Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36600-B nr. Q |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36600-B nr. Q |
Vastgesteld 27 november 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over Uitkomsten van het overhedenoverleg op 16 april 2025. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 8 juli 2025.
• Een uitstelbericht van 12 augustus 2025
• De antwoordbrief van 26 november 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman
Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 8 juli 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 25 april 2025 over de uitkomsten van het overhedenoverleg op 16 april 2025.2 De leden van de fracties van de BBB en de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdD, CDA en de PvdD gezamenlijk hebben naar aanleiding van uw brief een aantal vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De VNG heeft de aangekondigde ingebrekestelling opgeschort in afwachting van de conclusies in augustus 2025. Wat zijn de gevolgen als er in augustus géén bevredigende oplossing komt voor de compensatie van de jaren 2023 en 2024? Wat doet u om dit te voorkomen?
Waarom wordt er pas in augustus 2025 definitief gesproken over compensatie voor de door gemeenten gemaakte jeugdzorguitgaven van 2023 en 2024? Gemeenten hebben deze kosten al lang geleden voorgeschoten en zitten al jaren klem. Waarom is er niet nagedacht over een inlooptraject voor deze achterstallige betalingen? Bent u bereid dit alsnog te doen?
U noemt «versterkte en aanvullende maatregelen» uit de Hervormingsagenda Jeugd voor 2028 en verder. Kunt u gedetailleerd aangeven welke concrete maatregelen dit betreffen en op welke wijze deze zullen zorgen voor minder bureaucratie en meer directe hulp aan gezinnen en jongeren op lokaal niveau? Wordt de regeldruk voor de gemeenten hierdoor ook minder? Graag ontvangen de leden een toelichting.
De interbestuurlijke samenwerkingsagenda noemt cruciale thema's zoals «zorg en welzijn», «landelijk gebied» en «bestaanszekerheid». Hoe gaat deze agenda er concreet voor zorgen dat de levenskwaliteit van de inwoners in kleinere plattelandsgemeenten direct verbetert, en dat het niet bij praten blijft, maar ambities ook daadwerkelijk lokaal kunnen worden waargemaakt?
Waarom is het in het overhedenoverleg «de afgelopen maanden veel over thema’s in het sociaal domein» gesproken en worden de «fysieke thema’s» pas na het meireces 2025 behandeld? Wordt daarmee niet te laat geanticipeerd op de eveneens dringende problemen rondom de invoering van de Omgevingswet, vergunningverlening, infrastructuur, betaalbare woningbouw en de aanpak van stikstof die de inwoners van onze gemeenten óók raken? In hoeverre is ook hier de verdeling van taken en middelen uit balans geraakt?
De Woo kost de gemeenten ook veel geld, er lopen inmiddels verschillende onderzoeken. Bent u ook hierover met de gemeenten in overleg? Graag ontvangen de leden een toelichting
U spreekt over een «goede balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht». Wat betekent dit concreet voor gemeenten die al jaren klagen over een overdaad aan taken zonder voldoende middelen? Zullen de gemeenten voldoende worden gecompenseerd voor de CAO-stijging? Graag ontvangen de leden hierop een toelichting.
Wat gaat u concreet doen met het ROB-advies Meters maken met medebewind3; zodat het dit keer niet blijft bij woorden maar er ook samen wordt gewerkt aan een structurele oplossing?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van OPNL, GroenLinks-PvdD, CDA en de PvdD
Is vóór het versturen van uw brief overleg gevoerd met de VNG om na te gaan of zij de inhoud van deze brief ook kunnen onderschrijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderschrijft de VNG de inhoud van deze brief? Indien uw antwoord op de eerste vraag negatief is, bent u dan bereid bij toekomstige brieven over de uitkomsten van overhedenoverleggen dergelijke afstemming met de VNG en andere deelnemers wél te laten plaatsvinden? Deze leden waarderen het dat de uitkomsten van het overhedenoverleg met beide Kamers zijn gedeeld. Gezien het belang van goede interbestuurlijke verhoudingen, zeker ook in financiële zin, en het feit dat medeoverheden een cruciale rol spelen in de uitvoering van veel wet- en regelgeving, achten deze leden het van belang dat de Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van overhedenoverleggen. Kunt u bevestigen dat de uitkomsten van toekomstige overhedenoverleggen voortaan structureel per brief met zowel de Eerste als de Tweede Kamer zullen worden gedeeld?
Op 30 januari 2025 heeft de deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd (commissie-Van Ark) een zwaarwegend advies uitgebracht. Het advies richtte zich zowel op het gebied van de hervormingsagenda zelf als op de financiële tekorten. De opvolging hiervan is besproken in het overhedenoverleg. U schrijft in uw brief: «Voor 2028 en verder worden de beheers- en inhoudelijke maatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd versterkt en worden aanvullende maatregelen uitgewerkt.». Kunt u aangeven welke planning u hierbij voor ogen heeft – en kunt u tevens uiteenzetten welke aanvullende maatregelen uitgewerkt zullen worden?
U schrijft voorts: «In het overhedenoverleg is aangegeven dat het kabinet bereid is om ook over deze compensatie [compensatie van door gemeenten gedane uitgaven voor de jeugdzorg in de jaren 2023/2024, de leden] te willen doorpraten en daarover uiterlijk in augustus van dit jaar conclusies te trekken.». Kunt u aangeven in welk overhedenoverleg u dit gaat bespreken, aangezien u verderop in uw brief aangeeft dat er in het eerstvolgende overhedenoverleg met name aandacht zal zijn voor de fysieke thema’s? In aanvulling op het bovenstaande, wat zal uw inzet zijn bij het overleg over deze compensatie?
U geeft tevens aan dat er een intensief gesprek heeft plaatsgevonden met de medeoverheden over de totstandkoming van een interbestuurlijke samenwerkingsagenda, die een meerwaarde biedt ten opzichte van de bestaande sectorale tafels. De leden van bovengenoemde fracties verwelkomen deze sector overstijgende, meer integrale aanpak van Rijk in samenwerking met de medeoverheden. Immers, de grote maatschappelijke uitgaven waarvoor ons land staat, «kunnen alleen goed worden ingevuld als de vier overheden daar gezamenlijk hun schouders onder zetten», zo blijkt uit uw brief.
U geeft daarbij aan dat er intensief is samengewerkt op vijf cruciale thema's, te weten: zorg en welzijn, weerbaarheid, robuuste ruimtelijke keuzes, landelijk gebied en bestaanszekerheid. Inderdaad, belangrijke thema’s voor de interbestuurlijke samenwerkingsagenda, waarover vervolggesprekken worden gevoerd. Hoewel dit inderdaad belangrijke thema’s zijn, verrast het deze leden dat – in het licht van de breed gesignaleerde knelpunten voor onder meer woningbouw, economische en maatschappelijke ontwikkelingen als gevolg van knelpunten in de energievoorziening – het thema klimaat- en energiebeleid niet in het rijtje wordt genoemd.
In maart 2024 heeft de ROB een advies uitgebracht over de nationale ondersteuning die nodig is voor decentraal klimaat- en energiebeleid. Daarbij gaat het om de bestuurlijke inbedding van het klimaat- en energiebeleid en, daarmee samenhangend, om de bekostiging van het decentrale klimaat- en decentrale energiebeleid. Dit advies bevat onder andere voorstellen om ervoor te zorgen dat de medeoverheden in staat worden gesteld om de energie- en klimaatdoelstellingen te kunnen realiseren.4 Kunt u toelichten waarom «klimaat- en energiebeleid» niet als één van de vijf of zes cruciale thema's wordt genoemd waarop de departementen en medeoverheden intensief samengewerkt hebben?
In aanvulling op het bovenstaande, kunt u aangeven hoe de op 19 december 2024 vastgestelde Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda met afspraken voor het energiesysteem van de toekomst5 zich verhoudt tot de interbestuurlijke samenwerkingsagenda waar u in uw brief van 25 april naar verwijst? Ging het in december vorig jaar mogelijk nog om een voorbeeld van de «oude generatie» sectorale interbestuurlijke samenwerkingsagenda. En is er inmiddels sprake van een «nieuwe generatie» van de interbestuurlijke samenwerkingsagenda, waarop uw brief doelt?
In aanvulling op bovenstaande is ook de implementatie van de Omgevingswet en de (financiële) gevolgen hiervan reden tot zorg. Zeker gezien de enorme opgaven in het Ruimtelijke Domein en het gebrek aan uitvoeringskracht is interbestuurlijke afstemming ook op dit onderwerp van belang, zie hiervoor het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur van 19 december 2023.6 Deelt u deze analyse en op welke wijze is dit onderdeel van de interbestuurlijke afstemming?
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, I.M. Lagas MDR
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 augustus 2025
Op 25 april 2025 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het overhedenoverleg op 16 april 2025. Naar aanleiding van deze brief hebben leden van uw vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken een aantal vragen gesteld. Hierbij deel ik u mede dat deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord. De beantwoording vraagt namelijk om interdepartementale afstemming, dat vanwege de recesperiode niet haalbaar is binnen de gebruikelijke termijn.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2025
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen vanuit de vaste commissie voor Binnenlandse zaken als reactie op de brief inzake de uitkomsten van het overhedenoverleg op 16 april 2025. In deze brief beantwoord ik, samen met de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, de gestelde vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
Vraag 1. Wat zijn de gevolgen als er in augustus géén bevredigende oplossing komt voor de compensatie van de jaren 2023 en 2024? Wat doet u om dit te voorkomen?
Antwoord 1. Zoals ik u in mijn brief van 16 september 2025 aan uw Kamer7 heb laten weten, zijn het kabinet en de VNG tot gezamenlijke afspraken gekomen over de compensatie van de incidentele tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Zoals u in deze brief kan lezen heeft de VNG aangegeven dat dit kabinet gezien de financiële ruimte, in goed overleg met gemeenten tijdens de diverse overhedenoverleggen, op een goede wijze financieel invulling heeft gegeven aan het rapport Van Ark, naast de beleidsmatige invulling waar op dit moment gezamenlijk aan wordt gewerkt. Er is wat de VNG betreft op dit moment een werkbare financiële positie voor gemeenten. Dit betekent een goede basis voor de benodigde samenwerking als één overheid op het jeugddossier.
Vraag 2. Waarom wordt er pas in augustus 2025 definitief gesproken over compensatie voor de door gemeenten gemaakte jeugdzorguitgaven van 2023 en 2024? Gemeenten hebben deze kosten al lang geleden voorgeschoten en zitten al jaren klem. Waarom is er niet nagedacht over een inlooptraject voor deze achterstallige betalingen? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Antwoord 2. Zoals bij vraag 1 aangegeven zijn het kabinet en de VNG tot gezamenlijke afspraken gekomen over de compensatie van de incidentele tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Gemeenten hebben in totaal 728 miljoen euro ontvangen, welke middelen nog in 2025 aan gemeenten zijn uitgekeerd. Daarmee, en met de afspraken uit de Voorjaarsnota 2025, zijn de financiële afspraken op het terrein van jeugd tussen Rijk en VNG geactualiseerd. Gezamenlijk werken we verder aan de doelen van de Hervormingsagenda Jeugd, waaronder een houdbaar jeugdstelsel.
Vraag 3. U noemt «versterkte en aanvullende maatregelen» uit de Hervormingsagenda Jeugd voor 2028 en verder. Kunt u gedetailleerd aangeven welke concrete maatregelen dit betreffen en op welke wijze deze zullen zorgen voor minder bureaucratie en meer directe hulp aan gezinnen en jongeren op lokaal niveau? Wordt de regeldruk voor de gemeenten hierdoor ook minder? Graag ontvangen de leden een toelichting.
Antwoord 3. Met de voorjaarsnota en de suppletoire begroting zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten en zijn aanvullende afspraken gemaakt. Enerzijds gaat het om een intensivering en prioritering van de reeds gemaakte afspraken in de Hervormingsagenda op de volgende thema’s:
• Steviger inzetten op het wegnemen van factoren die bijdragen aan de hoge instroom in jeugdzorg.
• Jeugdhulp zo licht als mogelijk inzetten, zo zwaar als nodig.
• Het verbeteren van de kwaliteit van de geboden jeugdhulp.
• Ervoor zorgen dat vraag en aanbod beter in balans komen.
• Beter monitoren en de sturing verbeteren op afspraken i.h.k.v. de Hervormingsagenda.
Op dit moment zijn we met de bij de Hervormingsagenda betrokken partijen in gesprek over de afspraken die nodig zijn om de Hervormingsagenda te intensiveren. Het is op dit moment nog niet mogelijk om gedetailleerd aan te geven welke concrete maatregelen het betreft. Het streven is uw Kamer hierover nader te informeren met de eerstvolgende voortgangsbrief Jeugd die verstuurd zal worden in aanloop naar het Wetgevingsoverleg Jeugd, vooralsnog gepland op 2 februari as.
Anderzijds gaat het, zoals benoemd in de afspraken van juni8, om aanvullende maatregelen die bijdragen aan de beheersbaarheid van het stelsel. Inzake de aanvullende maatregelen gaat het om het sturen op trajectduur en het invoeren van een eigen bijdrage. Voor beide maatregelen geldt dat deze op dit moment nader worden uitgewerkt. Dan pas kan in meer detail aangegeven worden hoe deze maatregelen er uit komen te zien. Of, en op welke wijze deze maatregelen bijdragen aan minder bureaucratie op lokaal niveau hangt sterk af van de vormgeving van de maatregelen. Wel zijn dit belangrijke doelen van de Hervormingsagenda om de toegankelijkheid, passendheid en kwaliteit van de jeugdhulp te verbeteren en de administratieve lasten in de sector te verlagen.
Vraag 4.De interbestuurlijke samenwerkingsagenda noemt cruciale thema's zoals «zorg en welzijn», «landelijk gebied» en «bestaanszekerheid». Hoe gaat deze agenda er concreet voor zorgen dat de levenskwaliteit van de inwoners in kleinere plattelandsgemeenten direct verbetert, en dat het niet bij praten blijft, maar ambities ook daadwerkelijk lokaal kunnen worden waargemaakt?
Antwoord 4. De Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda is bedoeld om in goede samenwerking tussen álle overheden, waaronder plattelandsgemeenten, te werken aan de realisatie van maatschappelijke opgaven binnen de mogelijkheden die er zijn. Daarbij is het belangrijk dat met landelijk beleid op bovengenoemde cruciale thema’s een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het welbevinden van alle inwoners van Nederland, rekening houdend met specifieke kenmerken van gebieden en regio’s. Zo zorg ik er met het Nationaal Programma Vitale Regio’s (NPVR) voor dat het Rijk met elf regio’s aan de randen van Nederland langjarig samenwerkt aan veilige en leefbare regio’s, een duurzaam en bereikbaar voorzieningenniveau en een gezonde en kansrijke toekomst voor inwoners. Maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en inwoners worden hier nadrukkelijk bij betrokken. Het programma heeft ook expliciete aandacht voor de grensoverstijgende samenwerking met de buurlanden en het oplossen van grensbelemmeringen. Ook wordt in dit kader ingezet op beleids- en investeringslogica waarbij we werken aan passend Rijksbeleid met aandacht voor regionale verschillen en brede welvaart. Dit doen we op basis van signalen vanuit regio’s, gemeentelijke netwerken en individuele gemeenten en provincies.
Vraag 5. Waarom is het in het overhedenoverleg «de afgelopen maanden veel over thema’s in het sociaal domein» gesproken en worden de «fysieke thema’s» pas na het meireces 2025 behandeld? Wordt daarmee niet te laat geanticipeerd op de eveneens dringende problemen rondom de invoering van de Omgevingswet, vergunningverlening, infrastructuur, betaalbare woningbouw en de aanpak van stikstof die de inwoners van onze gemeenten óók raken? In hoeverre is ook hier de verdeling van taken en middelen uit balans geraakt?
Antwoord 5.In samenspraak met de decentrale overheden zijn de vijf thema’s uit de Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda tot stand gekomen. Als gevolg van de actualiteit en het gedeelde gevoel van urgentie hebben de thema’s zorg en welzijn, met name de jeugdzorg, en de terugval in het Gemeentefonds in 2026 de hoogste prioriteit gekregen op het overhedenoverleg, met instemming van de overige deelnemers aan het overleg. Na het overhedenoverleg van april 2025 is in gezamenlijkheid besloten dat voor een volgende editie van het overhedenoverleg fysieke thema’s geagendeerd worden. De dringende thema’s die uw Kamer hierboven noemt zijn opgenomen in de Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda, en zijn ook op andere bestuurlijke overleggen (zoals het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen) aan de orde geweest. Op die tafel is de afspraak gemaakt onderzoeken te starten naar OV/publieke mobiliteit, milieu en infrastructuur, waarbij nadrukkelijk gekeken wordt naar de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht.
Vraag 6. De Woo kost de gemeenten ook veel geld, er lopen inmiddels verschillende onderzoeken. Bent u ook hierover met de gemeenten in overleg? Graag ontvangen de leden een toelichting.
Antwoord 6. Er wordt op dit moment een onderzoek naar de uitvoeringslast van Woo-verzoeken uitgevoerd. Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in de uitvoeringslasten, kosten en (benodigde) capaciteit van het afhandelingsproces. Het richt zich op alle bestuursorganen die vallen onder de Woo, zoals uitvoeringsorganisaties, provincies, gemeenten, waterschappen en de Hoge Colleges van Staat. Zij zijn actief betrokken bij het opzetten en uitvoeren van het onderzoek. Daarnaast maakt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ook onderdeel uit van de begeleidingscommissie van dit onderzoek. Het streven is om het onderzoek rond de jaarwisseling af te ronden, in aanloop naar de aanstaande en vervroegde wetsevaluatie van de Woo.
Vraag 7. U spreekt over een «goede balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht». Wat betekent dit concreet voor gemeenten die al jaren klagen over een overdaad aan taken zonder voldoende middelen? Zullen de gemeenten voldoende worden gecompenseerd voor de CAO-stijging? Graag ontvangen de leden hierop een toelichting.
Antwoord 7. Het demissionaire kabinet heeft oog voor de financiële positie van gemeenten en is zich ervan bewust dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is van rijk en gemeenten om samen aan de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht te werken. Dit betekent dat de taak, de zeggenschap over deze taak en de bevoegdheden en middelen die nodig zijn om deze taak goed uit te kunnen voeren met elkaar in verhouding staan. De structurele inzet die nodig is om genoemde balans te borgen, heb ik geschetst in de actieagenda goed bestuur op 27 juni jl.9 Via het Overhedenoverleg heeft het kabinet met de koepels van de medeoverheden gesproken over de aanpak van grote opgaven en de zorgen die hierbij spelen, zoals de financiering van gemeenten en provincies en de uitvoerbaarheid van de plannen.
Met betrekking tot CAO-stijgingen merk ik op dat de normeringssystematiek van het gemeentefonds gekoppeld is aan de ontwikkeling volume- en prijsontwikkeling van het bruto binnenlands product. In de ontwikkeling van het van het bruto binnenlands product zijn ook loonstijgingen inbegrepen.
Zoals benoemd in vraag 2 zijn er specifiek op de Jeugdzorg afspraken gemaakt over het verbeteren van de balans in de vorm van de Hervormingsagenda Jeugd. Onderdeel van deze afspraken is een advies van een deskundigencommissie, welke dit jaar haar eerste advies heeft gepubliceerd. Het Rijk heeft hier in financiële zin opvolging aan gegeven en afspraken met de VNG over gemaakt. Er is wat de VNG betreft op dit moment een werkbare financiële positie voor gemeenten.
Vraag 8. Wat gaat u concreet doen met het ROB-advies Meters maken met medebewind; zodat het dit keer niet blijft bij woorden maar er ook samen wordt gewerkt aan een structurele oplossing?
Antwoord 8. Op dit moment bereidt het kabinet een integrale reactie voor op de ROB-adviezen Afrekenen met disbalans en Meters maken met medebewind, waarbij het kabinet ook ingaat op het ROB-advies op verzoek van de Eerste Kamer over monitoring. De inhoud van de adviezen raakt alle betrokken actoren; decentrale overheden, fondsbeheerders, departementen en het parlement. Ik hecht er derhalve aan om de reactie zorgvuldig voor te bereiden alvorens ik deze met uw kamer kan delen.
Passende bestuurlijke en financiële verhoudingen hebben ook nu al mijn aandacht. In de actieagenda goed bestuur van 27 juni jl. informeerde ik uw Kamer over mijn inzet om te werken aan goed bestuur, een sterke democratie en goede interbestuurlijke verhoudingen. Daarin ga ik ook in op de scheefgroei die is ontstaan in het bestuurlijk-financieel arrangement op een aantal grote taken die naar gemeenten zijn gedecentraliseerd en op welke onderdelen het kabinet hiervoor oplossingen realiseert. In de afgelopen periode heeft het kabinet in samenspraak met gemeenten stappen gezet om de balans te verbeteren in het sociaal domein. Over de afspraken die het kabinet hierover met de VNG heeft gemaakt is uw Kamer onder meer geïnformeerd in de Voorjaarsnota 2025 en in de Kamerbrief van 16 september over invulling afspraken jeugdzorg Overhedenoverleg voorjaar 2025.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van OPNL, Groenlinks-PvdA, CDA en de PvdD
Vraag 9.Is vóór het versturen van uw brief overleg gevoerd met de VNG om na te gaan of zij de inhoud van deze brief ook kunnen onderschrijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderschrijft de VNG de inhoud van deze brief? Indien uw antwoord op de eerste vraag negatief is, bent u dan bereid bij toekomstige brieven over de uitkomsten van overhedenoverleggen dergelijke afstemming met de VNG en andere deelnemers wél te laten plaatsvinden? Kunt u bevestigen dat de uitkomsten van toekomstige overhedenoverleggen voortaan structureel per brief met zowel de Eerste als de Tweede Kamer zullen worden gedeeld?
Antwoord 9. Ter afstemming en vóór versturing is een conceptversie van de Kamerbrief gedeeld met de koepels van decentrale overheden. Aangezien in de brief een weergave wordt gegeven van de uitkomsten van dit overleg ligt afstemming met de deelnemers mijns inziens voor de hand. Ik zal die afstemming met decentrale overheden ook het uitgangspunt laten zijn voor toekomstige overhedenoverleggen en uitkomsten in beginsel met zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer delen.
Vraag 10. Op 30 januari 2025 heeft de deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd (commissie-Van Ark) een zwaarwegend advies uitgebracht. Het advies richtte zich zowel op het gebied van de hervormingsagenda zelf als op de financiële tekorten. De opvolging hiervan is besproken in het overhedenoverleg. U schrijft in uw brief: «Voor 2028 en verder worden de beheers- en inhoudelijke maatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd versterkt en worden aanvullende maatregelen uitgewerkt.» Kunt u aangeven welke planning u hierbij voor ogen heeft – en kunt u tevens uiteenzetten welke aanvullende maatregelen uitgewerkt zullen worden?
Antwoord 10. Op dit moment wordt er gewerkt aan de uitwerking van zowel de intensivering van de Hervormingsagenda als aan de aanvullend ingeboekte maatregelen, te weten de eigen bijdrage voor jeugdhulp en het sturen op trajectduur. Voor de intensivering van de Hervormingsagenda lopen op dit moment gesprekken binnen het kabinet en met betrokken partijen bij de Hervormingsagenda (gemeenten, aanbieders, professionals en cliëntenorganisaties). In de eerstvolgende voortgangsbrief Jeugd (vooralsnog gepland op 2 februari as.) zal uw Kamer hierover nader worden geïnformeerd. Voor de aanvullende maatregelen geldt dat er op dit moment gewerkt wordt aan een nadere uitwerking. Zodra duidelijk is welke vormgeving de maatregelen krijgen zal er ook meer helderheid gegeven kunnen worden over de planning.
Vraag 11. U schrijft voorts: «In het overhedenoverleg is aangegeven dat het kabinet bereid is om ook over deze compensatie [compensatie van door gemeenten gedane uitgaven voor de jeugdzorg in de jaren 2023/2024, de leden] te willen doorpraten en daarover uiterlijk in augustus van dit jaar conclusies te trekken.». Kunt u aangeven in welk overhedenoverleg u dit gaat bespreken, aangezien u verderop in uw brief aangeeft dat er in het eerstvolgende overhedenoverleg met name aandacht zal zijn voor de fysieke thema’s? In aanvulling op het bovenstaande, wat zal uw inzet zijn bij het overleg over deze compensatie?
Antwoord 11. Zoals ik u in mijn brief van 16 september 2025 aan uw Kamer10 heb laten weten, zijn het kabinet en de VNG tot gezamenlijke afspraken gekomen over de compensatie van de incidentele tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Gemeenten hebben in totaal 728 miljoen euro ontvangen van het Rijk.
Vraag 12. Kunt u toelichten waarom «klimaat- en energiebeleid» niet als één van de vijf of zes cruciale thema's wordt genoemd waarop de departementen en medeoverheden intensief samengewerkt hebben?
Antwoord 12. Er is in nauw overleg met de koepels van de medeoverheden gekeken waar het regeerprogramma van kabinet-Schoof medeoverheden raakt en op welke thema’s intensieve samenwerking gezocht moest worden via het overhedenoverleg, met als doel een interbestuurlijke samenwerkingsagenda. Via het overhedenoverleg wordt op deze thema’s gekeken naar de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht. Op basis van het totaalbeeld worden de gezamenlijke opgaven en wat daarvoor nodig bij de uitvoering domeinoverstijgend en in integraliteit bezien. Dat laat uiteraard onverlet dat er ook op andere beleidsthema’s intensief samengewerkt moet worden tussen departementen en medeoverheden, niet in de minste plaats op het klimaat en energiebeleid.
Via het Bestuurlijk Overleg Klimaat en Energie wordt hierover regelmatig gesproken tussen de betrokken departementen en (de koepels van) medeoverheden. In navolging van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) wordt er binnen de interbestuurlijke samenwerkingsagenda energiesysteem gewerkt aan de decentrale doorvertaling van het NPE en PEH (programma energiehoofdstructuur). Daarnaast zijn tot en met 2030 middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van decentraal klimaat- en energiebeleid (CDOKE).
In overleg met de koepels zijn de vijf thema’s uit de Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda tot stand gekomen. Deze samenwerkingsagenda kent een dynamisch karakter. Richting de toekomst kan via het overhedenoverleg gezamenlijk nog worden bezien of er thema’s aan de interbestuurlijke samenwerkingsagenda moeten worden toegevoegd of daarvan kunnen worden afgehaald.
Vraag 13. In aanvulling op het bovenstaande, kunt u aangeven hoe de op 19 december 2024 vastgestelde Interbestuurlijke Samenwerkingsagenda met afspraken voor het energiesysteem van de toekomst zich verhoudt tot de interbestuurlijke samenwerkingsagenda waar u in uw brief van 25 april naar verwijst? Ging het in december vorig jaar mogelijk nog om een voorbeeld van de «oude generatie» sectorale interbestuurlijke samenwerkingsagenda. En is er inmiddels sprake van een «nieuwe generatie» van de interbestuurlijke samenwerkingsagenda, waarop uw brief doelt?
Antwoord 13. Het overhedenoverleg treedt nadrukkelijk niet in de plaats van bestaande structuren en overlegtafels. Daarmee vervangt de interbestuurlijke samenwerkingsagenda in het kader van het overhedenoverleg dus ook geen bestaande sectorale afspraken, zoals die over het energiesysteem.
Vraag 14. In aanvulling op bovenstaande is ook de implementatie van de Omgevingswet en de (financiële) gevolgen hiervan reden tot zorg. Zeker gezien de enorme opgaven in het Ruimtelijke Domein en het gebrek aan uitvoeringskracht is interbestuurlijke afstemming ook op dit onderwerp van belang, zie hiervoor het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur van 19 december 2023. Deelt u deze analyse en op welke wijze is dit onderdeel van de interbestuurlijke afstemming?
Antwoord 14. In aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn interbestuurlijke afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het bestuursakkoord.11 In dit kader zijn ook interbestuurlijke financiële afspraken gemaakt.12 De Omgevingswet is in werking getreden en de uitvoeringsondersteuning is ondergebracht in de lijnorganisatie van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Ook worden er gesprekken gevoerd over deze interbestuurlijke governance afspraken.
Bevoegde gezagen hebben richting de inwerkingtreding nog aanvullende financiële middelen ontvangen en op dit moment loopt conform interbestuurlijke afspraken een traject van financiële monitoring. Kortgeleden is het onderzoek naar de transitiekosten en de Nulmeting aan u verzonden.13 Eén en vijf jaar na inwerkingtreding zullen financiële evaluaties plaatsvinden. Begin 2026 zal de eerste financiële evaluatie worden opgeleverd. Op basis van de evaluaties wordt – indien relevant – met de interbestuurlijke partijen verder gesproken. Op deze manier houden wij verder vinger aan de pols.
Daar waar nieuwe taken voortkomen uit de opgaven in het ruimtelijke domein zal de uitvoerbaarheid door andere overheden indien van toepassing steeds onderwerp van gesprek zijn, ook in uw Kamer. De Code Interbestuurlijke Verhoudingen, de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO) en uiteraard wettelijke kaders als de Financiële-verhoudingswet (bijvoorbeeld artikel 2) fungeren daarbij als leidraad voor deze gesprekken. Dit sluit aan op de kabinetsreactie over het betreffende Rli-advies waarin wordt benadrukt dat het van belang is dat departementen samen met medeoverheden goed nadenken over de uitvoerbaarheid van beleid bij de voorbereiding van beleid en/of regels die medeoverheden raken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F. Rijkaart
De Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, J.Z.C.M. Tielen
Samenstelling:
Lagas (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Kroon (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Janssen (SP), Talsma (ChristenUnie), Dessing (FVD), Van Bijsterveld (JA21), Schalk (SGP), Straus (VVD), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Raad voor het Openbaar Bestuur, Koersen op klimaatneutraal. Aansturing en bekostiging van het decentrale klimaat- en energiebeleid, advies, 28 maart 2024; https://www.raadopenbaarbestuur.nl/actueel/nieuws/2024/3/28/nationale-ondersteuning-nodig-voor-decentraal-klimaat--en-energiebeleid
Zie het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur van 19 december 2023: het advies «De uitvoering aan zet: omgaan met belemmeringen bij de uitvoering van beleid voor de fysieke leefomgeving». (https://www.rli.nl/publicaties/2023/advies/de-uitvoering-aan-zet).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-B-Q.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.