36 600 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2025

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 oktober 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 24 september 2024 voorgelegd aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken. Bij brief van 2 oktober 2024 zijn ze door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Vree

Adjunct-griffier van de commissie, Morrin

Vraag 1

Is de heer Willems («opperboswachter van kroondomein het Loo») nog steeds in publieke dienst? Valt hij nog steeds onder ministeriële verantwoordelijkheid?

Antwoord vraag 1

De heer A.J.H. Willems is tot 15 december rentmeester van Kroondomein het Loo. Koning Willem-Alexander heeft bij Koninklijke Beschikking met ingang van 15 december 2024 zijn opvolger benoemd.

Zie ook https://www.koninklijkhuis.nl/actueel/nieuws/2024/07/03/koning-benoemt-rentmeester-kroondomein-het-loo

Vraag 2

Kunt u toelichten waarom de heer Willems in een kranteninterview plots details over het jaaggedrag van de Koning verstrekte? Betekent dit ook dat de weigering om details te verstrekken op andere punten minder krampachtig zal worden gehanteerd?

Antwoord op vraag 2

Deze en aanvullende informatie over faunabeheer met betrekking tot Kroondomein het Loo is terug te vinden op www.koninklijkhuis.nl.

(https://www.koninklijkhuis.nl/onderwerpen/dienst-koninklijk-huis/vraag-en-antwoord/jaagt-de-koning-op-kroondomein-het-loo).

Deze informatie werd reeds in 2021 gedeeld: De Minister voor Natuur en Stikstof beantwoordde in oktober 2022 Kamervragen hierover (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2022Z17033&did=2022D43731).

Vraag 3

Wat is er tot nu toe gebeurd met de uitvoering van de motie-Sneller c.s. (Kamerstuk 36 410-I, nr. 11) om de belastingvrijstelling van de Koning te doen vervallen?

Antwoord op vraag 3

De motie Sneller is op 18 januari 2024 bij de mondelinge behandeling van de begroting van de Koning ingediend. De motie is tijdens het debat ontraden. Dit vindt zijn grond in diverse rapporten die ook op verzoek van de Tweede Kamer nadien opnieuw zijn aangeboden.1

Er is reeds door mijn ambtsvoorganger toegelicht dat het opheffen van de belastingvrijdom uit de Grondwet een complex traject betekent. Het vergt een wijziging van de Grondwet in twee lezingen, waarbij de tweede lezing na de ontbinding van de Tweede Kamer met een meerderheidsvereiste van twee derden in beide Kamers moet worden aanvaard. Daarnaast vergt het fiscale wetgeving om de belastingen voor de uitkeringsgerechtigde leden van het koninklijk huis te regelen. Tot slot vergt het mogelijk ook aanpassing van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis om deze uitkeringen aan te passen aan de te introduceren fiscale gevolgen. Ook deze wet kent een meerderheidsvereiste van twee derden in beide Kamers.

Daarenboven heeft de Tweede Kamer zich in de motie niet eenduidig uitgesproken over het beoogde doel van de motie, het enkel laten vervallen belastingvrijdom, of ook aanpassing van de hoogte van de grondwettelijke uitkering. Hiermee is op een cruciaal punt niet helder welke interpretatie hieraan zou moeten worden gegeven door het kabinet. Helderheid hierover is des te prangender, gegeven het feit dat in de Eerste Kamer op 16 april 2024 een motie die uitsprak dat er geen behoefte was aan aanpassing van de Grondwet op dit punt weliswaar geen meerderheid behaalde, maar wel liet zien dat een dergelijk voorstel op dit moment niet op de vereiste tweederde meerderheid kan rekenen in de Eerste Kamer.

Vanuit het oogpunt van stabiliteit van de financiën van het Koninklijk Huis en gegeven de onduidelijkheid over de vereiste steun van twee derden in beide Kamers voor een alternatief ten aanzien van de uitkeringen, de fiscale aspecten of beiden, ziet het kabinet geen aanleiding om een voorstel in procedure te brengen.

Vraag 4

Zijn alle kwesties rondom het Koninklijk Huis binnen de coalitie een vrije kwestie?

Antwoord op vraag 4

Het Koninklijk Huis is geen onderdeel van het hoofdlijnenakkoord.

Vraag 5

Hoeveel bedrijven in Nederland zijn in het bezit van het Predicaat Koninklijk?

Antwoord op vraag 5

Per medio 2024 hebben ruim 650 bedrijven (of verenigingen, stichtingen, instellingen of grote ondernemingen) het Predicaat Koninklijk. Op de website www.koninklijkhuis.nl wordt het totaaloverzicht van alle predicaatgerechtigden bijgehouden.

Vraag 6

Hoeveel bedrijven hebben in het jaar 2024 tot nu toe het Predicaat Hofleverancier ontvangen?

Antwoord op vraag 6

In 2024 zijn tot en met augustus 32 Predicaten Hofleverancier toegekend.

Vraag 7

Hoeveel bedrijven hebben in het jaar 2024 tot nu toe het Predicaat Koninklijk ontvangen?

Antwoord op vraag 7

In 2024 zijn tot en met augustus 11 Predicaten Koninklijk toegekend.

Vraag 8

Hoeveel bedrijven hebben in het jaar 2023 het Predicaat Koninklijk ontvangen?

Antwoord op vraag 8

In 2023 zijn 15 Predicaten Koninklijk toegekend.

Vraag 9

Hoeveel bedrijven hebben in het jaar 2022 het Predicaat Hofleverancier ontvangen?

Antwoord op vraag 9

In 2022 zijn 54 Predicaten Hofleverancier toegekend.

Vraag 10

Hoeveel bedrijven hebben in het jaar 2022 het Predicaat Koninklijk ontvangen?

Antwoord op vraag 10

In 2022 zijn 11 Predicaten Koninklijk toegekend.

Vraag 11

Hoe vaak maken de niet-uitkeringsrechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruik van de diensten van de Dienst Koninklijk Huis?

Antwoord op vraag 11

Op de website van het Koninklijk Huis, www.koninklijkhuis.nl, staan alle persberichten van de activiteiten van leden van het Koninklijk Huis, die zij uit hoofde van hun Koninklijke functie doen. Ook die van de niet-uitkeringsgerechtigde leden, te weten Prinses Alexia, Prinses Ariane, Prins Constantijn, Prinses Laurentien, Prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven. In die gevallen waarin zij optreden als lid van het Koninklijk Huis en dus namens de Koning, kunnen zij gebruik maken van ondersteuning van de Dienst van het Koninklijk Huis. Denk aan ondersteuning in representatie en logistiek (vervoer en inzet van een adjudant) en in geval van Prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven van oudsher ook secretariële ondersteuning. Ter voorbeeld: voor Prins Constantijn waren dat het afgelopen jaar o.a. de uitreiking van de World Press Photo-awards en de uitreiking van de prijzen na het Nederlands Vioolconcours. Prins Constantijn is beschermheer van beide organisaties. Zijn werkzaamheden als bijvoorbeeld Special Envoy voor TechLeap.nl vallen niet onder zijn koninklijke functie.

Vraag 12

Hoe vaak hebben de niet-uitkeringsrechtigde leden officiële taken van de Koning overgenomen of hem vervangen bij koninklijke taken? Welke leden betrof dit?

Antwoord op vraag 12

Op de website van het Koninklijk Huis, www.koninklijkhuis.nl, staan alle persberichten van activiteiten van leden van het Koninklijk Huis vanuit hun Koninklijke functies, ook die van de niet-uitkeringsgerechtigde leden, te weten Prinses Alexia, Prinses Ariane, Prins Constantijn, Prinses Laurentien, Prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven. Wanneer zij optreden als lid van het Koninklijk Huis, is dit namens de Koning. Ter voorbeeld: Prinses Margriet is als o.a. erevoorzitter Nederlandse Rode Kruis en beschermvrouwe SOS Kinderdorpen nauw betrokken bij deze organisaties. Ook haar bezoek aan en betrokkenheid bij de Paralympische Spelen is als lid van het Koninklijk Huis namens de Koning.

Vraag 13

Wat is de verklaring voor de stijging van de grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis van 11.368.000 euro in 2023 naar 12.422.000 euro in 2025? Is dit slechts inflatiecorrectie? Hoe is dit precies opgebouwd?

Antwoord op vraag 13

De hoogte en de jaarlijkse aanpassing van de uitkeringen aan de Koning, diens echtgen(o)ot(e), diens voorganger en beoogd opvolger zijn wettelijk verplicht, zoals voorgeschreven in artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De stijging van de A-component wordt bepaald door de cao-ontwikkeling van de sector Rijk. Voor de B-component geldt dat de stijging voor de helft wordt bepaald door de loonontwikkeling van de sector Rijk en dat de andere helft wordt bepaald door de ontwikkeling van de consumentenprijs index zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau. Van de totale uitgaven aan de grondwettelijke uitkeringen stort de Kroonprinses in 2024 haar gehele uitkering (A- en B-component) terug en zal zij vanaf 2025 haar inkomensbestanddeel (de A-component) terug blijven storten tot het einde van haar studie. Het terugstorten van de uitkering door de Kroonprinses is haar eigenstandige en vrijwillige keuze.

Vraag 14

Welke uitgavenposten vallen onder de B-component van de onkostenvergoeding van de leden van het Koninklijk Huis?

Antwoord op vraag 14

De B-component heeft betrekking op personele en materiele uitgaven. Zoals aangegeven in de begroting hebben de personele uitgaven met name betrekking op de hofhouding en een aantal andere personeelsleden die rechtstreeks werkzaam zijn voor de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk huis. Tot de hofhouding behoren het management van de Dienst van het Koninklijk huis en adviseurs. De materiële uitgaven hebben betrekking op activiteiten met een hoog representatief karakter die samenhangen met de functie van de Kroondrager. De B-component van het inkomen van de Koning is nader toegelicht in een recent adviesrapport van de Raad van State van 5 juli 2023 met kenmerk W01.22.00147/1.

Vraag 15

Kunt u toelichten uit welke begrotingen c.q. begrotingspost(en) woon- en werkverblijven voor leden van het Koninklijk Huis worden gefinancierd?

Antwoord op vraag 15

Volgens artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn Paleis Huis ten Bosch, Paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis Amsterdam. De financiering en uitvoering hiervan door het Rijkvastgoedbedrijf vindt plaats via artikel 4 van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Vraag 16

Is de B-component bedoeld voor vermogensvorming en derhalve voor het maken van reserveringen voor woon- en werkverblijf? Kunt u toelichten onder welke voorwaarden en controles zulks geoorloofd is?

Antwoord op vraag 16

Voor de Koning geldt dat volgens artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis drie paleizen ter beschikking worden gesteld ten behoeve van werk- en woonverblijven. Overigens kan indien aan de orde de B-component ook aangewend worden voor toekomstige uitgaven aan een woon- en werkverblijf. Ten aanzien van de waarborgen en controle op de aanwending van de B-component zijn binnen de Dienst van het Koninklijk Huis interne administratie- en verantwoordingsprocessen ingericht, is de Thesaurier van Z.M. de Koning verantwoordelijk voor de juiste vastlegging van de besteding van de uitkeringen en de interne verantwoording hierover, en vindt er controle plaats door een externe accountant.

Vraag 17

Klopt het dat kosten voor woon- en werkverblijf vallen onder de functionele uitgaven en dat hier ook de mogelijkheid bestaat voor het maken van reserveringen?

Antwoord op vraag 17

Volgens artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis worden drie paleizen als woon- en werkverblijf ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn Paleis Huis ten Bosch, Paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis Amsterdam. De financiering en uitvoering hiervan door het Rijkvastgoedbedrijf vindt plaats via artikel 4 van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en niet via artikel 2 van de Begroting van de Koning dat betrekking heeft op de functionele uitgaven van de Koning.

Vraag 18

Op welke post ontvangt het Koninklijk Huis een bijdrage voor de financiering van het management van de Dienst van het Koninklijk Huis? Klopt het dat de personele uitgaven van deze groep zowel op de B-component als onder de functionele uitgaven wordt opgevoerd? Zo nee, wat is het verschil tussen beide kostenposten?

Antwoord op vraag 18

De uitgaven voor het management van de Dienst van het Koninklijk Huis komen ten laste van de B-component. De uitgaven voor het overige personeel van de Dienst van het Koninklijk Huis komen ten laste van de functionele uitgaven van artikel 2 van de Begroting van De Koning. De kosten zijn dus gescheiden en worden niet op zowel de B-component als bij de functionele kosten opgevoerd.

Vraag 19

Klopt het dat kosten voor woon- en werkverblijf vallen onder de functionele uitgaven en dat hier ook de mogelijkheid bestaat voor het maken van reserveringen?

Antwoord op vraag 19

Volgens artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis worden drie paleizen als woon- en werkverblijf ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn Paleis Huis ten Bosch, Paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis Amsterdam. De financiering en uitvoering hiervan door het Rijkvastgoedbedrijf vindt plaats via artikel 4 van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en niet via artikel 2 van de Begroting van de Koning dat betrekking heeft op de functionele uitgaven van de Koning.

Vraag 20

Kunt u de investeringsplannen voor de dotatiereserves aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord op vraag 20

De Dienst van het Koninklijk Huis heeft bestemmingsreserves voor lange termijninvesteringen. Door te reserveren kan de Dienst een planmatig financieel beleid voeren en worden incidentele hoge uitgaven bij langetermijninvesteringen voorkomen. Op de onderliggende plannen wordt toezicht uitgeoefend door achtereenvolgens de Thesaurier van Z.M. de Koning, de externe accountant, de directeur Financieel Economische Zaken van het Ministerie van Algemene Zaken, de Accountantsdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. Vanwege het recht van de Koning om zijn eigen huis in te richten (artikel 41 Grondwet) wordt geen nadere informatie verstrekt over de inhoud van de investeringsplannen.

Vraag 21

Hoeveel bedrijven in Nederland zijn in het bezit van het Predicaat Hofleverancier?

Antwoord op vraag 21

Per medio 2024 hebben ruim 750 kleine en middelgrote ondernemingen het Predicaat Hofleverancier. Op de website www.koninklijkhuis.nl wordt het totaaloverzicht van alle predicaatgerechtigden bijgehouden.

Vraag 22

Hoeveel bedrijven hebben in het jaar 2023 het Predicaat Hofleverancier ontvangen?

Antwoord op vraag 22

In 2023 zijn 42 Predicaten Hofleverancier toegekend.

Vraag 23

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de plannen die er waren voor Paleis Soestdijk? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de restauratie van Paleis Soestdijk?

Antwoord op vraag 23

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft Landgoed Paleis Soestdijk in 2017 verkocht aan de MeyerBergman Erfgoed Groep (MBEG). De Staat is geen eigenaar meer van Paleis Soestdijk. De MBEG is, in samenspraak met de gemeente Baarn, verantwoordelijk voor planontwikkeling en restauratie van Paleis Soestdijk.


X Noot
1

Bijlagen bij de Kamerbrief van 24 januari 2024: – Het rapport van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis (Commissie Zalm) (2008); – De voorlichting van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis ten aanzien van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder in relatie tot de inlichtingenplicht van de regering jegens de Staten-Generaal (2010); – Het rapport van ABD Topconsult «Begroting van de Koning» Evaluatie begroting van de Koning en onderzoek rationale van belastingvrijdom en hoogte grondwettelijke uitkeringen (2015); – De voorlichting van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid voor begrote gelden die overeenkomstig de Wet financieel statuut van het koninklijk huis worden besteed, gegeven de vrijheid van de Koning om zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang, in te richten (2016); – Het inkomen van de Koning De totstandkoming en ontwikkeling van het financieel statuut van het koninklijk huis (1972), Van Baalen e.a., (2017); – De voorlichting van de Raad van State over de B-component van het inkomen van de Koning (2023)

Naar boven