36 600 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2025

A VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN1

Vastgesteld 21 januari 2025

1. Inleiding

Naar aanleiding van het begrotingswetsvoorstel van het gemeentefonds 2025, hebben de leden van de BBB-fractie vragen.

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, D66, PvdD en OPNL hebben gezamenlijk enkele vragen over het voorstel.

De leden van SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel en wensen hierover enkele vragen te stellen.

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

De regering heeft de Tweede Kamer toegezegd haar begin dit jaar te informeren over het vervolg van de herijking van het verdeelsysteem van het gemeentefonds. Kan de regering aangeven of ze de termijn van deze toezegging kan halen. Tevens verzoeken deze leden deze toezegging ook aan de Eerste Kamer te doen.

Kan de regering aangeven hoe zij kijkt naar een eventuele vertraging van de brief over de herijking van het verdeelsysteem van het gemeentefonds? Is een vertraging/temporisering volgens de regering verenigbaar met de beginselen van goed bestuur en de uiteindelijke uitvoerbaarheid van alle gemeentelijke taken op lokaal niveau?

Is het mogelijk dat in de toegezegde brief aan de Tweede Kamer (die deze leden ook graag rechtstreeks aan de Eerste Kamer zien toegezonden) ook een gedetailleerde planning opgenomen wordt waaruit de gemeenten kunnen opmaken waar ze wanneer aan toe zijn?

Hoe beziet de regering in brede zin (gemeenten, infrastructuur, sociaaleconomische posities) de staat van de leefbaarheid op het platteland? Gaat het volgens de regering de goede kant op en kan zij dat toelichten?

Voorziet de regering dat de huidige grootte van het gemeentefonds afdoende is om plattelandsgebieden leefbaar te houden en de huidige uitvoeringsstandaarden van de gemeenten door heel Nederland te handhaven?

Ziet de regering ruimte om in het «ravijnjaar» 2026 incidenteel een financiële bijdrage te doen aan het gemeentefonds om de directe problemen die zich gaan vormen in de uitvoeringstaken van gemeenten te voorkomen?

Hoe beschouwt de regering de verhouding van het aantal taken, middelen en de mate van uitvoeringskracht tussen het rijk, de provincies en de gemeenten?

Hoe beziet de regering de financiële situaties van gemeenten na «ravijnjaar» 2026? Op welke manier gaat de regering gemeenten structureler ondersteunen om de middelen en taken van gemeenten meer in balans te brengen?

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, D66, PvdD en OPNL gezamenlijk

Veel gemeenten en de VNG voorzien in het kader van het gemeentefonds grote financiële knelpunten in 2026 en de jaren daarna. Dit heeft diverse oorzaken. Gezien de omvang van de problematiek gaat dit inwoners stevig raken. Rijk en gemeenten zijn in overleg over oplossingen, maar de tijd dringt want gemeenten moeten al begin 2025 keuzes maken, ter voorbereiding op de kadernota’s 2026. Het is daarom belangrijk dat de Eerste Kamer, in het kader het budgetrecht, tijdig zicht heeft op de beschikbare middelen voor 2026, de bijbehorende (medebewind)taken, risico’s en uitvoeringsonzekerheden. Om dit goed en tijdig te kunnen beoordelen hebben de leden van de fracties enkele vragen.

Kan de regering op korte termijn inzicht geven in het takenpakket van gemeenten en een overzicht opstellen van taken die gemeenten in medebewind uitvoeren? Voor de duidelijkheid; hiermee wordt niet bedoeld het overzicht van taakmutaties uit de circulaires, want dit geeft geen inzicht in de omvang van de taken en biedt geen houvast bij een adequate beoordeling of er voldoende middelen tegenover staan. Indien de regering dit niet kan geven, dan is de vraag hoe de regering zonder dit inzicht in staat is om te voldoen aan het gestelde in artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) en artikel 108 lid 3 van de Gemeentewet, waarin het compensatiebeginsel is vastgelegd?

De financiële problematiek van decentrale overheden is onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming 2025 van het Rijk. Het is belangrijk, in verband met de mogelijke grote gevolgen voor inwoners, om op dat moment ook duidelijkheid te hebben over de balans tussen enerzijds de omvang van het gemeentefonds en anderzijds de bijbehorende taken. Dit heeft namelijk concrete gevolgen voor de kadernota’s van de gemeenten.

Deelt de regering het belang van deze duidelijkheid ten tijde van de voorjaarsbesluitvorming? De leden verzoeken de regering daarom om in de voorjaarsbesluitvorming 2025, en later uiteraard bij de begroting 2026, expliciet te onderbouwen welke taken de gemeenten geacht worden uit te voeren voor het beschikbaar gestelde budget. Er is ook een scenario denkbaar dat de financiële omvang van het gemeentefonds ten tijde van de voorjaarsbesluitvorming door het Rijk wordt bepaald, maar dat de effecten voor het daarbij behorende takenpakket nog niet duidelijk zijn. Dit is een onwenselijk scenario, omdat het gemeenten dan voor een onmogelijke afweging stelt. Deelt de regering deze analyse? Wat gaat de regering doen om dit scenario te voorkomen? Indien aan de orde, verzoeken de leden de regering om concreet aan te geven hoe gemeenten hetzelfde takenpakket uit kunnen voeren met minder geld.

Eind januari 2025 wordt door de onafhankelijke deskundigencommissie een advies gegeven over de (tekorten) in de Jeugdzorg. Naar alle waarschijnlijkheid compliceert dit de gesprekken over het gemeentefonds. Hierover stellen de leden de vraag hoe dit advies wordt meenomen in de voorjaarsbesluitvorming. Voorziet de regering departementale discussies waardoor duidelijkheid voor gemeenten en voor de kinderen die het betreft uitblijft? Zo ja, gaat de regering dit voorkomen?

De leden van de fracties hechten groot belang aan de uitvoerbaarheid van beleid. Daarom hebben zij de volgende vragen.

Worden er UDO’s (uitvoerbaarheidstoetsen decentrale overheden) uitgevoerd in het kader van het gemeentefonds? Zo nee, waarom niet? Indien er UDO’s zijn uitgevoerd voor de begroting gemeentefonds 2025 en daarna, is de regering bereid deze met de Eerste Kamer te delen? Kan de regering aangeven hoe zij de inhoud van deze uitvoeringstoetsen beoordeeld? Welke gevolgen verbindt de regering aan de resultaten van deze UDO’s? Graag ontvangen de leden een overzicht en planning van de nog uit te voeren UDO’s in het kader van het gemeentefonds 2026. Ook hier de vraag om deze te delen met de Eerste Kamer.

Op 11 maart staat het Overheden Overleg gepland over het gemeentefonds 2025. Is de regering bereid om de Eerste Kamer direct daarna te informeren over de uitkomsten? Graag specifieke aandacht hierbij voor de totale omvang van het gemeentefonds in relatie tot de taken, dus de balans tussen taken en middelen. Het eerder gevraagde overzicht van taken is hierbij behulpzaam.

De uitvoeringskracht van de overheid staat onder druk. Vele rapporten van het afgelopen jaar bevestigen deze analyse. De Raad voor het Openbaar Bestuur pleitte recent in haar ongevraagd advies «Naar een uitvoerende macht»2 voor een fundamentele herijking binnen de overheid. Gemeenten zijn belangrijke uitvoerders van overheidstaken. Daarom hebben de leden de volgende vraag aan de regering.

Deelt de regering deze oproep van de ROB? Hoe beoordeelt de regering de relatie die gelegd wordt tussen het «versterken van de positie van de uitvoerende professionals en organisaties binnen de overheid» en «het herwinnen van het vertrouwen van burgers en het gezag van de overheid als geheel»? Ziet de regering gemeenten ook als belangrijke uitvoerende overheidsorganisaties? Is de inhoud van dit ROB-advies uitgangspunt bij de besluitvorming over het gemeentefonds? Zo ja, op welke wijze?

Op 10 september jl. heeft de Eerste Kamer aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) gevraagd om advies uit te brengen over de opzet en werkwijze van een jaarlijkse monitor die inzicht moet geven in de financiële verhoudingen tussen het Rijk en medeoverheden. Dit advies is mede gevraagd in het licht van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw). Hierover wensen de leden de volgende vraag te stellen. Hoe beoordeelt de regering deze monitor? Is de regering van mening dat een monitor behulpzaam zal zijn bij een goede uitvoering van artikel 2 van de Financiële-verhoudingenwet (Fvw)?

4. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

Zijn de gevolgen van de bezuinigingen op het gemeentefonds duidelijk met betrekking tot de ambities, taken en realisatiekracht van de gemeenten? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de uitvoering van de taken door gemeenten verder onder druk komt te staan door de aangekondigde bezuinigingen, onvoldoende compensatie voor de inflatie en een korting bij het overdragen van de specifieke uitkeringen? Heeft de regering inzicht welke gevolgen dit gaat hebben voor de inwoners van de gemeenten? Heeft de regering inzicht in wat de gevolgen zijn van de bezuinigingen op de gemeenten voor de lokale en regionale samenwerking bij de uitvoering van taken?

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag en ziet deze graag zo spoedig mogelijk tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Lagas

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Lagas (BBB) (voorzitter), Kroon (BBB),Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

Naar boven