De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de Grondwet is verankerd dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat
is;
overwegende dat gemeenten veel taken in medebewind uitvoeren;
constaterende dat de regering in antwoord op schriftelijke vragen aangeeft dat er
geen goed overzicht is van de taken die door gemeenten in medebewind worden uitgevoerd
en wat de kosten hiervan zijn;
constaterende dat de kosten van Jeugdzorg hierop een uitzondering vormen en het advies
van de commissie-Van Ark overtuigend inzichtelijk heeft gemaakt welke forse en door
gemeenten niet te dragen tekorten zich op dit beleidsterrein voordoen;
constaterende de het hierdoor voor de Eerste Kamer niet mogelijk is om de begroting
gemeentefonds te toetsen aan artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) en artikel
108, lid 3 de Gemeentewet;
constaterende dat het hierdoor voor de Eerste Kamer niet mogelijk is om voor het geheel
aan taken na te gaan in hoeverre niet gedekte kosten voor de medebewindstaken de financiële
ruimte voor autonome taakuitoefeningen van gemeente opsouperen, terwijl alleen al
het Jeugddossier inzichtelijk maakt welke ongewenste effecten zich ter zake kunnen
manifesteren;
constaterende dat het hierdoor voor de Eerste Kamer ook niet mogelijk is om na te
gaan of er voldoende (financiële) autonomie resteert voor gemeenten zoals vereist
conform artikel 124 van de Grondwet;
constaterende dat deze informatie noodzakelijk is voor de Eerste Kamer om de begroting
gemeentefonds voor ravijnjaar 2026 goed te kunnen keuren;
verzoekt de regering om bij de aanbieding van de begroting gemeentefonds 2026 aan
het parlement expliciet te onderbouwen hoe de diverse te onderscheiden medebewindstaken
adequaat gefinancierd zijn en inzichtelijk te maken hoe er voldoende budget resteert
voor de autonome taak van gemeenten conform artikel 124 Grondwet en artikel 9 van
het Europees Handvest inzake lokale autonomie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Fiers
Moonen
Van der Goot
Hartog
Nanninga
Janssen
Nicolaï
Holterhues
Van Toorenburg