Deze € 2,3 miljoen is onderdeel van de meerkosten voor de aankoop van rechten van grote sportevenementen die voor deze erkenningperiode in totaal zijn geraamd op € 87 miljoen. Het gaat hier om de (niet gedekte) rechtenkosten van de kwalificatiewedstrijden van het Nederlands elftal. Omdat de kosten voor de aankoop van deze rechten onregelmatig en onvoorspelbaar zijn, doet de NPO hiervoor per jaar een aanvraag in de begroting die jaarlijks voor 15 september wordt ingediend. Deze overboeking ben ik voornemens te muteren bij de Voorjaarsnota 2025.

Bedraqen x € 1.000

2025

Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2025

1.272.025

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve conform Ontwerpbegroting 2025

18.047

Totaal uitgaven conform Ontwerpbegroting 2025

1.253.978

Totaal uitgavenmutaties

2.329

Waarvan superevenementen

2.329

Totaal uitgaven 2025

1.256.307

Totaal beschikbaar budget 2025

1.264.725

Mutatie Algemene Mediareserve

8.418

1.5. Algemene Mediareserve

De AMr kan op grond van artikel 2.166, eerste lid van de Mediawet 2008 gebruikt worden voor de opvang van dalende Ster-inkomsten, voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en voorfinanciering van de door het Commissariaat aan te houden rekening-courantverhouding voor betalingen aan de instellingen. De AMr vervult hiermee een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de Mediabegroting. De Algemene Mediareserve is eerst en vooral een buffer voor de opvang van onverwachte tegenvallers in inkomsten en uitgaven. De buffer in de AMr kan worden ingezet voor uitgaven, mits deze uitgaven voortvloeien uit de mediawettelijke taken en incidenteel van aard zijn.

Onderstaande tabel laat de verwachte ontwikkeling van de AMr zien voor 2024 en 2025. Te zien is dat de AMr in zowel 2024 als 2025 naar verwachting toeneemt, tot € 238,7 miljoen ultimo 2025.

Bedragen x € 1.000

 

Saldo liquide middelen AMr ultimo 2023

189.053

Dotatie/onttrekking AMr 2024 conform de Ontwerpbegroting 2025

31.659

Voorgenomen mutaties AMr in 2024 via de Mediabegroting

2.400

waarvan Actualisatie Ster-raming

2.400

Directe uitgaven en inkomsten AMr

7.142

Saldo liquide middelen AMr ultimo 2024

230.254

Dotatie/onttrekking AMr 2025 conform de Ontwerpbegroting 2025

18.047

Voorgenomen mutaties AMr in 2025 via de Mediabegroting

– 9.629

waarvan Actualisatie Ster-raming

– 7.300

waarvan Superevenementen

– 2.329

Directe uitgaven en inkomsten AMr

0

Saldo liquide middelen AMr ultimo 2025

238.672

1.6. Budget landelijke publieke omroep

Minimumbudget

Op grond van Artikel 2.148a, eerste lid van de Mediawet 2008 kan de landelijke publieke omroep een beroep doen op het zogenaamde minimumbudget dat voorafgaand aan het begin van iedere erkenningperiode wordt vastgesteld. Aan de landelijke publieke omroep moet minimaal het minimumbudget worden verstrekt. Het minimumbudget voor 2025 bedraagt € 888,6 miljoen. Dit bedrag is exclusief de CPI-indexatietranche 2025.

Budget 2025 landelijke publieke omroep

Onderstaande tabel laat het totale budget zien dat aan de landelijke publieke omroep wordt verstrekt in 2025. Conform de Mediawet 2008 moet het budget voor 1 december voorafgaand aan het bekostigingsjaar worden vastgesteld. Het totaal vastgestelde budget aan de landelijke publieke omroep voor 2025, inclusief het budget aan de Stichting Omroep Muziek (SOM), het budget aan coproductiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO) en de meerkosten superevenementen, bedraagt € 981,8 miljoen. Dit bedrag wordt in het lopende jaar nog bijgesteld met de wettelijk verplichte indexatie met de CPI 2025. Het totaalbedrag dat aan de landelijke publieke omroep wordt toegekend is hoger dan het wettelijk verplichte minimumbudget. Het verschil wordt met name verklaard doordat over 2022 de niet wettelijk verplichte indexatie aan het budget is toegevoegd. Conform Artikel 2.148a van de Mediawet 2008 moet het minimumbudget voor een nieuwe erkenningperiode inclusief indexatie één jaar voorafgaand aan die periode zijn vastgesteld. Daardoor is het noodzakelijk om voor het eerste jaar van de erkenningperiode een inschatting van de indexatie voor dat jaar te gebruiken. Het gevolg daarvan is dat er in het eerste jaar van een erkenningperiode altijd een verschil ontstaat tussen het budget zoals dat via de reguliere begrotingssystematiek wordt geïndexeerd en het wettelijke minimumbudget wanneer de ingeschatte indexatie afwijkt van de werkelijke indexatie. Dat verschil is normaal gesproken relatief klein, maar door de hoge inflatie en de extra compensatie voor de energielasten die in 2022 (het eerste jaar van de huidige erkenningperiode) zijn toegekend is het verschil deze periode ruim € 63 miljoen.

Bedragen x € 1.000

2025

Budget landelijke publieke omroep inclusief CoBO conform Ontwerpbegroting 2025

958.093

Superevenementen

2.329

Stichting Omroep Muziek (SOM)

21.425

Totaal vast te stellen budget landelijke publieke omroep

981.847

Advies Commissariaat voor de Media op de NPO-begroting 2025

Het Commissariaat heeft conform artikel 2.148, eerste lid van de Mediawet 2008 zijn opmerkingen bij de NPO-begroting aan de verantwoordelijke bewindspersoon gestuurd. De volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het Commissariaat ziet dat de NPO de verbeterslag van vorig jaar heeft doorgezet naar 2025. Keuzes zijn beter onderbouwd en de vorig jaar toegevoegde ijkpunten en normen maken inzichtelijk wat de NPO wil bereiken komend begrotingsjaar. Het Commissariaat merkt daarbij, net als in voorgaande jaren, op dat deze ijkpunten meer «smart» en ambitieuzer kunnen worden geformuleerd, zodat de begroting nog beter kan dienen als sturingsinstrument voor de publieke mediaopdracht. Ik ben het eens met deze constateringen en ga concrete afspraken maken met de NPO over hoe ze hier voor de begroting 2026 opvolging aan gaan geven.

1.7 Budget regionale publieke omroep

Op basis van artikel 2.170, tweede lid van de Mediawet 2008 en artikel 4a van het Mediabesluit wordt de regionale publieke omroep bekostigd uit de Mediabegroting. Ook het budget voor de regionale publieke omroep wordt jaarlijks voor 1 december vastgesteld. In 2025 is voor de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) en de dertien regionale publieke omroepen een bedrag van € 191,4 miljoen beschikbaar. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe dat bedrag is opgebouwd en wordt verdeeld over de Stichting RPO en de regionale publieke omroepen. De onderlinge verdeling van het budget tussen omroepen is conform artikel 4a van het Mediabesluit 2008.

De RPO heeft een sluitende begroting ingediend voor zijn werkzaamheden als stichting in 2025. De begroting van de regionale omroepen bestaat naast de bijdrage van OCW van € 182,4 miljoen ook uit eigen inkomsten van € 25,9 miljoen, waarvan de reclame-inkomsten de belangrijkste zijn. De reclame-inkomsten staan onder druk maar laten een stabiel beeld zien ten opzichte van 2024. In 2024 is de gezamenlijke verkoop van reclame voor de lineaire aanbodkanalen ondergebracht bij de Ster. Naar verwachting wordt dit in 2025 aangevuld met de online aanbodkanalen.

Bedragen x € 1.000

2025

Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2025

191.401

Waarvan Stichting RPO inclusief WaU-middelen

8.998

Waarvan regionale publieke omroepen

182.403

Advies Commissariaat voor de Media op de RPO-begroting 2025

Het Commissariaat heeft op basis van artikel 2.169b, tweede lid van de Mediawet 2008, zijn opmerkingen bij de RPO-begroting aan de verantwoordelijke bewindspersoon gestuurd. De volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het Commissariaat concludeert dat in de begroting 2025 ruim aandacht is voor de plannen die de RPO en de Regionale publieke media instellingen voor 2025 hebben opgesteld. De begroting geeft een goed beeld van hun prioriteiten. Het Commissariaat merkt hierbij op dat het van belang is dat duidelijk is wanneer doelstellingen zijn bereikt en welke middelen hiervoor nodig zijn. Voor de volgende concessieperiode (2026–2030) verwacht het Commissariaat hiervoor ambitieuze en meetbaar geformuleerde doelstellingen inclusief een concreet tijdpad. Ik ben het eens met deze constateringen en neem deze mee in gesprekken met de RPO.

1.8 Financiële gevolgen Hoofdlijnenakkoord

In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat «de Nederlandse Publieke Omroep wordt hervormd, zodat de journalistiek – inclusief het veelzijdige aanbod – kwalitatief hoogwaardig vormgegeven en gewaarborgd wordt». Ook is afgesproken dat de rijksbijdrage voor de NPO vanaf 2027 structureel met € 100 miljoen wordt verlaagd. Daarnaast is in het hoofdlijnenakkoord rijksbreed een generieke taakstelling op subsidies afgesproken. Over de voorgenomen invulling van die taakstelling is uw Kamer onlangs geïnformeerd.5 Als onderdeel van die invulling wordt de rijksmediabijdrage voor de landelijke publieke omroep (€ 6,673 miljoen), regionale publieke omroep (€ 1,744 miljoen) en lokale publieke omroep (€ 0,184 miljoen) vanaf 2027 structureel in totaal met € 8,6 miljoen verlaagd.

Tot slot is uw Kamer in de Ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd over de uitwerking van de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord om de groei van het apparaat van de Rijksoverheid terug te draaien. Deze maatregel heeft ook impact op de zbo’s die via de mediabegroting worden gefinancierd. Voor 2027 betekent dit in ieder geval een korting van in totaal € 65.000, verdeeld over de landelijke publieke omroep (€ 12.000), regionale publieke omroep (€ 11.000), Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (€ 7.000) en Commissariaat voor de Media (€ 35.000). Over de structurele uitwerking van deze maatregel vindt op een later moment besluitvorming plaats.

Met name voor de landelijke publieke omroep ligt er een forse opgave. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze bezuiniging is aan de NPO en omroepen, zij zijn hierover in gesprek. Over de voortgang van deze gesprekken word ik periodiek geïnformeerd. Ik vind het van belang dat de NPO nadrukkelijk de omroepen betrekt bij de invulling van deze taakstelling. De NPO is eindverantwoordelijk maar ik vind het wenselijk dat de NPO en het College van Omroepen (CvO) tot een gezamenlijk gedragen voorstel komen dat kan rekenen op zoveel mogelijk draagvlak onder de omroepen. Deze bezuiniging vindt overigens plaats binnen het huidige bestel. De bezuiniging is ingeboekt vanaf 2027. Dat betekent dat in 2026 door NPO en omroepen al zoveel mogelijk moet worden voorgesorteerd op de besparing. Een hervorming waarbij het publieke omroepbestel wordt aangepast kan op zijn vroegst op 1 januari 2029 ingaan (zie ook hoofdstuk 2 van deze brief).

De minimale hoogte van de rijksmediabijdrage is vastgelegd in de Mediawet 2008. Alle hierboven genoemde verlagingen van de rijksmediabijdrage worden dan ook in de Mediawet verwerkt. De rijksmediabijdrage zal voor 2027 middels de benodigde wetswijziging worden verlaagd. Met het oog op artikel 2.148a lid 4 van de Mediawet 2008 kondig ik hierbij aan dat dit ook betekent dat het minimumbudget vanaf 2027 naar beneden wordt bijgesteld.

2. Landelijke publieke omroep

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk ga ik in op een aantal thema’s met betrekking tot de landelijke publieke omroep. Dit hoofdstuk gaat allereerst in op de terugblik van de NPO over 2023 en naleving van de prestatieovereenkomst 2022–2026. Vervolgens ga ik in op de voorgenomen hervorming van de publieke omroep en de daarvoor nodige verlenging van de concessie- en erkenningperiode. Tot slot sta ik nog stil bij het onderwerp audiodescriptie.

2.2 Terugblik 2023 NPO

In de terugblik over 2023 maken de NPO en de omroepen inzichtelijk wat zij het afgelopen jaar hebben gedaan om de doelen uit het concessiebeleidsplan, de begroting en de prestatieovereenkomst te realiseren. De publieke omroep laat zien hoe ze de publieke mediaopdracht afgelopen jaar heeft uitgevoerd en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Voor een uitgebreide toelichting op al deze onderdelen verwijs ik naar de terugblik zelf, die is bijgevoegd bij deze brief.

De terugblik laat onder andere zien dat het publiek het aanbod van de landelijke publieke omroep hoog waardeert als het gaat om publieke waarde (8,2 gemiddeld) en kwaliteit (8,7 gemiddeld). Gemiddeld bereikte de publieke omroep in 2023 op weekbasis 81% van de Nederlanders (13+). Deze cijfers laten zien dat de landelijke publieke omroep in het leven van veel Nederlanders een belangrijke rol vervult met kwalitatief en waardevol aanbod.

2.3 Naleving Prestatieovereenkomst NPO 2022–2026

Als bijlage bij de terugblik 2023, zijn de afspraken uit de prestatieovereenkomst 2022–2026, inclusief realisatie, opgenomen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar die bijlage. Uit de terugblik blijkt dat alle 32 afspraken uit de prestatieovereenkomst in 2023 zijn nagekomen. Dat stemt mij tevreden en ik spreek de hoop uit dat deze lijn ook in de rest van de looptijd van de prestatieovereenkomst kan worden doorgezet.

2.4 Status hervorming landelijke publieke omroep

In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma is afgesproken dat de landelijke publieke omroep wordt hervormd. De publieke omroep staat voor grote uitdagingen die een hervorming noodzakelijk maken. Ik ben bezig met de uitwerking van de afspraken uit het regeerprogramma en verwacht uw Kamer daarover begin 2025 te informeren. Daarbij ga ik uiteraard in op de hervorming van het bestel, maar ook op de andere thema’s uit het regeerprogramma zoals due prominence, journalistiek en toezicht.

Overigens zal deze Kamerbrief niet in de vorm van een bouwstenenbrief zijn. Dat was een toezegging van mijn ambtsvoorganger in een demissionaire periode. Inmiddels zijn afspraken gemaakt in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma en zijn concrete voorstellen in voorbereiding. Over die voorstellen vindt overleg plaats met de relevante spelers binnen de publieke omroep en daarbuiten.

2.5 Erkenningperiode landelijke publieke omroep

Het hervormen van de publieke omroep is urgent en tegelijkertijd complex. Het ontwikkelen van voorstellen voor die hervorming vraagt om de nodige vaart maar moet ook zorgvuldig gebeuren, met voldoende implementatietijd voor de partijen die het betreft. Er spelen bij de hervorming veel verschillende thema’s die in samenhang bekeken moeten worden, zoals de inrichting van het bestel en de gevolgen die dit heeft voor het duidelijker beleggen van interne en externe toezichtstaken. Afhankelijk van de aard van de hervorming zal mogelijkerwijs ook gekeken moeten worden hoe dit zich verhoudt tot Europese staatssteunregels. Vanwege de complexiteit van een inhoudelijke hervorming is in het regeerprogramma afgesproken dat de concessie- en erkenningperiode wordt verlengd. Die verlenging vraagt een wetswijziging.

Ik ben tot de conclusie gekomen dat verlengen met één jaar6 niet genoeg tijd geeft om het bestel te hervormen voordat de huidige erkenningperiode afloopt. Om deze reden heb ik, onder meer vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en goed bestuur, gekozen voor een verlenging van twee jaar.

Ook met een verlenging van twee jaar is het tijdpad om te komen tot een herziening van het bestel, én de landelijke publieke omroep voldoende tijd te geven dit bestel te implementeren, krap. Daarnaast is het zaak dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over deze verlenging zodat alle betrokkenen binnen de landelijke publieke omroep weten waar ze aan toe zijn. Dat is vooral ook van belang omdat, in het geval dat er toch niet verlengd zou worden, de voorbereidingen voor een nieuwe concessie- en erkenningperiode in razend tempo opgestart moeten worden, bijvoorbeeld als het gaat om het moment van peilen van de ledenaantallen van omroepen. Ik zou de Kamer via deze weg dan ook op het hart willen drukken dit voorstel, zodra het is aangemeld, met urgentie te behandelen.

2.6 Audiodescriptie

Ik vind het belangrijk dat programma’s van de publieke omroep toegankelijk zijn voor iedereen. Toegang tot media is van groot belang voor een goede informatiepositie en een volwaardige deelname aan de maatschappij. Over de toegankelijkheid van het aanbod van de NPO voor mensen met een beperking, staan afspraken in de prestatieovereenkomst tussen OCW en de NPO. Hierin staan ook afspraken over het aanbod dat de NPO voorziet van audiodescriptie. De NPO haalt de doelen die daarin zijn gesteld en heeft al mooie stappen gezet om het aanbod toegankelijker te maken. In 2023 zijn meer dan 80 titels (waaronder nieuwe seizoenen) met audiodescriptie uitgezonden op alle zenders van de NPO. Hieronder vallen ook producties van het NPO Fonds en het coproductiefonds Binnenlandse Omroep. De NPO heeft voor de jaren 2023 tot en met 2026 extra middelen ontvangen voor het verzorgen van audiodescriptie. Hiervan zijn inmiddels (tot en met oktober 2024) zo’n 150 nieuwe titels gemaakt, waaronder verschillende live-events. Hierbij geeft de NPO aan dat audiodescriptie een instrument is dat technische uitdagingen kent en gepaard gaat met hoge kosten.

De motie-Krul/Ceder verzoekt de Minister om vooruitlopend op een wijziging van de mediawet afspraken te maken met de NPO over een minimaal aantal programma’s met audiodescriptie op jaarbasis.7 Het kabinet zet zich blijvend in voor een toegankelijke samenleving en ik ben daarom van plan om in overleg met de NPO tot nieuwe afspraken te komen over een toegankelijk aanbod en een haalbaar streefdoel voor programma’s met audiodescriptie, voorafgaand aan de ingang van een nieuwe concessieperiode. Daarnaast ben ik voornemens om in de lijn van het amendement van het lid Werner8 de extra middelen die de NPO tot en met 2026 ontvangt voor het verzorgen van audiodescriptie, te verlengen voor een periode van twee jaar zodat die middelen de gehele huidige erkenningperiode beschikbaar zijn. Net als bij het oorspronkelijke amendement zal ik de middelen beschikbaar stellen vanuit de post «dotatie/onttrekkingen Algemene media reserve (AMr)». Hiermee doe ik de eerdergenoemde motie en de bijbehorende toezegging af.9

3. Regionale publieke omroep

3.1 Inleiding

De regionale publieke omroepen spelen, als tweede laag in het publieke omroepbestel, een belangrijke rol in het verstrekken van informatie (nieuws), cultuur en educatie. De omroepen zorgen voor binding en (regionaal) cultuurdragerschap. De RPO draagt hier als samenwerkings- en coördinatieorgaan zorg voor. 2025 is het laatste begrotingsjaar voor de RPO en de regionale publieke omroepen binnen de huidige concessieperiode (2020–2025). Begin 2025 wordt de aanwijzingsprocedure voor de nieuwe concessieperiode 2026–2030 opengesteld.

3.2 Naleving prestatieovereenkomst RPO

Op basis van de Mediawet 2008 is voor de huidige concessieperiode (2020–2025) een prestatieovereenkomst afgesloten tussen de Minister van OCW en de RPO. Deze overeenkomst bevat afspraken over de doelen voor het media-aanbod en publieksbereik van de regionale publieke omroepen en maatregelen bij niet-naleving van deze doelen. De overeenkomst heeft geen betrekking op de inhoud van het media-aanbod van de regionale publieke omroepen. Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de prestatieovereenkomst en rapporteert hierover.

Het Commissariaat concludeerde dat de RPO in 2023 volgens afspraak heeft gerapporteerd en aan alle 14 prestatieafspraken heeft voldaan. De brief van het Commissariaat is als bijlage bij deze brief gevoegd.

3.3 Ondertiteling bij de regionale publieke omroepen

De regionale publieke omroepen streven ernaar om het media-aanbod toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk doelgroepen. Omroepen gebruiken bijvoorbeeld een voorleesfunctie, ondertiteling of een vertaalfunctie bij de content. De omroepen experimenteren ook met het inzetten van kunstmatige intelligentie om content toe te snijden op verschillende platforms voor verschillende doelgroepen.

De mate van toegankelijkheid van de programmering van de regionale omroepen voor doven en slechthorenden verschilt per omroep. Hiertoe maken de omroepen zelf keuzes omtrent het al dan niet ondertitelen van Nederlandstalige programmering op televisie. Ondertiteling is dan ook geen vereiste. Het organiseren van ondertiteling is technisch mogelijk, maar met hoge kwaliteit van ondertiteling zijn meer kosten gemoeid. In gesprek met de RPO en de regionale publieke omroepen wil ik nagaan hoe hier voor de nieuwe concessieperiode 2026–2030 invulling aan kan worden gegeven.

3.4 Wettelijke borging van het Friestalig media-aanbod

De motie van het lid Bikker c.s. gaat over wettelijke borging van het Friestalige media-aanbod en subsidiëring van Friestalige producties vanuit het Filmfonds en de NPO.10 Onder deel III van het Europees Handvest voor regionale talen zijn op een aantal gebieden de bescherming en bevordering van het Fries vastgelegd; waaronder voor media. Op nationaal niveau is dat geregeld in de Mediawet 2008, het Mediabesluit 2008 en de Mediaregeling 2008. Zo vereist de Mediawet 2008 dat ten minste 50% van het programma-aanbod op landelijke of regionale zenders oorspronkelijk Nederlands- of Friestalig is.

Omrop Fryslân heeft een belangrijke rol in het behoud, de bevordering en zichtbaarheid van het Fries door uit te zenden in de taal. De NPO ondersteunt, als landelijke publieke omroep, Friestalige programmavoorstellen en financiert zo bijvoorbeeld documentaires van Omrop Fryslân via Fryslân DOK. Per 1 januari 2024 geldt voor grote streamingdiensten de verplichting om 5% van hun omzet te investeren in Nederlandse of Friestalige producties, waarvan minstens de helft naar films, series en documentaires moet gaan. Eveneens zijn er geen beperkingen voor het aanvragen van financiering voor Friestalige producties via het Filmfonds.

Gelet op bovenstaande concludeer ik met het oog op de motie dat er op dit moment al voldoende wettelijke borging van het Friestalig media-aanbod in de Mediawet- en regelgeving zit en dat voldoende aanspraak gemaakt kan worden op subsidiëring van Friestalige producties vanuit het Filmfonds en/of de NPO.

4. Lokale publieke omroepen

4.1 Inleiding

De lokale publieke omroepen zijn van vitaal belang voor de lokale democratie en samenleving. Zoals ik schreef in mijn Kamerbrief over lokale journalistiek van 25 oktober 2024 verstevigt dit kabinet met een pakket aan maatregelen het fundament onder de lokale publieke omroepen.11 Dit is een veelbelovende en belangrijke herziening van het stelsel. In dit hoofdstuk ga ik hier nader op in, evenals op de financiering van de NLPO en de investeringen die ik in 2025 voorzie in de sector.

4.2 Financiering NLPO

Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de lokale publieke omroepen financier ik de NLPO. Dat betreft in 2025 een bedrag van € 1,9 miljoen. De NLPO fungeert als het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de lokale publieke omroepen in Nederland. De NLPO treedt daarbij op als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van de sector naar overheden en overige stakeholders. Daarnaast voert de NLPO collectieve taken uit die de randvoorwaarden scheppen voor een goed functionerende lokale omroepsector en een structurele bijdrage leveren aan de kwaliteit en continuïteit van de lokale omroepen.

4.3 Stelselherziening en wetsvoorstel lokale publieke omroepen

Het kabinet ziet het belang van professionele lokale publieke omroepen als onmisbaar onderdeel van een gezonde democratische rechtsstaat. Ik ben dan ook vastberaden de reeds ingezette versterking van het stelsel van lokale omroepen voort te zetten. Ik werk met het oog daarop hard aan het bijbehorende wetsvoorstel en streef ernaar om dit eind 2024 te publiceren voor internetconsultatie. Dat gebeurt met betrokkenheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NLPO, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Commissariaat.

Het wetsvoorstel bevat het volgende pakket aan maatregelen:

  • overheveling van de financiering van lokale omroepen van Gemeentefonds naar het Rijk;

  • voortzetten van de investering van het vorige kabinet van circa € 16 miljoen per jaar;

  • de mogelijkheid voor gemeenten om in het nieuwe stelsel lokale omroepen aanvullend te blijven bekostigen indien ze dat willen;

  • meer robuustheid door schaalvergroting;

  • een coördinerende rol voor de NLPO; en

  • een aangescherpte aanwijzingsprocedure waarmee partijen worden aangewezen als lokale publieke omroep voor een verzorgingsgebied.

Mijn ambtsvoorganger informeerde u in december 2023 over de verdere planning van het wetsvoorstel en de stelselherziening. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel was destijds, bij akkoord van het parlement, voorzien per 1 januari 2026. De feitelijke start van het nieuwe stelsel was, na één overgangsjaar, voorzien per 1 januari 2027.

Actuele inzichten en ontwikkelingen rond het wetsvoorstel maken dat ik de start van het stelsel per 1 januari 2027 niet meer haalbaar acht. Ten eerste omdat er meer tijd nodig is voor afstemming met de Europese Commissie. Dit is noodzakelijk om (juridisch) vast te stellen dat het nieuwe stelsel voor lokale omroepen voldoet aan de Europese staatssteunregels. Tijdens de afstemming met de Europese Commissie geldt de zogeheten stand still-regel; dit betekent dat maatregelen niet mogen worden uitgevoerd voordat er goedkeuring is van de Europese Commissie. Ten tweede moet ná inwerkingtreding van het wetsvoorstel, maar vóór de start van het nieuwe stelsel, de aanwijzingsprocedure voor alle maximaal 80 toekomstige lokale verzorgingsgebieden gelijktijdig doorlopen worden. Dit is een zeer omvangrijke operatie voor alle betrokken partijen, waaronder het Commissariaat. Gezien het belang van een zorgvuldige uitvoering hiervan acht ik één overgangsjaar te kort. Daarom streef ik naar inwerkingtreding van dit wetsvoorstel per 1 juli 2026. De feitelijke start van het stelsel voorzie ik vervolgens, na anderhalf overgangsjaar, per 1 januari 2028. Zo borgen we dat er ruimte voor zorgvuldigheid in de uitvoering van dit alles is, en zorgen we ervoor dat er een solide basis ligt voor een robuust en toekomstbestendig stelsel voor de lokale omroepen.

Deze nieuwe planning blijft tot aan de start van het nieuwe stelsel om actieve betrokkenheid van gemeenten vragen. Zij zijn tot dat moment verantwoordelijk voor de bekostiging van lokale omroepen, en ontvangen daar geld voor via het Gemeentefonds. In veel gevallen ondersteunen gemeenten lokale omroepen daarnaast ook bij de transitie naar het nieuwe stelsel. Dat waardeer ik; gemeenten spelen op die manier als partner een cruciale rol richting de start van het nieuwe stelsel, en ik hoop dat ze deze rol ook in 2026 en 2027 blijven pakken.

Daarnaast ga ik in het wetsvoorstel regelen dat gemeenten ook in het nieuwe stelsel, vanaf 2028, de mogelijkheid behouden om financieel aanvullend bij te dragen aan hun lokale omroep, indien daar lokaal behoefte aan is. Hiermee wil ik ruimte bieden voor maatwerk, zodat gemeenten ook in het nieuwe stelsel kunnen blijven inspelen op specifieke lokale omstandigheden en wensen.

Lokale omroepen werken al op veel plekken in heel Nederland hard aan professionalisering en de voorbereidingen op het nieuwe stelsel. Ik vind het van onverminderd groot belang om de sector te blijven ondersteunen hierbij – ieder jaar richting de start van het nieuwe stelsel. Ook nu dat per 1 januari 2028 is. Er blijven daarom jaarlijks middelen vanuit OCW voorzien voor professionalisering, begeleiding en voorbereiding. Die blijven voorzien tot aan de start van het nieuwe stelsel. In 2025 is hiervoor een bedrag voorzien van € 15,7 miljoen.

Eén van de belangrijkste instrumenten hierbij is de Regeling Professionalisering Lokale Omroepen van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Deze is specifiek voor lokale publieke omroepen bedoeld en met uitgebreid advies van de NLPO ontwikkeld. De regeling biedt deelnemende omroepen de mogelijkheid zich te professionaliseren. In 2024 deden 24 samenwerkingsverbanden en 14 individuele omroepen mee in deze regeling. In 2025 worden dat 30 samenwerkingsverbanden en 21 individuele omroepen. Het is mijn inzet dat ieder jaar steeds meer lokale omroepen deel gaan nemen aan deze regeling, tot aan het moment dat het nieuwe stelsel van start gaat.

Daarnaast blijven er voor de NLPO tot aan de start van het nieuwe stelsel middelen beschikbaar voor een aanvullend ondersteunings- en begeleidingsprogramma voor lokale omroepen, en ter voorbereiding op de invulling van haar toekomstige rol als samenwerkings- en coördinatieorgaan. Belangrijk onderdeel is de inzet door de NLPO van kwartiermakers. Zij begeleiden lokale omroepen bij het realiseren van duurzame afspraken en randvoorwaarden voor samenwerkingen en zij helpen bij het verbeteren van condities voor bestuurlijke en journalistieke kwaliteit, governance en bovenlokale samenwerking, ter voorbereiding op de situatie na de stelselwijziging.

Samenwerking

De kwaliteit en professionaliteit van de lokale journalistiek verbetert indien lokale omroepen en regionale omroepen samenwerken. Het komende jaar stel ik daarom eenmalig € 3 miljoen beschikbaar om het gezamenlijke project Bureau Lokaal van de NOS, RPO en NLPO te continueren. Met dit project gaan de NOS, RPO en NLPO aan de slag met het opzetten van «Bureaus Lokaal» op verschillende plekken in het land. Het doel hiervan is om de samenwerking en contentuitwisseling tussen lokale, regionale en landelijke omroepen op al die plekken steviger en effectiever te maken. Dit naar analogie van Bureau Regio; de regionale redactie op de redactievloer van de NOS. Ik zie dat de partijen de samenwerking voortvarend en enthousiast oppakken.

5. Journalistiek

5.1 Inleiding

Een vrije, onafhankelijke journalistiek is cruciaal voor de democratische rechtsstaat. Journalisten controleren de macht, stellen maatschappelijke thema’s aan de kaak en laten mensen aan het woord. Zo dragen zij bij aan een open maatschappelijk debat dat gevoerd wordt op basis van feiten. Vanuit de overheid maken wij ons hard voor een sterke journalistieke sector, waarbij de overheid afstand bewaakt en zich nooit mengt in de inhoud.

In dit hoofdstuk ga ik in op het versterken van de (onderzoeks)journalistiek, daarbij betrek ik ook het werk van de journalistieke fondsen. Vervolgens beschrijf ik kort mijn inzet op persvrijheid en persveiligheid, waarover u nog separaat geïnformeerd wordt voorafgaand aan het WGO Media. Ik ga daarna in op mijn inzet voor mediawijsheid en het versterken van mediawijze vaardigheden, specifiek zal ik daarbij aandacht schenken aan het project DichterBijNieuws van Netwerk Mediawijsheid. Ten slotte beschrijf ik mijn inzet voor de versterking van de journalistiek in Caribisch Nederland.

5.2 Onderzoeksjournalistiek en journalistieke fondsen

Het belang van journalistiek, in het bijzonder onderzoeksjournalistiek, wordt steeds groter in een wereld waar de hoeveelheid informatie en informatiestromen toenemen. Daarbij zijn feiten en meningen niet altijd van elkaar te onderscheiden en kan informatie grote maatschappelijke invloed hebben. Dit vraagt dan ook om duiding, achtergronden en onderzoek.

Journalistiek speelt een cruciale rol in onze democratische rechtsstaat. Een sterke en pluriforme pers is daarbij essentieel. Journalisten moeten veilig, onafhankelijk en kritisch hun werk kunnen doen. Ruimte voor (diepgaand) onderzoek is belangrijk.

Sinds 2018 zet het kabinet in op het versterken van de journalistiek en de onderzoeksjournalistiek in het bijzonder en daarom worden de journalistieke middelen ontzien bij de taakstelling. Ik zet deze koers in volle omvang voort. Dit houdt in het versterken van zowel de journalistieke infrastructuur als de positie van de journalist zelf. Dit doe ik via twee beproefde instrumenten: het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ) en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (FBJP).

Voor het SvdJ markeert het begrotingsjaar 2025 de opbouw richting een kenniscentrum. Naast de bestaande regelingen en programma’s om de journalistieke sector met kennis, begeleiding en subsidie te ondersteunen richt het fonds zich op het stimuleren van een gedeelde infrastructuur voor de journalistiek. Deze nieuwe koers richt zich op de kennis, producten en diensten waar een groot aantal, zo niet alle, organisaties in de journalistiek gebruik van kunnen maken. Dit betekent niet dat bestaande succesvolle regelingen zullen verdwijnen. Zo blijft het fonds de activiteiten op het vlak van private media, zoals het coachingstraject of het incubatorprogramma, voortzetten. Er wordt komend jaar gewerkt aan de vorming van een publiek-private agenda voor de lokale- en regionale journalistiek, het SvdJ is hier bij betrokken.12 Inzet is om samen met private en publieke partijen in de lokale en regionale journalistiek een agenda vorm te geven met daarin concrete acties om de journalistiek te versterken. Voor het SvdJ zelf wordt eind 2024 de zbo-evaluatie opgeleverd. De rapportage wordt in het nieuwe jaar met uw Kamer gedeeld.

Waar het SvdJ zich met name richt op de journalistieke sector en de opbouw richting een kenniscentrum, ondersteunt het FBJP specifieke journalistieke onderzoeksprojecten en stimuleert het talentontwikkeling. Middels verschillende regelingen, journalistieke residency’s, lokale en regionale traineeplekken draagt het FBJP bij aan het versterken van de (onderzoeks)journalistiek. De opbrengsten van het fonds zitten in de realisatie van journalistieke publicaties en de ontwikkeling die journalisten dankzij een subsidie of beurs doormaken en het effect ervan in het veld. Door nauw in contact te staan met de journalistieke sector werkt het fonds reactief; het is mogelijk om in een relatief kort tijdsbestek nieuwe regelingen of programma’s op te zetten. Dit geldt ook voor het SvdJ waar het om subsidieregelingen of programma’s gaat. In 2025 worden de resultaten over de opbrengsten van de inzet van de journalistieke middelen gepresenteerd.

5.3 Persvrijheid en Persveiligheid

Het project PersVeilig functioneert als meldpunt voor journalisten die bedreigd worden, voorziet journalisten van advies, geeft trainingen en adviseert over de nodige (beleids)inzet. PersVeilig is een belangrijk onderdeel van de beleidsaanpak om de veiligheid van journalisten te verbeteren.

In het afgelopen jaar is PersVeilig positief geëvalueerd door onderzoeksbureau Cebeon. Uit de evaluatie blijkt dat PersVeilig goed functioneert en een positieve bijdrage levert aan de het verbeteren van de positie van journalisten tegen agressie en geweld. Bovendien is de organisatie «lean and mean»: de doelen worden behaald tegen lage kosten. In de brief over persvrijheid en persveiligheid wordt uw Kamer hierover uitgebreider geïnformeerd.

Vanaf 2025 wordt PersVeilig als structurele organisatie voortgezet als stichting PersVeilig. De stichting heeft een bestuur waarin werkgevers, de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en een vertegenwoordiger van de freelancers zitting hebben. De voorzitter is onafhankelijk. Het bestuur is verantwoordelijk voor het financiële beheer en de kwalitatieve toetsing van de resultaten. De inhoudelijke aansturing en het opstellen van een jaarplan wordt gedelegeerd aan een stuurgroep, waarvan de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren, het OM en de politie onderdeel uitmaken.

5.4 Mediawijsheid

Mediawijsheid blijft een belangrijk onderdeel binnen het mediabeleid. Het gaat om het in staat stellen van de gebruikers van media om te kunnen profiteren van alle kansen die (digitale) media ons bieden, maar ook dat we voldoende weerbaar zijn tegen eventuele risico’s. «Iedereen mediawijs» is dan ook de passende missie van Netwerk Mediawijsheid. Het Netwerk, bestaande uit vijf kernpartners en meer dan 1.200 partners, vierde vorig jaar het vijftienjarig bestaan.

Ook merk ik dat het thema meer is gaan leven bij andere departementen, zoals bijvoorbeeld BZK, VWS en SZW. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat mediawijsheid uiteindelijk aan een veelheid aan onderwerpen raakt. In de Kamer is ook de Vaste Kamercommissie Digitale Zaken aangehaakt op dit thema.

Nieuw meerjarenplan van start

Het afgelopen jaar is er voor het eerst gewerkt met het nieuwe meerjarenplan. Daarin staan vier maatschappelijke opgaven centraal: (1) plezier, grip en profijt bij een leven in media, (2) digitale balans, (3) samen sociaal online, en (4) weerbaarheid tegen desinformatie. De activiteiten van het Netwerk worden georganiseerd rond deze opgaven.

De onlangs georganiseerde Week van de Mediawijsheid stond dit jaar in het teken van «digitale balans». Daarbij is gekozen voor het thema «gezond schermgebruik». De week was een succes te noemen: nog nooit hebben zoveel klassen in het primair onderwijs meegedaan aan de serious game MediaMasters. Ook in 2025 en 2026 zal de Week van de Mediawijsheid nog in het teken staan van digitale balans.

Activiteiten van het Netwerk in 2025

Het komend jaar wordt verder gewerkt aan de (verdere) vorming van deelnetwerken rond de genoemde vier maatschappelijke opgaven. Doel van die deelnetwerken is om de grote groep netwerkpartners nog nauwer en meer gericht te verbinden aan deze opgaven, om de impact verder te vergroten en de verbinding met de achterban verder te bestendigen. De deelnetwerken hebben tot doel om bestaande initiatieven te bundelen en te versterken en ook leemtes bloot te leggen. Ook wordt er actief kennis gedeeld om zo gezamenlijk een bijdrage te leveren aan de genoemde maatschappelijke opgaves. Er zijn nu deelnetwerken gevormd rond educatie, digitale balans, samen sociaal online en weerbaarheid tegen desinformatie.

De activiteiten worden vooral door het programmabureau georganiseerd maar altijd in samenwerking met de vele partners. Met de vorming van de deelnetwerken wordt dat laatste onderdeel verder benadrukt. In het activiteitenplan zijn er geen grote wijzigingen, zo blijven de campagnes Week van de Mediawijsheid, de Media Ukkie-dagen, MediaMasters en de informatieve websites overeind staan alsmede onderzoek zoals de jaarlijkse Iene Miene Media monitor onder gezinnen met kinderen van 0–6 jaar.

DichterBijNieuws

Het project DichterBijNieuws, onder de vlag van Netwerk Mediawijsheid, is in volledige uitvoering.13 Het doel van het project is om mensen meer bewust te maken van de werking en invloed van nieuws op de samenleving. Met het project DichterBijNieuws werkt Netwerk Mediawijsheid samen met tal van partners – van bibliotheken tot omroepen, en van wetenschappers tot educatieve ontwikkelaars – om burgers en journalisten dichter bij elkaar te brengen en zo een positieve bijdrage te leveren aan persveiligheid en persvrijheid. Het project zet zich in voor het bevorderen van aandacht voor nieuwswijsheid in het onderwijs en bij bibliotheken. Tevens zorgt het voor verbinding en kennisdeling door het stimuleren van een dialoog tussen burgers en journalisten. De aanpak die wordt gebruikt is gelijk aan de aanpak die Netwerk Mediawijsheid al jaren succesvol hanteert: het verbinden van partijen aan elkaar zodat ze samen meer bereiken.

Voor de jaren 2023 en 2024 heeft de toenmalig Staatssecretaris van OCW hier geld voor beschikbaar gesteld, in totaal € 945.000. Omdat het project met een relatief kleine verlenging meer resultaat kan bereiken, heb ik besloten om het project met nog een jaar te verlengen. Ik heb de middelen hiervoor, € 450.000, gevonden binnen de middelen voor onderzoeksjournalistiek in het jaar 2025. Door deze verlenging kunnen de behaalde resultaten bestendigd worden. Het doel is om de bereikte resultaten te verduurzamen en te borgen binnen bestaande initiatieven en bij partijen te beleggen die al bezig zijn met deze thematiek.

Het afgelopen jaar zijn door DichterBijNieuws verschillende onderzoeken uitgevoerd. Onder meer naar de perceptie van burgers op journalistiek. Hieruit komt naar voren dat ook burgers zich zorgen maken om de (online) veiligheid van journalisten. Zo vreest een grote groep burgers dat het nieuws waar ze toegang toe hebben minder onafhankelijk wordt doordat journalisten rekening houden met agressie of bedreiging. Uit het onderzoek blijkt ook dat een grote groep burgers geïnteresseerd is om meer te leren over de werking van nieuwsmedia. Bijvoorbeeld in de vorm van een gesprek.

Dat zo’n gesprek waardevol kan zijn, blijkt uit een reeks gevoerde burgerdialogen, voor zowel volwassenen als jongeren. Voor zowel journalist als publiek waren dit inzichtvolle ontmoetingen: het publiek weet beter hoe nieuws tot stand komt en kan gemaakte keuzes beter volgen, de journalist kan beter inschatten hoe mensen het beste bediend worden.

Ook is het bestaande project Journalist in de Klas van NDP Nieuwsmedia verder ondersteund. Journalisten kwamen naar de klas toe, of klassen bezochten een nieuwsredactie. Er zijn in totaal 90 workshops en rondleidingen gehouden bij of door zo’n vijftig publieke en private journalistieke titels. Met een bijdrage vanuit DichterBijNieuws kon het project verder opgeschaald worden. Er zijn ook tips en tricks opgeleverd voor journalisten die met een klas in gesprek willen gaan.14

Het doel van de activiteiten binnen het educatief programma van het project DichterBijNieuws is om journalisten en jongeren dichter tot elkaar te brengen en door het vergroten van de aandacht voor nieuwswijsheid en pro-sociaal gedrag in het onderwijs de persvrijheid en persveiligheid te ondersteunen. Voor het onderwijs is niet het hoofddoel om nieuwe lesprogramma’s of -pakketten te ontwikkelen, er is namelijk al veel aanbod beschikbaar op het gebied van mediawijsheid, burgerschap en digitale geletterdheid. In het project DichterBijNieuws is relevant aanbod gebundeld om het zo voor scholen en leraren eenvoudig vindbaar te maken.15

Wel is er een lacune ontdekt in het aanbod voor het vmbo. Hiervoor is een les en een docententraining ontwikkeld. Onderdeel van de les is een bezoek van een journalist aan een klas. Dit onderdeel van het educatief programma zal landelijk worden uitgevoerd door Beeld en Geluid. De effecten van de les en de docententraining worden gevolgd om zo meer inzicht te kunnen krijgen in deze weinig bediende, maar wel belangrijke doelgroep. Het onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd door de Radboud Universiteit en Wageningen University and Research. Hierbij worden zowel de leerlingen, docenten als journalisten ondervraagd. Uit de reeds gevoerde jongerendialogen is al wel gebleken dat een bezoek van een journalist aan een klas in algemene zin een grote impact heeft.

Ook bibliotheken spelen een belangrijke rol. Binnen het project wordt met de Koninklijke Bibliotheek (KB) gewerkt aan een inspiratiegids, die begin volgend jaar verspreid zal worden. Bibliotheken kunnen deze inspiratiegids gebruiken bij het maken van hun programmering. Ook gaat een onderzoek van start naar de kennis en behoeften op het gebied van nieuwswijsheid voor lees- en mediaconsulenten.

Netwerk Mediawijsheid heeft met het project DichterBijNieuws ingezet op een belangrijk onderwerp binnen de samenleving. Voor het project zijn tal van nieuwe partners aangeboord. Daarmee kan ook in de toekomst een duurzame band worden onderhouden.

5.5 Versterking journalistiek Caribisch gebied

De verkenner Journalistiek Caribisch Gebied is recent gestart met als doel de journalistiek in het Caribisch gebied te versterken. Binnen een tijdsbestek van twee jaar zal hij de behoeften van lokale journalisten op met name Bonaire, Saba en Sint Eustatius in kaart brengen, met een focus op scholing en netwerkvorming. De verkenner zal bijeenkomsten organiseren om deze kwesties te bespreken en praktische oplossingen voor de versterking van de journalistieke infrastructuur te ontwikkelen. Hierbij fungeert hij als bruggenbouwer tussen lokale journalisten, stakeholders en overheden. De verkenner staat eveneens open voor samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten, met inachtneming van hun eigenstandige positie als land binnen het Koninkrijk.

6. Overige onderwerpen

6.1. Evaluatie Evenementenlijst

In de Mediawet is geregeld dat sport- en cultuurevenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving op een open televisieprogrammakanaal moeten worden uitgezonden. Evenals andere EU-lidstaten kent Nederland een lijst met evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving, de zogenoemde evenementenlijst. In deze evaluatie is ook het punt van de toegankelijkheid meegenomen en de vraag of de definitie van het «open net» in deze tijd nog passend is.

Het belangrijkste effect van de evenementenlijst is dat evenementen die voorkomen op de lijst beschermd worden tegen plaatsing achter betaalsystemen. De lijst voorkomt daarmee een exclusieve en daardoor beperkte verspreiding van die evenementen. De evenementenlijst heeft echter ook een prijsdempend effect op de vergoeding voor de uitzendrechten en daardoor voor de inkomsten van sportorganisaties. Dialogic concludeert dat het merendeel van de gesproken partijen aangeeft dat de evenementenlijst in de afgelopen jaren doeltreffend is geweest. Het (voort)bestaan van de evenementenlijst wordt door partijen niet ter discussie gesteld. Wel is er behoefte aan een herziening van de lijst, zowel qua inhoud als qua lengte, aldus Dialogic.

Ten aanzien van de definitie van het «open net» beveelt Dialogic aan dat aanpassing hiervan in de rede ligt, omdat de definitie niet meer aansluit bij de huidige stand van de technologie, marktontwikkelingen en het veranderd kijkgedrag van de consument. Dialogic draagt hiervoor een aantal opties aan waarbij in ieder geval een grotere rol is weggelegd voor het «online kijken» naast het traditionele tv-abonnement.

Mijn voorganger heeft de vervolgstappen van deze evaluatie overgelaten aan het nieuwe kabinet. Ik ben mij op dit moment aan het beraden wat de vervolgstappen zullen zijn. Ik zal uw Kamer daarover begin 2025 nader informeren.

6.2 Due prominence

In de EU Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (EU 2018/1808) is opgenomen dat lidstaten maatregelen kunnen nemen om passende prominentie voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen. De mogelijkheden hiertoe worden de laatste jaren verkend door verschillende EU-lidstaten waarbij een aantal EU-lidstaten recentelijk (in concept) nationale wetgeving heeft geïntroduceerd om dit te borgen. Het begrip prominentie gaat over de mate waarin bepaald media-aanbod opvalt, op basis van vindbaarheid (het relatieve gemak voor de gebruiker om wanneer de gebruiker zoekt toegang te krijgen tot media-aanbod) en zichtbaarheid (de mate waarin de gebruiker het aanbod in beeld krijgt zonder actief te zoeken).

Ook hier in Nederland worden de mogelijkheden voor due prominence onderzocht, een aantal jaar terug heeft Dialogic een eerste verkenning uitgevoerd naar dit onderwerp.16 Recentelijk heeft het onderwerp hernieuwde aandacht gekregen door het WRR-rapport Aandacht voor Media. Een van de vier aanbevelingen betreft het goed vindbaar en prominent zichtbaar maken van informatie die van belang is voor de democratie. Ook het regeerprogramma spreekt van het onderzoeken van het wettelijk verankeren van due prominence in het kader van de hervorming van de landelijke publieke omroep om de digitale vindbaarheid en zichtbaarheid van de publieke omroep te versterken. De komende tijd zal ik de mogelijkheden voor het wettelijk verankeren van due prominence verder onderzoeken, daarbij gebruikmakend van ervaring die is opgedaan door een klein aantal andere EU-lidstaten op dit vlak. Ik wil zowel publieke als commerciële mediaorganisaties betrekken bij het verder onderzoeken van mogelijke maatregelen. Ik zal dit onderwerp meenemen in de uitwerkingsbrief over de hervorming van de landelijke publieke omroep.

Tot slot

Met deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van artikel 15 uit de OCW-begroting 2025 en de stand van het mediabeleid. Ik kijk uit naar de bespreking ervan met uw Kamer.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins


X Noot
1

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2024) Aandacht voor media. Naar nieuwe waarborgen voor hun democratische functies. WRR-rapport 111. Den Haag: WRR.

X Noot
3

Het gaat hier om de afdrachten Ster-inkomsten. Afdracht is bepaald als omzet Ster minus kosten van de organisatie Ster.

X Noot
4

Kamerstuk 32 827, nr. 328.

X Noot
5

Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 15

X Noot
6

Kamerstuk 32 827, nr. 318 (t.v.v. Kamerstuk 32 827, nr. 303).

X Noot
7

Kamerstuk 32 827, nr. 306.

X Noot
8

Kamerstuk 32 827, nr. 319

X Noot
9

Toezegging TZ202405-017 gedaan tijdens het mediadebat op 11 april 2024.

X Noot
10

Kamerstuk 36 410 VII, nr. 98.

X Noot
11

Kamerstuk 32 827, nr. 326.

X Noot
12

Kamerstuk 32 827, nr. 326

X Noot
16

Kamerstuk 32 827, nr. 233.

Naar boven