Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2024
Op 9 en 10 oktober jl. vond het debat met uw Kamer over de begrotingsstaten van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
(Kamerstuk 36 600 VII) plaats. In de tweede termijn heb ik toegezegd schriftelijk een aantal moties van
appreciatie te voorzien, opdat ik in overleg kon treden met de Minister van Justitie
en Veiligheid en Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Inmiddels heb ik overlegd
met J&V en SZW en kan ik de gedane toezegging gestand doen. Ook apprecieer ik bij
deze de gewijzigde motie van het lid Van Baarle.
Het lid Van der Plas diende een motie in (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 32) die de regering verzoekt in gesprek te gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten
om te kijken hoe het grondrecht op veiligheid van Joodse burgers bij pro-Palestijnse
demonstraties of sit-ins, beter gewaarborgd kan worden. Veiligheid is geen grondrecht,
maar wel een belangrijke overheidstaak. Het recht op demonstreren is in Nederland
een grondrecht, maar dit recht is niet absoluut en kan worden beperkt onder meer met
het oog op het voorkomen van wanordelijkheden. Het kabinet werkt momenteel – samen
met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding – aan een kabinetsstrategie
voor de bestrijding van antisemitisme. Hierin zal het kabinet nader stilstaan bij
de brede aanpak van antisemitisme in Nederland. Met het oog op de recente incidenten
is het zeker waardevol om bij de brede maatschappelijke dialoog over demonstreren
in Nederland ook de VNG te betrekken. Daarom laat ik het oordeel hierover aan uw Kamer.
Het lid Ceder c.s. diende een motie in (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 42) die de regering verzoekt om samen met gemeenten een vinger aan de pols te houden
ten aanzien van de kinderarmoededoelstelling. Middels de armoederamingen van het CPB
monitort het kabinet op meerdere momenten per jaar de ontwikkelingen van de (kinder)armoedecijfers.
Tevens zijn we in gesprek met VNG en gemeenten. Daarmee laat ik het oordeel van deze
motie aan uw Kamer.
Het lid Van Baarle heeft zijn motie met Kamerstuk 36 600 VII, nr. 33 gewijzigd. Op de gewijzigde motie kan ik het oordeel aan uw Kamer laten aangezien
het nu specifiek is beperkt tot die gevallen waarin er sprake is van een onherroepelijke
veroordeling en per geval de proportionaliteit wordt gewogen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark