Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36600 nr. AG |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36600 nr. AG |
Vastgesteld 18 november 2025
De vaste commissie voor Financiën2 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Financiën over voorlichting en advies over de consequenties van en het handelingsperspectief bij een verworpen begroting. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 1 juli 2025.
• De antwoordbrief van 17 november 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Karthaus
Aan de Minister van Financiën
Den Haag, 1 juli 2025
De leden van de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer hebben met belangstelling kennisgenomen van de door de Eerste Kamer gevraagde voorlichting van de Raad van State over de consequenties van en het handelingsperspectief bij een verworpen begroting3, alsmede van de brief van de Algemene Rekenkamer aan de Tweede Kamer over de gevolgen van een verworpen begroting.4
De commissieleden verzoeken u om een inhoudelijke reactie te geven op deze beide documenten en daarbij toe te lichten of u een discrepantie ziet tussen de voorlichting van de Raad van State en de brief van de Algemene Rekenkamer. Ook verzoeken de leden van de commissie in te gaan op de wijze waarop het kabinet uitvoering zal gaan geven aan de door de Tweede Kamer aanvaarde motie-Grinwis c.s.5, waarin het kabinet wordt verzocht om middels een wetswijziging de rechtsonzekerheid weg te nemen die nu bestaat wanneer een ontwerpbegroting wordt weggestemd, door in de Comptabiliteitswet 2016 vast te leggen dat de regering na verwerping onverwijld een nieuw begrotingswetsvoorstel indient.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Pim van Ballekom
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2025
De leden van de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer hebben om een inhoudelijke reactie gevraagd over de voorlichting van de Raad van State over de consequenties van en het handelingsperspectief bij een verworpen begroting6 en de brief van de Algemene Rekenkamer aan de Tweede Kamer over de gevolgen van een verworpen begroting. Ook is gevraagd toe te lichten of ik een discrepantie zie.7 Daarnaast hebben de commissieleden geïnformeerd naar de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de door de Tweede Kamer aanvaarde motie Grinwis c.s.8 over het wijzigen van de Comptabiliteitswet 2016 om de rechtsonzekerheid weg te nemen die ontstaat wanneer een ontwerpbegroting wordt weggestemd.
De inzichten van de Algemene Rekenkamer en Raad van State zijn waardevol en bieden duidelijkheid in het relevante vraagstuk rond het verwerpen van een begroting. Zowel de Algemene Rekenkamer als de Raad van State benadrukken dat het van belang is dat zowel het kabinet als Staten-Generaal zoveel mogelijk doen om een begrotingswetsvoorstel aanvaard te krijgen, omdat de verwerping van een begroting een onwenselijke situatie oplevert. Ik sluit mij hier volledig bij aan. Solide overheidsfinanciën in combinatie met een stabiel en voorspelbaar begrotingsproces creëren zekerheid en duidelijkheid voor burgers en bedrijven. Wanneer begrotingen niet voor de start van het jaar vaststaan, levert dat maatschappelijke onzekerheid op, waarbij organisaties en bedrijven (investerings)beslissingen kunnen uitstellen en burgers niet goed weten waar ze vanuit de overheid op kunnen rekenen. Niet voor niets is het begrotingsproces zo ingericht dat in het voorjaar al de meerjarige doorkijk op de plannen wordt gegeven en in september de uitwerking wordt gepresenteerd, maanden voordat het jaar van start gaat. In mijn brief van juli jl. over ditzelfde onderwerp heb ik ook geschetst dat er diverse mogelijkheden voor kabinet en parlement zijn om desgewenst een begrotingswetsvoorstel aan te passen tijdens de parlementaire behandeling, om daarmee het verwerpen van een begroting te vermijden. Een ordentelijk begrotingsproces heeft een belangrijke democratische functie en is een gezamenlijke verantwoordelijk van het parlement en het kabinet. Zo wordt de vereiste voorafgaande machtiging geborgd voor het doen van uitgaven en het aangaan van verplichtingen. Een voorspelbare indiening van begrotingswetten en een gedegen parlementaire behandeling en autorisatie zijn hierbinnen essentieel. Ik zal mij hiervoor blijven inzetten en vraag ook aan uw Kamer om zorg te dragen voor de tijdige behandeling van de begrotingsstukken.
Grotendeels komen de voorlichting van de Raad van State en de brief van de Algemene Rekenkamer over het onderwerp verwerpen overeen. Op twee punten zijn de voorlichting en de brief niet helemaal gelijk. Daar waar de Algemene Rekenkamer in zijn advies de mogelijkheid benoemt om na Prinsjesdag een (nieuwe) begroting in te dienen nadat een begroting eerder door de Tweede of Eerste Kamer is verworpen, adviseert de Raad van State dat de regering dit onverwijld zou moeten doen om het budgetrecht niet in te perken. In het verlengde hiervan adviseert de Raad van State om deze plicht wettelijk vast te leggen. Naar aanleiding hiervan wil ik de Comptabiliteitswet 2016 op dit punt aanpassen en zal ik een wetsvoorstel hierover voorbereiden. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie Grinwis c.s., zoals ik ook aan de Tweede Kamer heb geschreven.9
Het tweede punt waarop de voorlichting en het advies iets anders luiden, is de toepassing van de mogelijkheid om vooruitlopend op parlementaire autorisatie uitgaven te kunnen doen gedurende een zogenoemde begrotingsloze periode, zoals bepaald in artikel 2.25 van de Comptabiliteitswet 2016. In zijn brief had de Algemene Rekenkamer gesuggereerd om deze mogelijkheid gedurende een zogenoemde begrotingsloze periode als praktische leidraad te nemen bij het uitvoeren van (lopend en nieuw) beleid. De Raad van State heeft daarentegen in zijn advies aangegeven dat de regels van artikel 2.25 van de Comptabiliteitswet 2016 gedurende een begrotingsloze periode niet van toepassing zijn, omdat er gedurende die periode nu eenmaal geen begrotingsvoorstel bij het parlement aanhangig is en er dan niet wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarde om een beroep te doen op artikel 2.25 van de Comptabiliteitswet 2016.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Samenstelling:
Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van der Linden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (ChristenUnie), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van der Goot (OPNL), Van Rooijen (50PLUS), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-AG.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.