Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-M nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-M nr. B |
Vastgesteld 23 januari 2025
Inleiding
De leden van de fracties van BBB, CDA en PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van de begrotingsstaat. Dit heeft de leden van genoemde fracties aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De fractieleden van JA21 sluiten zich aan bij de gestelde vragen door de fractieleden van BBB. De fractieleden van GroenLinks-PvdA en OPNL sluiten zich aan bij de gestelde vragen door de fractieleden van CDA.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie, mede namens de fractieleden van JA21
In de begrotingsstaat van het Klimaatfonds lijkt nergens in te worden gegaan op een bewezen, effectieve en efficiënte manier om het klimaat te verbeteren: planten van bomen, struiken en gras (ook «grastegels»). Met name in sterk versteende buurten van grote(re) steden kunnen deze het leefplezier en CO2-opname vergroten. Met het aanleggen of weer terugbrengen van water in steden kan extreme hitte («urban heat island») duidelijk tegen worden gegaan. De fractieleden van de BBB en JA21 vragen of de regering bereid is hiervoor een financiële ondersteuning aan gemeenten met de meest versteende buurten in de begroting op te nemen, al dan niet door dit uit de begroting van een ander ministerie over te nemen. Wat deze leden betreft mag deze substantieel en langdurig zijn.
In de begroting staat dat 5,2 miljard in het Klimaatfonds bestemd is voor «vroege fase opschaling».2 Dit is circa een vijfde deel van het totale fonds. Later wordt beschreven welke technieken hieronder vallen.3 De fractieleden van de BBB en JA21 vragen zich af of een vijfde deel niet een te groot deel is voor technieken, en toepassingen daarvan, die zichzelf nog niet of onvoldoende in de Nederlandse samenleving en internationaal hebben bewezen. Waarom is het noodzakelijk, en daarmee rechtmatig, dat de Nederlandse overheid zoveel voorop loopt? Hoe en wanneer meet de regering of het efficiënt is? Zou het niet beter zijn dit deel te beperken tot bijvoorbeeld 5–10% van het totale fonds en technieken die zichzelf op significante schaal (10% van hun «markt») hebben bewezen? Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering hierop.
In de begroting wordt de «Nationale subsidieregeling warmtenetten» beschreven.4 Hier staat dat tot 45% van de «subsidiabele kosten» mag worden gesubsidieerd. Kan de regering aangeven wat onder «subsidiabele kosten» valt? Als hier veel onder valt, dan lijkt dit de fractieleden van de BBB en JA21 een disproportioneel hoog percentage, waardoor de overheid meer een vraag creëert dan een autonome wens uit de samenleving ondersteunt. Tast een hoger subsidiepercentage de autonomie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties niet aan? Het druist in tegen het beginsel van «soevereiniteit in eigen kring» dat breed in de samenleving wordt gedragen. Maakt de overheid bij een hoger percentage geen misbruik van haar financiële macht? Kan de regering aangeven waar in de (Grond)wet staat dat de overheid zich zo ver in de samenleving mag mengen? Andersom: zou het niet wenselijk zijn om de in dezelfde paragraaf genoemde absolute subsidiemaxima (30 miljoen, 6.000 en 7.000 euro) aan te vullen met een maximaal percentage?
In de begroting wordt een maximum van 80% subsidiering van de meerkosten ten opzichte van het fossiele alternatief voor gebruiken van waterstof in het (zwaar) vervoer genoemd.5 Kan de regering aangeven wat de wettelijke basis is voor zo’n hoog percentage? Waar staat dat de overheid een zo grote rol in de samenleving mag spelen?
De begroting gaat in op een (subsidie)programma «Vrouwen in de techniek» genoemd, dat zich richt op het verhogen van het aantal vrouwen die werkzaam zijn in de technische sector.6 Vrouwen kunnen nu uiteraard ook in de technische sector gaan werken, net als mannen. Voor de wet zijn beide gelijk, en als wordt gediscrimineerd, dan is dat strafbaar. Dat geldt naar de mening van de fractieleden van de BBB en JA21 ook voor (subsidie)programma’s die welke gender dan ook bevoordelen. Kan de regering aangeven wat de wettelijke basis is voor het voortrekken van een gender, zoals wordt gedaan met dit programma?
Ook wordt het probleem van netcongestie genoemd in de begroting.7 In de begroting staat dat de regering voor zonneparken als eis gaat invoeren dat zij zelf de door hen opgewekte energie (tijdelijk) gaan opslaan in batterijen.8 Ziet de regering meer mogelijkheden om netcongestie tegen te gaan, de huidige gebruikers van het elektriciteitsnet in hun voorziening te beschermen, of anders gezegd: de opwekkers van energie meer autonoom te maken door hen niet (steeds) aan het net te laten leveren, maar (na opslag) zelf hun energie te laten gebruiken? Wordt volgens de regering niet te vaak uitgegaan van aansluiting op het net (afname en levering) en te weinig van energie-autonomie? Is het volgens de regering een optie om opwekkers van (schone) energie zelf «losse», plaatselijke netten aan te laten leggen? En wat vindt de regering van het idee om van grote elektriciteitsgebruikers (zoals datacenters) te eisen dat zij zelf hun energie opwekken, dus niet via het gebruik van het (landelijke) net. Waardoor de levering aan alle gebruikers daarvan niet in gevaar wordt gebracht?
De fractieleden van de BBB en JA21 stellen dat een groot deel van de uitgaven in de begrotingsstaat van het Klimaatfonds zich richt op nog niet voldoende bewezen, inefficiënte technologieën en programma’s. Naar de mening van deze leden zou het beter zijn om het begrote geld behoedzamer te besteden. Om nu vaker eerst te wachten totdat echt duidelijk is wat nuttige uitgaven zijn. Is de regering bereid na te denken of het fonds beter een langere looptijd kan worden gegeven?
Nu dat in de jaarlijkse Klimaatnota, die rapporteert over de voortgang van het klimaatbeleid, ook specifiek gerapporteerd wordt over de bijdrage die de landbouwsector aan onze klimaatdoelen heeft geleverd, zou de regering deze sector in de klimaatbijdrage en de daarbij benodigde verduurzaming actiever kunnen ondersteunen vanuit de begroting van het Klimaatfonds. Welke mogelijkheden ziet de regering om individuele agrarische ondernemers (boeren) te helpen vanuit het Klimaatfonds?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie, mede namens de fractieleden van GroenLinks-PvdA en OPNL
De fractieleden van het CDA, GroenLinks-PvdA en OPNL hebben kennisgenomen van de voorgestelde begrotingsstaat van het Klimaatfonds voor 2025. De fractieleden hebben daar de volgende vragen over op het gebied van de uitvoerbaarheid.
In lijn met wat het lid Bovens tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 19 november 2024 heeft benoemd, constateren de fractieleden van het CDA en GroenLinks-PvdA dat het Transitiefonds landelijk gebied en natuur voor de landbouw wordt afgeschaft.9 Deze leden constateren voorts dat de doelen voor de verduurzaming en versterking van de landbouw onveranderd blijven. Het Klimaatfonds, dat voor bepaalde verduurzamingsmaatregelen kan worden aangewend, mag echter niet worden gebruikt voor maatregelen uit de landbouwsector.
De leden van de CDA-fractie, de GroenLinks-PvdA-fractie en de OPNL-fractie vragen zich af in hoeverre de Minister van Klimaat en Groene Groei zich verantwoordelijk voelt voor de uitvoering van de klimaatdoelen in de agrarische sector. Deze leden vragen zich voorts af hoe de regering de doelen voor landbouwverduurzaming en -versterking gaat uitvoeren, nu het Transitiefonds wordt afgeschaft en het Klimaatfonds niet openstaat voor de agrarische sector?
Deze leden vragen zich voorts af of een openstelling van het Klimaatfonds voor de agrarische sector in technische zin mogelijk zou zijn, c.q. wat daar voor stappen voor nodig zijn. Daarbij vragen deze leden aan de regering in hoeverre een mogelijke openstelling bij kan dragen aan de uitvoering van het behalen van de klimaatdoelen voor de landbouwsector.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De fractieleden van de PvdD vragen zich af of de prioriteiten zoals gekozen in het Klimaatfonds de meest doeltreffende en doelmatige instrumenten zijn om de doelen van het Klimaatbeleid (55% in 2030 en klimaatneutraal in 2050) te realiseren, met name voor de doelen gesteld voor 2030. Deze fractieleden ontvangen graag een reactie van de regering hierop.
De memorie van toelichting van de begrotingsstaat noemt drie bestedingsdoelen. Hoe zijn de middelen van het Klimaatfonds verdeeld over deze drie doelen?
Hoeveel van de huidige bestedingen en reserveringen van het fonds worden besteed aan energiebesparing?
Is de regering bereid om de bestedingen voor energiebesparing een aparte categorie te maken, zodat inzichtelijk wordt en blijft hoe het Klimaatfonds bijdraagt aan energiebesparing?
Waarom heeft de regering gekozen voor ophoging van het perceel kernenergie en bezuinigingen op groene waterstof, batterijen en andere doelen?
Hoe zorgt de regering ervoor dat het beoogde informatiecentrum over kernenergie ook de negatieve aspecten van kernenergie communiceert? Is de regering bereid om hiervoor in overleg te gaan met organisaties die kritiek hebben op de inzet van het kabinet op kernenergie?
De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei ziet de nota naar aanleiding van het verslag – graag voor 31 januari 2025 – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Kluit
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Karthaus
Samenstelling:
Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-M-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.