Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-V nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-V nr. E |
Ontvangen 3 februari 2025
Graag bied ik met deze brief de nota aan naar aanleiding van het verslag met het antwoord op de gestelde vragen van uw Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de fractie van BBB hebben nog de volgende vragen aan de regering betreffende de demonstrerende ambtenaren bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die blijven doorgaan met hun demonstraties tegen het buitenlands beleid van hun eigen Minister en van de regering, zo constateren deze leden.
Zo zaten en stonden die ambtenaren nota bene een dag na de herdenking in 2024 van de Hamas-massamoord van 7 oktober 2023 weer op de stoep van het ministerie, tijdens werktijd en voor een extra lang protest, niet om te pleiten voor de vrijlating van de gijzelaars en ook niet om te demonstreren tegen de oorlogsmisdrijven en de doodscultus van Hamas; hun protest richtte zich uitsluitend tegen Israël.
Nu een van die demonstranten inmiddels ontslag heeft genomen, vragen de leden van de BBB-fractie of de regering de andere demonstrerende ambtenaren kan aanmoedigen om hetzelfde te doen.
Wil de regering daarnaast überhaupt maatregelen nemen tegen de voornoemde ambtenaren, en vooral tegen hen die tijdens werktijd op deze manier misbruik maakten van de herdenking van zo’n vreselijke moordpartij als de 7 oktober-pogrom?
Antwoord
Ambtenaren hebben, zoals iedereen in Nederland, het recht van vrijheid van meningsuiting, het recht tot vereniging en het recht tot vergadering en betoging. Dit zijn grondrechten, die alleen bij wet kunnen worden ingeperkt. Artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017 stelt dat de ambtenaar zich dient te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd – de zogeheten functioneringsnorm. Of de «functioneringsnorm» wordt overschreden kan niet in algemene zin of voor hele groepen worden gezegd. Dat is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. De afweging daarbij in een specifiek geval is een personele aangelegenheid.
Is de regering van mening dat deze ambtenaren zich gedragen op een wijze die een goed ambtenaar betaamt, zoals in de ambtseed is verwoord? De leden van de fractie van BBB verwijzen hierbij onder andere naar de «Handreiking voor medewerkers en leidinggevenden, getiteld: Ambtenaar en grondrechten – Ruimte en beperkingen», een uitgave van het Ministerie van BZK van december 2023. Daarin wordt een aantal «schurende» situaties omschreven.
Is de regering met deze leden van mening dat in dezen niet sprake is van schurende, maar van botsende situaties tussen ambtenaren en hun politieke leiding en tussen ambtenaren onderling, die kunnen leiden tot zowel schade aan het vertrouwen dat burgers in ambtenaren stellen, als tot schade aan het vertrouwen dat ambtenaren in elkaar stellen, en dus tot schade aan de openbare dienst?
Antwoord
Of er schade is aan de openbare dienst kan in zijn algemeenheid niet worden gezegd. Ik verwijs daarvoor naar het eerdere antwoord. Het kabinet kan zich voorstellen dat ambtenaren zich geroepen voelen om zich uit te spreken over hun mening en gevoelens bij een groot en intens onderwerp als dit. Dat mag ook binnen de bestaande grenzen.
Het kabinet kan zich tegelijkertijd verplaatsen in het ongemak dat deze uitingen met zich meebrengen binnen de samenleving en onder ambtenaren. Dat is soms inherent aan het uitoefenen van grondrechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting. Beleidsvorming binnen de openbare dienst is geen spanningsloos en homogeen proces. De openbare dienst in een democratische samenleving en de concrete onderdelen daarvan moeten zekere spanningen en complicaties ten gevolge van de uitoefening van grondrechten door ambtenaren kunnen verdragen.1 Daarover vindt binnen de BZ-organisatie een voortdurend en open gesprek plaats met en tussen ambtenaren onderling, ook met ambtenaren die zich in de publieke ruimte uiten. Tegelijkertijd is het uiteindelijk aan het kabinet om politieke besluiten te nemen en hierover verantwoording af te leggen aan het parlement.
Naar de mening van de leden van de BBB-fractie klemmen deze vragen temeer nu onlangs het Joods Ambtenarennetwerk (JAN) bij brief gericht aan de secretarissen-generaal van de departementen stelling heeft genomen tegen activisme van ambtenaren van Buitenlandse Zaken en collega’s van andere departementen. Zo stelt het JAN dat dit activisme kan leiden tot een gevoel van uitsluiting of zelfs bedreiging bij Joodse ambtenaren die zich mogelijk onveilig voelen bij collega’s die zulke standpunten openlijk ventileren: «Het is van groot belang dat de overheid een werkomgeving waarborgt die respectvol en veilig is voor al haar medewerkers, ongeacht hun afkomst of overtuigingen». Kan de regering ook op deze stellingname reageren, zo vragen de leden van de BBB-fractie.
Antwoord
Rond de gebeurtenissen in het Midden-Oosten is er pijn, verdriet en woede van verschillende kanten. Die emoties en stellingnames mogen er zijn. Maar een gevoel van onveiligheid op de werkvloer is onacceptabel en moet te allen tijde voorkomen worden. Ik hecht zeer aan het bieden van een sociaal veilige werkomgeving, d.w.z. een integere, diverse organisatie waar respectvolle bejegening de norm is, ruimte is voor ieders inbreng en waar geen plaats is voor discriminatie en ander ongepast en grensoverschrijdend gedrag, niet door maar ook niet richting ambtenaren. Dit geldt vanzelfsprekend voor alle ambtenaren, ongeacht achtergrond.
Daarbij is het belangrijk dat zorgen en emoties vanuit verschillende perspectieven respectvol met elkaar kunnen worden besproken. Binnen de rijksoverheid, en ook binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt dan ook actief bevorderd dat onderling het goede gesprek met respect voor elkaar wordt gevoerd, ook met de verscheidene netwerken van ambtenaren. Er zijn binnen het ministerie meerdere interne mogelijkheden gecreëerd om met elkaar van gedachten te wisselen en verschillende perspectieven in te brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van JA21 sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de D66-fractie.
Personeel
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van de diplomatieke en consulaire dienstverlening niet wordt aangetast door de personele taakstelling.
Antwoord
Consulaire dienstverlening is één van de kerntaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de taakstelling zal de consulaire dienstverlening relatief worden ontzien, omdat het hier om directe dienstverlening aan burgers en bedrijven gaat. Het ministerie zal de kwaliteit van de dienstverlening waarborgen door consulaire diensten en producten in toenemende mate digitaal aan te bieden. Voorts zal het netwerk aan externe dienstverleners verder worden uitgebreid om de toegang tot consulaire diensten (naast het postennet) te verbreden en zo dicht mogelijk bij de Nederlander in het buitenland aan te bieden.
Klopt het dat het ziekteverzuim binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken hoog is? Is bekend wat de oorzaak is van deze stijging? Welke concrete stappen worden ondernomen om te achterhalen wat de redenen van verzuim zijn en welke concrete maatregelen worden genomen om de werkdruk te verlagen en uitval te voorkomen, terwijl tegelijkertijd bezuinigd wordt op personeel? Worden de gevolgen van de taakstellingen voor de medewerkers gemonitord?
Antwoord
Het ziekteverzuim bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken was in 2024 4,4 procent. In 2023 was dit 4,3 procent. Beide percentages zijn in lijn met het gemiddelde ziekteverzuim in Nederland.
Vanuit goed werkgeverschap het Ministerie van Buitenlandse Zaken veel belangt aan een gezonde en vitale werkomgeving en spant het zich in om verzuim zoveel als mogelijk te voorkomen en hoge werkdruk te verlagen. Om een gezondere werkomgeving en de duurzame inzetbaarheid van medewerkers te bevorderen zet het ministerie verschillende instrumenten in. Een belangrijk onderdeel hiervan zijn de sociaal medische overleggen met de verschillende directies en vertegenwoordigingen in het buitenland, waarbij managementteams door een bedrijfsarts, bedrijfsmaatschappelijk werk en HR-adviseurs worden geadviseerd over arbeidsomstandigheden. Daarnaast wordt zowel in Nederland als op de vertegenwoordigingen in het buitenland een Risico Inventarisatie en Evaluatie Psychosociale Arbeidsbelasting (RI&E-PSA) opgesteld, met concrete adviezen voor managementteams ter vermindering van de psychosociale arbeidsbelasting van medewerkers.
Tot slot wordt bij de invulling van de taakstelling zorgvuldig meegewogen dat de inhoudelijke opdracht en beschikbare personele capaciteit met elkaar in balans dienen te zijn.
Welke rol speelt digitalisering bij het opvangen van de gevolgen van de personele bezuinigingen, bijvoorbeeld in visumverwerking of crisismanagement?
Antwoord
Het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken reeds ingezette beleid om consulaire diensten te digitaliseren, zal niet alleen de toegang voor de klant vereenvoudigen, maar ook tot meer efficiency in de besluitvorming leiden. Daartoe behoren o.a. het digitaliseren van het Schengenvisumproces (Kairos 3.0) en het reisdocumentenproces (Kairos RD). Ook het ondersteunen van beslismedewerkers met een datagerichte werkwijze, zoals bijvoorbeeld in het Schengenvisumproces (Informatie Ondersteund Beslissen), leidt onder meer tot grotere efficiency. In het crisismanagement is o.a. een digitaal crisisinformatieformulier ontwikkeld dat het indienen en behandelen van hulpverzoeken ten tijde van crises zal vereenvoudigen. De vaak sterk uiteenlopende karakteristieken van diverse crises maken evenwel dat gedegen crisismanagement altijd een relatief grote mate van maatwerk zal vereisen.
Internationale rechtsorde
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie de regering hoe zij ervoor zorgt dat Nederland zijn leidende rol binnen multilaterale fora behoudt, ondanks personele inkrimpingen? Hoe wordt voorkomen dat bezuinigingen de rol van Nederland in het versterken van de internationale rechtsorde ondermijnen? Welke stappen zet Nederland om accountability voor oorlogsmisdaden in Oekraïne en Gaza te ondersteunen binnen multilaterale instellingen?
Antwoord
Mede in het licht van de opdracht in artikel 90 van de Grondwet tot bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde vormt deze bevordering de kern van het buitenlands beleid en is deze tevens een welbegrepen geopolitiek eigenbelang. Nederland blijft een actieve rol spelen bij het behoud van deze rechtsorde.
Nederland blijft zich hard maken voor accountability en de strijd tegen straffeloosheid. Naast het Internationaal Gerechtshof is Nederland gastland van het Internationaal Strafhof, het International Center for the Prosecution of the Crime of Aggression against Ukraine, ondergebracht bij Eurojust in Den Haag en het Register van schade als gevolg van de Russische agressie.
Nederland hecht aan het belang van onafhankelijk onderzoek en documentatie, waaronder in de Gazastrook. Het kabinet zal daartoe additionele fondsen vrijmaken, naast de eerdere extra bijdragen aan het Internationaal Strafhof om de algemene onderzoekscapaciteit te versterken en aan OHCHR (het mensenrechtenkantoor van de Verenigde Naties) voor het landenkantoor in de Palestijnse Gebieden. Zo zal het OHCHR-kantoor in de Palestijnse Gebieden in 2.025 EUR één miljoen extra ontvangen voor monitoring en onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen. Om persvrijheid in de Palestijnse Gebieden te bevorderen zal tevens een financiële bijdrage aan Free Press Unlimited worden gegeven van EUR 500.000 om onafhankelijke journalistiek te ondersteunen.
Nederland heeft een leidende rol in het herstel van gerechtigheid voor Oekraïne en in het bewerkstelligen van accountability van Rusland voor zijn schendingen van het internationaal recht in Oekraïne. De Nederlandse inzet op accountability voor Oekraïne bestaat uit vier sporen, 1) oprichting van een agressietribunaal, waarvoor Nederland heeft aangeboden gastland te willen zijn, mits er sprake is van voldoende internationale politieke en financiële steun; 2) oprichting van een compensatiemechanisme voor oorlogsschade, waarvoor Nederland eveneens heeft aangeboden gastland te willen zijn, nadat in Den Haag reeds het Schaderegister is gehuisvest; 3) steun voor organisaties die bijdragen aan de capaciteitsversterking van opsporing en vervolging door Oekraïne van internationale misdrijven, zoals bijvoorbeeld de Human Rights Monitoring Mission in Oekraïne, de International Development Law Organisation en de International Commission on Missing Persons, en 4) het internationaal op de agenda houden van accountability voor Oekraïne door outreach binnen en buiten de VN, en steun voor de coördinatie door de Dialogue Group van de internationale, regionale en nationale inspanningen gericht op accountability voor internationale misdrijven.
Tijdens de 58e zitting van de VN-Mensenrechtenraad (februari/april 2025) zal Nederland zich in samenwerking met Oekraïne sterk maken voor verlenging van het mandaat van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie (Commission of Inquiry) voor Oekraïne. Daarnaast steunt Nederland het landenkantoor van OHCHR in Oekraïne met EUR 8 mln voor een periode van twee jaar.
Versterking van multilaterale samenwerking
Met het oog op de budgettaire beperkingen, welke prioriteiten stelt Nederland in zijn samenwerking met multilaterale organisaties zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie?
Antwoord
Het Regeerprogramma is richtinggevend voor de algemene prioriteitsstelling van het kabinet, inclusief de inzet in de Europese Unie.
Zoals gecommuniceerd in de brief aan de Tweede Kamer van 30 augustus 2024 over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de 79e zitting van de AVVN zijn de uitgangspunten van de Nederlandse inzet dat een goed functionerend en effectief, op internationaalrechtelijke verplichtingen gebaseerd multilateraal stelsel in het belang is van het Koninkrijk en dat de EU en de NAVO alleen een wereldwijd op regels gebaseerd systeem niet kunnen vervangen. Nederland is gebaat bij een sterke Verenigde Naties en internationale financiële instellingen als platform voor de aanpak van internationale en grensoverschrijdende uitdagingen. Nederland blijft dan ook een betrokken speler en respecteert de verplichte contributies alsook ten behoeve van de vredesmissies.
Mensenrechtenfonds
De leden van de D66-fractie constateren dat de begroting voorziet in een bezuiniging van 4,8 miljoen euro op het Mensenrechtenfonds in 2025. Welke concrete activiteiten of projecten worden hierdoor geraakt? Hoe worden prioriteiten binnen het Mensenrechtenfonds vastgesteld, en hoe worden daarbij regio’s met acute mensenrechtenschendingen zoals in het Midden-Oosten gewogen?
Antwoord
Het Mensenrechtenfonds bestaat uit een centraal gefinancierd deel (vanuit het ministerie in Den Haag) en een decentraal gefinancierd deel (gedelegeerd naar het postennet). Met het centrale gedeelte van het fonds wordt het subsidiekader Safety of Voices gefinancierd voor de periode 2023–2027. Omdat is gekozen om eerder aangegane contracten en verplichtingen niet open te breken hebben de bezuinigingen op het centrale gedeelte van het Mensenrechtenfonds vooralsnog geen gevolgen.
Het decentrale Mensenrechtenfonds is vanaf 2025 wel geraakt door de bezuinigingen. Dit fonds wordt door ambassades ingezet om organisaties te steunen die zich op verschillende manieren inzetten voor mensenrechten. Door de beperking van de zogenaamde «vrije ruimte» (dus: middelen die nog niet waren vastgelegd in contracten of verplichtingen) hebben ambassades vanaf dit jaar minder financiële ruimte beschikbaar om deze organisaties te steunen. De exacte gevolgen van de bezuinigingen zijn nog niet te voorspellen, maar dat er minder mogelijkheden zijn om deze organisaties te steunen is zeker. Voor 2026 en verder zullen beleidskeuzes gemaakt moeten worden om de verdere bezuinigingen uit te werken.
De ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in de MENA-regio zijn zeer divers en context-specifiek. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken monitort de mensenrechtensituatie in de regio via het postennet. Middels het decentrale mensenrechtenfonds wordt ingezet op ondersteuning van lokale organisaties ten behoeve van de vijf thematische mensenrechtenprioriteiten zoals vastgesteld in de beleidsnota Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorde (vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en levensovertuiging, rechten van LHBTIQ+-personen, mensrenrechtenverdedigers en vrouwenrechten). Binnen het decentrale gedeelte van het mensenrechtenfonds zal er voldoende flexibiliteit blijven om in te gaan op veranderende situaties en waar nodig ondersteuning te bieden in gevallen van acute mensenrechtenschendingen.
Ondersteuning van mensenrechtenverdedigers
Voorts vragen de leden van de D66-fractie de regering wat de plannen zijn om ondanks de bezuinigingen steun te blijven bieden aan mensenrechtenverdedigers wereldwijd, met name in landen waar de situatie verslechtert? Welke nieuwe strategieën worden ontwikkeld om de impact van Nederlandse mensenrechtenprogramma's te maximaliseren?
Hoe wordt binnen het Mensenrechtenfonds gegarandeerd dat gendergelijkheid en LHBTIQ+-rechten prioriteit blijven, ondanks financiële beperkingen? Zijn er specifieke landen of regio’s waar Nederland zijn inzet op deze thema’s gaat versterken of juist verminderen? Op welke wijze wordt de effectiviteit van bezuinigingen op programma's zoals NFRP-Matra en Shiraka gemonitord?
Hoe waarborgt de regering de rechtmatige en doelmatige inzet van de relatief grote budgetflexibiliteit binnen bepaalde beleidsartikelen, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Antwoord
De speciale aandacht voor de mensenrechtenprioriteiten waarop Nederland expertise, netwerk en profiel heeft opgebouwd is doorweven in de brede mensenrechtenaanpak en het Nederlandse buitenlandbeleid. Internationale normstelling, het beschermen en bevorderen van mensenrechten (door deze bilateraal en multilateraal uit te dragen) en het houden van structurele dialogen met mensenrechtenorganisaties lokaal en in EU- en internationale gremia zijn voorbeelden van de aanpak ter bevordering van deze prioriteiten met andere instrumenten dan financiële.
Het Mensenrechtenfonds blijft daarbij een belangrijk instrument voor de uitvoering van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De bezuinigingen op het Mensenrechtenfonds zullen evenwel leiden tot verminderende mogelijkheden voor Nederland om te engageren op een aantal van de prioritaire mensenrechtenthema’s inclusief op het gebied van LHBTIQ+-rechten, althans waar het financiële programmering betreft.
Gezien het belang dat het kabinet hecht aan het Mensenrechtenfonds en de rol die Nederland speelt op prioritaire mensenrechtenthema’s is de bezuinigingsopgave het Mensenrechtenfonds voor 2025 verlaagd. Voor 2026 en verder zullen strategische beleidskeuzes gemaakt moeten worden om de verdere bezuinigingen op het Mensenrechtenfonds uit te werken. Hierbij zal de focus wel blijven liggen op de vijf prioriteitsthema’s voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid inclusief de rechten van LHBTIQ+-personen.
De budgetten met een hoge mate van budgetflexibiliteit zoals het Stabiliteitsfonds en het Mensenrechtenfonds kennen specifieke financieringscriteria en beperken zich tot vastgestelde thema’s. Verantwoordelijke directies zien gedurende het jaar toe op de rechtmatige en doelmatige inzet van deze budgetten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoeveel procent van het budget wordt besteed aan conflictpreventie en vredesopbouw, en hoe verhoudt dit zich tot de uitgaven voor economische en handelsbelangen?
Antwoord
Op de BZ-begroting worden activiteiten in het kader van conflictpreventie en vredesopbouw hoofdzakelijk gefinancierd vanuit het Stabiliteitsfonds en het Veiligheidsfonds. Het budget hiervoor bedraagt in 2.025 EUR 63,7 mln. Uitgaven voor economische en handelsbelangen staan op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. In 2025 is in totaal EUR 137.3 mln gereserveerd voor buitenlandse economische betrekkingen (BHO begrotingsartikel 1.1 en 1.2).
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren verwijzen de regering naar het bijgevoegd deskundigenadvies dat aan deze fractieleden is uitgebracht door prof. mr. Liesbeth Zegveld. In het advies wordt uiteengezet dat de regering verplicht is bij verlenen van steun aan Oekraïne in het kader van de oorlog met Rusland, als voorwaarde te stellen dat die steun niet mag worden aangewend voor het gebruik van clustermunitie.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren constateren dat de regering tot op heden heeft geweigerd zulke voorwaarden te stellen, met een beroep op het argument dat zij verdragsrechtelijk daartoe niet verplicht is. Dat argument wordt op juridische gronden door prof. Zegveld bestreden.
Deze leden hebben daarom de volgende vragen. Erkent de regering – gelet op wat prof. Zegveld aanvoert – dat er een verdragsrechtelijke verplichting bestaat om bij het aan Oekraïne verlenen van steun de voorwaarde te stellen dat de steun niet mag worden aangewend voor het gebruik van clustermunitie? Zo nee, op grond van welke juridische argumenten en/of uitspraken van rechterlijke colleges komt de regering tot dat oordeel? Zo ja, is de regering bereid om – indien Oekraïne niet bereid is om vast te leggen dat door Nederland rechtstreeks of in NAVO- of Europees verband verleende steun niet aangewend zal worden voor gebruik van clustermunitie – de militaire steun te beëindigen en van verdere steunverlening in de toekomst af te zien?
Antwoord
U bent recent – in het Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni 2024 (Kamerstukken 21 501-02, nr. 2917) geïnformeerd over de reikwijdte van de verplichtingen van Nederland als verdragspartij bij het Verdrag inzake clustermunitie in relatie tot het leveren van F-16 vliegtuigen aan Oekraïne. Het standpunt dat wordt ingenomen in het deskundigenadvies is geen aanleiding tot het stellen van nadere voorwaarden. Uitgebreidere toelichting is te vinden in «Beantwoording vragen over de verhouding tussen art.21 en art.1 van het Verdrag inzake clustermunitie» (gedateerd 14 november 2024).
Nederland heeft op 10 april 2024 Oekraïne schriftelijk op de hoogte gesteld van de verplichtingen van Nederland onder het Verdrag en Oekraïne ontmoedigd clustermunitie te gebruiken. Nederland gebruikt zelf geen clustermunitie en zet Oekraïne ook op geen enkele wijze aan dit wel te doen. Nederland heeft daarnaast aan de levering van militaire steun aan Oekraïne steeds de voorwaarde verbonden dat Oekraïne deze gebruikt in overeenstemming met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Voor Oekraïne betekent dit in het bijzonder dat het in alle gevallen moet voldoen aan de regels van het humanitair oorlogsrecht inzake onderscheid, voorzorgsmaatregelen en proportionaliteit. Omdat Oekraïne geen partij is bij het Verdrag inzake clustermunitie, gelden de verplichtingen uit het verdrag niet voor Oekraïne. De militaire steun die Nederland levert aan Oekraïne om zich te verdedigen tegen de Russische agressie, zoals F-16-vliegtuigen en pantserhouwitsers, kan niet worden gelijkgesteld aan het steunen van het gebruik van een bepaald soort munitie, zoals clustermunitie, door Oekraïne.
Het kabinet constateert dat de verplichting van Nederland op basis van artikel 1 van het Verdrag inzake clustermunitie, alsmede die op grond van het gemeenschappelijk artikel 1 van de Verdragen van Genève, niet zo ver reikt dat het overdragen van wapensystemen waarmee clustermunitie kan worden afgeschoten of afgeworpen onder de reikwijdte hiervan kan worden gevat.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Dat heeft de wetgever destijds ook uitdrukkelijk meegewogen bij het regelen van het recht op vrijheid van meningsuiting voor ambtenaren. Kamerstukken II 1985/86, 19 495, nr. 3, p. 5.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-V-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.