Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 560 XIII Jaarverslag en slotwet van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2023

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2023–2024

A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2023 wijzigingen aan te brengen in:

  • 1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

  • 2. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie;

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

Mede namens de Minister voor Klimaat en Energie,

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M.Adriaansens

B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1 Leeswijzer

De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

2 Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 395 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 346,2 mln aan kasuitgaven. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2023 € 10,3 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 45,9 mln minder aan verplichtingen aangegaan.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 171,7 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 0,5 mln lager dan begroot bij Najaarsnota.

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget van AiNed stond volledig op 2022 terwijl de verplichtingen over verschillende jaren wordt aangegaan. Bij voorjaarsnota 2023 is het verplichtingenbudget dat niet is gebruikt in 2022 verdeeld over de jaren 2023 en verder. In 2023 is er een geactualiseerde raming gemaakt waaruit blijkt dat het verplichtingenbudget anders moet worden verdeeld. Voor 2023 stond er € 38,3 mln teveel begroot.

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Bij de Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 5 mld aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 2,7 mld aan kasuitgaven. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2023 € 456,50 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 1,23 mld minder aan verplichtingen aangegaan.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 373 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 49 mln hoger uitgevallen dan geraamd.

Verplichtingen

Verplichtingenmutaties groter dan € 10 mln:

  • De onderbenutting op de diverse garantieregelingen was circa € 880 mln. Dit betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB ‒ € 450 mln; Groeifaciliteit ‒ € 77 mln en Garantie Ondernemingsfinanciering ‒ € 350 mln.

  • Voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) hebben bedrijven minder aanvragen bij financiers gedaan dan het garantieplafond toelaat. Dit is een herkenbare trend uit de afgelopen jaren. Doordat minder aanvragen zijn gedaan en doordat er minder bedrijven failliet zijn gegaan, zijn er minder schadeclaims uitbetaald. Daarom ook minder verplichtingen aangegaan.

  • De Groeifaciliteit is gericht op risicodragend vermogen dat nodig is bij bijvoorbeeld snelle groei, bedrijfsovername of uitbreiding in het buitenland. Er zijn voor deze regeling in 2023 minder aanvragen bij financiers gedaan dan dat de verwachting was voor 2023. Daarom ook minder verplichtingen aangegaan.

  • De Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) is een garantieregeling gericht op middelgrote en grote leningen waarbij in 2023 weinig aanvragen zijn binnengekomen dan wel door de RVO zijn goedgekeurd. De regeling is inmiddels gesloten.

  • Op het instrument Verduurzaming Industrie was er een onderuitputting van € 11,8 mln. De lagere verplichtingenrealisatie is voornamelijk te verklaren vanuit minder verplichtingen dan geraamd voor de TSE haalbaarheidsstudie-regeling. Deze regeling loopt door in 2024 en verplichtingen worden naar verwachting alsnog in 2024 gerealiseerd.

  • De verplichtingen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) zijn € 8 mln hoger dan was geraamd. De TVL regeling is inmiddels gesloten, maar er lopen bij RVO bezwaar- en beroepzaken. Er zijn meer bezwaar-en beroepzaken gegrond verklaard waardoor er meer verplichtingbudget nodig was dan geraamd.

  • Het verplichtingenbudget van Urgendamaatregelen Industrie is maar deels gebruikt voor specifieke projecten ihkv versnelde CO2-reductie. niet benut verplichtingenbudget schuift deels door naar 2024; het laatste jaar waarin er ook nog kasmiddelen beschikbaar zijn tbv Urgenda-doeleinden.

  • Van het verplichtingsbudget voor het NGF-project Groenvermogen van de Nederlandse economie is € 77 mln niet gerealiseerd. De onderuitputting is ontstaan als gevolg van een vertraging in de uitvoering. Diverse subsidieregelingen - waaronder de ondersteuning van grootschalige demonstraties en ketenprojecten via een zogenaamde ‘opschalingsregeling’ - zijn of worden later gepubliceerd dan eerder voorzien en zullen pas in 2024 tot uitvoering komen en/of tot uitgaven leiden. In het voorjaar van 2024 zal van de mogelijkheid gebruik gemaakt worden om het budget dat in 2023 niet wordt besteed weer beschikbaar te stellen voor de zelfde doelen en uitgaven via de specifieke eindejaarsmarge die voor alle NGF-projecten geldt.

  • Voor het IPCEI-project Microelektronica is er meer uitgegeven dan begroot. De raming van deze middelen was niet nauwkeurig door de onzekerheid over het notificatietraject bij de Europese Commissie. De projecten zijn uiteindelijk eerder goedgekeurd dan werd verwacht in de laatste raming. Hierdoor kon de uitfinanciering van de individuele projecten onder het IPCEI-project eerder starten.

  • Voor het NGF-project PhotonDelta is er vertraging opgelopen met het opstellen en verstrekken van een subsidie waardoor deze niet dit jaar, maar volgend jaar wordt verleent. In het voorjaar van 2024 zal van de mogelijkheid gebruik gemaakt worden om het budget dat in 2023 niet wordt besteed weer beschikbaar te stellen voor de zelfde doelen en uitgaven via de specifieke eindejaarsmarge die voor alle NGF-projecten geldt.

  • Voor het NGF-project NXTGEN HIGHTECH is een deel van het budget onbenut gebleven omdat een aantal projecten niet gestart zijn in 2023 en er een te ruimte inschatting was het benodigde budget in het eerste jaar. Deze projecten zullen in 2024 starten, daarom worden deze bij de 1e suppletoire begroting in 2024 weer opgevraagd.

  • De meerjarige subsidie voor het kennis- en ontwikkelingsprogramma van Platform Talent voor Technologie is later beschikt dan gepland. Hierdoor zijn de uitgaven en verplichtingen opgeschoven in de tijd.

  • De onderuitputting van € 16,8 mln voor de bijdrage aan RVO is mede ontstaan doordat er geen Rlok-kosten voor Q3 en Q4 zijn overgeheveld aan Buitenlandse Zaken en doordat de P- en M-budgetten voor NGF-projecten niet zijn aangesproken op het juiste instrument door RVO.

  • In de veegbrief is aangegeven dat het verplichtingenbudget voor de Rijksbijdrage aan TNO naar verwachting wordt overschreden met € 34,3 mln. Dit voornamelijk als gevolg van een hoger dan verwachtte beschikking aan TNO voor 2024, welke in het huidige jaar wordt verplicht volgens de wet TNO. Verschillende (interdepartementale) aanvullende onderzoeksopdrachten voor de subsidie over 2024 hebben hieraan bijgedragen. Deze budgetten worden door de andere departementen (BZK, J&V, SZW, I&W, LNV, en VWS) overgeboekt bij de Voorjaarsnota in 2024. Hiernaast wordt er met de Slotwet nog interdepartementale overboekingen verwerkt voor bijdragen aan TNO vanuit VWS en BZK. Hierdoor wordt het verplichtingenbudget met € 6,3 mln opgehoogd en de realisatie als het gevolg nog naar beneden bijgesteld.

  • Van het verplichtingenbudget voor PPS-toeslag is € 14 mln niet gerealiseerd. Door het karakter van de open einde regeling is het lastig om bij te sturen op prognoses. De TKI's hebben in de laatste maanden van 2023 minder bevoorschotting gevraagd dan eerder geprognotiseerd was. Dit komt mogelijk door de herzieningen in de regeling; en het overgangsjaar waarbij het e.e.a. wijzigt bij de verschillende TKI’s.

  • Van het verplichtingenbudget voor Topsectoren overig is € 13,8 mln niet gerealiseerd. Op het instrument Innovatieprogramma's Algemeen is het niet gelukt een doelmatige besteding te vinden van de middelen die bestemd waren voor SBO/Holst.

  • Voor de middelen bestemd voor de Faciliteiten Toegepast Onderzoek voor de TO2's en Rijkskennisinstellingen is vertraging opgelopen met het aangaan van de verplichtingen. Eind 2023 is een advies opgeleverd van de Commissie Jonkman, waarover MEZK eind oktober heeft besloten om de middelen op de geadviseerde manier in te zetten. Dit kwam echter te laat om dit nog budgettair te verwerken. Tijdens de Voorjaarsbesluitvorming zal er een verzoek worden ingediend bij het Ministerie van Financiën om dit verplichtingenruimte in begrotingsjaar 2024 weer op te boeken om alsnog de verplichting aan te kunnen gaan voor de geselecteerde onderzoeksfaciliteiten.

  • Storting reserve BMKB € 5 mln: De BMKB vergroot het onderpand en daarmee ook de financierbaarheid van de onderneming door middel van een subsidie. Er is minder gebruik gemaakt van deze regeling dan van tevoren werd geraamd. Hierdoor zijn onbenutte middelen gestort in de begrotingsreserve.

  • Storting reserve GO € 24 mln: De GO-regeling biedt ondernemers de mogelijkheid om financiering te ontvangen. Binnen deze regeling valt ook de GO-C en biedt bedrijven de mogelijkheid om financiering voor liquiditeit veroorzaakt door corona te ontvangen die anders niet mogelijk was geweest. Van de GO- en GO-C-regeling is minder gebruik gemaakt dan vooraf was geraamd. Daarom is het restant gestort in de begrotingsreserve. Daarnaast zijn er er terugbetalingen ontvangen voor de GO-C die vooraf niet waren geraamd. Dit is ook gestort in de reserve.

Uitgaven

Uitgavenmutaties groter dan € 10 mln:

  • Voor de Tegemoetkoming Energiekosten (hierna TEK) is minder uitgegeven dan begroot. Op basis van het gebruik van de TEK in het afgelopen jaar is de raming neerwaarts bijgesteld. Het aantal aanvragen en de hoogte van de aanvragen bleken echter lager dan de aangepaste raming. Op dit moment lopen er nog bezwaren bij de RVO die eventueel in 2024 moeten worden uitbetaald.

  • Voor de Tegemoetkoming vaste lasten (hierna TVL) is € 44 mln minder uitbetaald dan geraamd. De verlaging van het budget van TVL beteft een bijstelling van het budget op basis van actuele ramingen van RVO.

  • Voor de Qredits (leningen) is € 24 mln minder uitgegeven dan geraamd. Deze coronamaatregel loopt tot mei 2024. In 2023 zijn er minder aanvragen van bedrijven dan verwacht waardoor er onderuitputing plaatsvindt. Om die reden is er geld teruggeboekt naar de generale middelen.

  • Voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) hebben bedrijven minder aanvragen bij financiers gedaan dan het garantieplafond toelaat. Dit is een herkenbare trend uit de afgelopen jaren. Doordat minder aanvragen zijn gedaan en doordat er minder bedrijven failliet zijn gegaan, zijn er minder schadeclaims (€ 24 mln) uitbetaald.

  • De GO-C is gesloten op 15 juni 2022. Er zijn minder aanvragen gedaan dan in eerste instantie verwacht waardoor er minder kasbudget benodigd is dan initieel geraamd. Deze middelen vloeien terug naar de generale middelen. Het gaat om € 16,9 mln.

  • Van het kasbudget voor het NGF-project Groenvermogen van de Nederlandse economie is € 34 mln niet gerealiseerd. Onderuitputting is ontstaan als gevolg van een vertraging in de uitvoering. Diverse subsidieregelingen - waaronder de ondersteuning van grootschalige demonstraties en ketenprojecten via een zogenaamde ‘opschalingsregeling’ - zijn of worden later gepubliceerd dan eerder voorzien en zullen pas in 2024 tot uitvoering komen en/of tot uitgaven leiden. In het voorjaar van 2024 zal het budget dat in 2023 niet wordt besteed weer beschikbaar komen voor de zelfde doelen en uitgaven.

  • Voor het IPCEI-project Microelektronica is er € 12,9 mln meer uitgegeven dan begroot. De raming van deze middelen was niet nauwkeurig door de onzekerheid over het notificatietraject bij de Europese Commissie. De projecten zijn uiteindelijk eerder goedgekeurd dan werd verwacht in de laatste raming. Hierdoor kon de uitfinanciering van de individuele projecten onder het IPCEI-project eerder starten.

  • Vanwege vertraing in het Europese notificatie traject is de uitvoering van IPCEI CIS vertraagd. Dit heeft geleid tot dat er € 10 mln minder is uitgegeven dan geraamd.

  • Voor de PPS toeslag is er € 28,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. Door het karakter van de open einde regeling is het lastig om bij te sturen op prognoses. De TKI's hebben in de laatste maanden van 2023 minder bevoorschotting gevraagd dan eerder geprognotiseerd was. Dit komt mogelijk door de herzieningen in de regeling; en het overgangsjaar waarbij het e.e.a. wijzigt bij de verschillende TKI’s.

  • Voor het NGF-project Oncode-PACT is er € 10,9 mln minder besteed dan initieel geraamd. De verplichtingen voor dit NGF-project zijn al wel volledig aangegaan en zullen daarom in de resterende looptijd van het project nog wel tot uitbetalingen leiden. Het budget dat in 2023 niet is besteed zal via de eindejaarsmarge op NGF-middelen weer op worden gevraagd in 2024.

  • De onderuitputting van € 15 mln voor het NGF-project Circulaire Plasticsis is ontstaat als gevolg van een vertraging in de uitvoering. Diverse (deel)projecten zullen naar verwachting pas in 2024 tot uitvoering komen. Bij de 2e suppletoire is om deze reden al een deel van het budget afgeboekt, dit geldt ook voor deze resterende middelen die met de Slotwet worden afgeboekt. In het voorjaar van 2024 zal het budget dat in 2023 niet wordt besteed, via de begroting, weer beschikbaar komen voor de zelfde doelen en uitgaven.

Ontvangsten

Ontvangstenmutaties groter dan € 10 mln:

  • Voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) waren de terugontvangsten in 2023 geraamd op € 200 mln. Op dit instrument zijn door RVO de terugontvangsten uit de coronasteunmaatregel TVL gerealiseerd. In 2023 is er € 26 mln minder ontvangen van dan vooraf geraamd.

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds

Bij de Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 414,55 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 490,59 mln aan kasuitgaven. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2023 € 282,33 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 198 mln minder aan verplichtingen aangegaan.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 127 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 11,5 mln hoger dan begroot bij de Najaarsnota.

Verplichtingen

Verplichtingenmutaties groter dan € 5 mln:

  • In de zomer van 2023 is besloten € 100 mln te alloceren voor de Economische Veiligheidsfaciliteit. Deze is nader verdeeld in € 50 mln voor 2023 en € 50 mln voor 2024. De uitwerking van de faciliteit was in 2023 nog niet afgerond, waardoor de eerste tranche van € 50 mln nog niet overgemaakt is naar InvestNL. Dit bedrag wordt opgevraagd in de voorjaarsnota om in 2024 alsnog over te maken aan InvestNL.

  • De realisatie van de Thematische Technology Transfer (TTT) in 2023 vallen lager uit dan begroot. Hierdoor was de bevoorschoorting van deze TTT's gestaakt voor het laatste deel van 2023. Wanneer de kosten weer in de pas gaan lopen met de ingediende projectbegrotingen wordt de bevoorschotting conform afspraken overgemaakt. De verwachting is dat de uitgaven in 2024-2026 hoger zullen zijn dan in 2023.

  • Vanwege de eindejaarsmarge van het Toekomstfonds is er de afgelopen jaren verplichtingebudget opgehoogt op het instrument Innovatiekrediet. De verplichtingen-kas balans van het Innovatiekrediet loopt daardoor niet meer gelijk. Dit verklaart de hoge onderuitputting op het verplichtingenbudget. In 2024 zal worden gekeken of een deel kan worden afgeroomd.

  • Doordat er in eerdere jaren vertraging is opgelopen wordt er minder besteed dan origineel geraamd voor de SEED-regeling. Hierom is het kasbudget eerder in het jaar naar benenden bijgesteld. Er resteert nu nog € 11,3 mln welke met de Slotwet wordt afgeboekt. Dit budget is al wel verplicht en de verwachting is daarom ook dat de kas de komende jaren wel wordt uitgegeven.

  • De regeling Vroegefasefinanceiring biedt financiering in de vorm van een geldlening voor innovatieve bedrijven in de vroege ontwikkelingsfase. De omvang en het moment van uitbetaling is afhankelijk van aanvragen van de provincies (uitvoerder regionale luik), innovatieve bedrijven en starters. Het aantal aanvragen van bedrijven viel lager uit dan verwacht in 2023. De provincies mogen eenmaal per 3 jaar een aanvraag doen, de verwachting is dat in 2024 een hoog aantal in aanvragen gedaan wordt.

  • In 2023 is € 15 mln van het Q4C-budget beschikbaar gesteld voor Techleap.nl. Tijdens de begrotingsbehandeling EZK is het amendement Van Strien over middelen voor de ROM's aangenomen. De dekking voor deze middelen komen uit het Toekomstfonds 2024, de middelen van Q4C zijn voorzien voor deze dekking.

  • De onderuitputting van € 10,67 mln op het instrument Bijdrage aan RVO is mede ontstaan doordat er eindejaarsmarge (100%) was opgeboekt uit 2022. De middelen waren niet nodig in 2023 en zijn daardoor onbenut gebleven.

Uitgaven

Uitgavenmutaties groter dan € 5 mln:

  • Voor Onco Reserach is er € 8 mln minder uitgegeven dat geraamd. Besteding van de middelen op dit instrument gaat op basis van aanvragen van Oncode. Voor pijler 3 was er geen investeerbare propositie in 2023. Voor pijler 1 en 2 wil Oncode niet teveel geld als lening in de boeken hebben staan omdat dat investeerders afschrikt. Er was eind 2022 al een groot voorschot betaald waardoor dit realiteit werd. Voor 2024 stond er weinig begroot, met de Eindejaarsmarge van 2023 wordt dit rechtgetrokken.

  • Onder het Fund to Fund wordt het Dutch Venture Initiative en Dutch Venture Initiative II uitgevoerd door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) Oost NL. Omdat de ontvangsten op de fondsen door Oost NL opnieuw worden ingezet zijn er minder middelen aan de ROM Oost NL uitbetaald dit jaar.

  • De bijdrage aan RVO was € 10,67 mln lager dan begroot.

  • Het Dutch Future Fund is als onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020 na enkele jaren vertraging zijn dit jaar begonnen de eerste capital calls aan Invest NL uitbetaald . Zoals ook benoemd bij de 2e suppletoire begroting is het gehele budget niet benut in 2023. De verwachting is dat de vertraging in de start de komende jaren wordt goedgemaakt en uitbetaald.

  • Het Deep Tech Fund is als onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020 na enkele jaren vertraging dit jaar begonnen met de eerste capital calls via Invest NL. Zoals ook benoemd bij de 2e suppletoire begroting is het gehele budget niet benut in 2023. De verwachting is dat in 2024 dit budget wordt uitbetaald.

  • Het Fonds Alternatieve Financiering is onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020. De uitfinanciering van het fonds vind plaats op basis van de kredietbehoefte van de uitvrager. Er zijn in 2023 lagere capital calls geweest dan begroot, dit is deels het gevolg van de onderuitputting in 2022 en het doorschuiven van de budgetten naar 2023. De verwachting is dat de vertraagde start de komende jaren wordt goedgemaakt en uitgefinancieerd.

  • Het European Tech Champions Initiative (ETCI) is een nieuw Europees fonds dat belegt is bij EIF. Nederland neemt sinds 2023 deel aan ETCI voor in totaal € 100 mln. Uitbetalingen aan ETCI vinden plaats op basis van capitall call, in 2023 heeft de eerste capital call plaatsgevonden. De verwachting is dat de komende jaren verschillende capital calls gedaan worden en dat de rest van de € 100 mln wordt uitbetaald.

  • De regeling Vroegefasefinanceiring biedt financiering in de vorm van een geldlening voor innovatieve bedrijven in de vroege ontwikkelingsfase. De omvang en het moment van uitbetaling is afhankelijk van aanvragen van de provincies (uitvoerder regionale luik), innovatieve bedrijven en starters. Het aantal aanvragen van bedrijven viel lager uit dan verwacht in 2023. De provincies mogen eenmaal per 3 jaar een aanvraag doen, de verwachting is dat in 2024 een hoog aantal in aanvragen gedaan wordt. In totaal is er € 27,77 mln minder uitgegeven dan begroot.

Ontvangsten

Ontvangstenmutaties groter dan € 5 mln:

  • Onder het Fund to Fund wordt het Dutch Venture Initiative en Dutch Venture Initiative II uitgevoerd door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) Oost NL. Omdat de ontvangsten op de fondsen door Oost NL opnieuw worden ingezet zijn er minder middelen ontvangen van de ROM Oost NL dit jaar.

  • In 2023 heeft er een Innovatiekrediet project in een keer de lening afgelost. Dit bedroeg € 35 mln. Deze aflossing is hoofdverantwoordelijk voor de hoge ontvangsten op dit instrument. Normaal gesproken lossen projecten hun lening verspreid over meerdere jaren af.

  • Via de ROM's zijn er meer ontvangsten binnen gekomen dan geraamd, specifiek heeft dit betrekking op de ontvangsten op de Corona Overbruggingsleningen. Hiervoor zijn in 2023 meer leningen afgelost dan gepland.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 26.621,4 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 8.052,4 mln aan kasuitgaven. Uiteindelijk is er in 2023 ten opzichte van de Najaarsnota € 8.173 mln minder verplicht en € 345,4 mln minder uitgegeven dan begroot.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van 2.363,8 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 44,1 mln lager uitgevallen dan geraamd.

Verplichtingen

De lagere realisatie op het verplichtingenbudget is een saldo van hogere en lagere realisaties. Bij de volgende instrumenten is sprake van lagere realisatie (mutaties groter dan € 10 mln):

  • Garantieregeling geothermie: er is € 44,2 mln minder verplicht dan bij 2e suppletoire begroting geraamd, omdat RVO anders dan verwacht geen aanvragen voor garantstelling heeft ontvangen.

  • SDE+: op het geheel van de SDE+ is sprake van een onderuitputting op het verplichtingenbudget van € 116,1 mln. Een flink deel van de lagere realisatie heeft betrekking op de locatieonderzoeken die in opdracht van RVO worden uitgevoerd (€ 104,4 mln). Op het overige flankerende beleid (SDE én WOZ) is uiteindelijk € 11,7 mln minder verplicht dan geraamd.

  • SDE++: bij de SDE++ is sprake van een aanzienlijke onderuitputting van het verplichtingenbudget, omdat de verplichtingen die betrekking hebben op de openstelling 2023 voor het grootste deel pas in 2024 aangegaan zullen worden. Ten eerste is de openstelling vertraagd (van juni naar september). Ten tweede neemt het proces van het beoordelen van de aanvragen door RVO ook meer tijd in beslag dan verwacht, waardoor er nog beperkt verplichtingen aangegaan zijn voor de openstellingsronde van 2023. Daarnaast is in 2023 slechts één nadeelcomensatie toegezegd voor het intrekken van de productiebeperking van kolencentrales. Dit alles leidt tot een onderuitputting van het voor 2023 beschikbare SDE++-verplichtingenbudget van € 7.465,3 mln.

  • ISDE: het subsidieplafond voor 2023 was bepaald op basis van de prognose van de uitputting en een onzekerheidsmarge. Omdat de onzekerheidsmarge niet volledig gebruikt is, is er sprake van een onderuitputting van het beschikbare verplichtingenbudget van € 123,8 mln.

  • Overige subsidies: er is op dit instrument € 22,3 mln minder verplicht dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De subsidie aan EBN voor het versnellen van onderzoek naar CCS kon niet verstrekt worden, omdat het voorbereidende onderzoek voor deze subsidie meer tijd in beslag heeft genomen dan van te voren verwacht. Ook heeft RVO voor de correctieregeling duurzame warmte € 11,9 mln minder subsidieaanvragen ontvangen dan waar bij 2e suppletoire begroting van werd uitgegaan.

  • Opschalingsinstrument waterstof: het gehele beschikbare verplichtingenbudget van € 250,9 mln is niet gebruikt, omdat de regeling op 14 december 2023 is gesloten. RVO verwacht daarom pas in het eerste kwartaal van 2024 de beoordeling van de aanvragen af te ronden. Dan zullen de verplichtingen worden aangegaan.

  • Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE): ondanks dat er veel meer subsidieaanvragen in 2023 zijn ingediend dan in 2022 is RVO er niet in geslaagd om alle subsidieaanvragen op tijd te behandelen, waardoor het verplichtingenbudget met € 78,5 mln onbenut is gebleven.

  • IPCEI Waterstof: voor golf 3 van de IPCEI Waterstof zijn alle verplichtingen (€ 600 mln) doorgeschoven naar 2024, omdat de aanvragen nog ter beoordeling bij de Europese Commissie liggen. De Europese Commissie verwacht aan het eind van het eerste kwartaal van 2024 met haar beoordeling te komen, daarna kunnen de verplichtingen door RVO aangegaan worden.

  • Vulmaatregelen gasopslag: het volledige verplichtingenbudget voor de regeling gericht op het vullen van de gasopslagen (€ 240,0 mln) is niet benut, omdat de subsidie aan EBN toereikend was voor het vullen van gasopslagen.

  • Warmtenetten investeringssubsidie (WIS): in 2023 is er voor € 67,3 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De prognose is dat hiervan voor nog circa € 45-50 mln aan verplichtingen zal worden aangegaan in de eerste maanden van 2024. Een deel van de onderuitputting is te verklaren door de voorgestelde wijzigingen in de WIS en door het feit dat RVO de aanvragen streng toetst op doelmatigheid.

  • NGF-project NieuweWarmteNu! er zijn nog een paar projecten waaraan subsidie moet worden verleend. Deze beschikkingen zijn echter vertraagd en zullen begin 2024 alsnog worden toegekend. Het verplichtingenbudget 2023 is daarom met € 30,2 mln onderschreden.

  • Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten: de regeling is pas op 1 november 2023 in plaats van de geplande 1 september 2023 opengesteld. Er zijn daarna in 2023 geen aanvragen binnengekomen. Om die reden is het voor 2023 geraamde verplichtingenbudget van € 20 mln niet besteed.

  • Onderzoek en opdrachten: om verschillende redenen is er € 23,3 mln minder verplicht dan geraamd op diverse opdrachteninstrumenten, zoals ten behoeve van het voeren van kolenprocedures, onderzoek, projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling, onderzoek naar de nieuwbouw van kerncentrales en andere kernenergieprojecten.

  • Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER): in de raming bij 2e suppletoire begroting werd er nog van uitgegaan dat er een subsidie aan Prorail en Defensie verstrekt kon worden voor hun werkzaamheden op het gebied van het programma OER. Ook liepen er gesprekken met RWS over een bijdrage aan het plaatsen van een geleiderail langs een beoogd traject waar energie opgewekt zou worden. Uiteindelijk zijn deze trajecten vertraagd en schuift het hiermee gemoeide verplichtingenbudget (€ 23,0 mln) door naar 2024.

  • Energiehulp Oekraíne: de in-kind leveringen aan Oekraïne van goederen die bijdragen aan het herstel van de energie-infrastructuur in Oekraïne zijn afhankelijk van meerdere externe factoren, waardoor het proces van daadwerkelijke levering lang kan duren voordat een traject afgerond is. Hierdoor is het niet gelukt om de voor 2023 beschikbare verplichtingenbudget te besteden en is er sprake van een onderschrijding van het budget van € 21,0 mln.

Tegenover deze lagere realisaties staan enkele hogere verplichtingenrealisaties:

  • Garantstelling leningen COVA: de garantstelling aan de Stichting COVA is eind 2023 met € 140 mln verhoogd ten behoeve van een herfinanciering van een lopende lening aan COVA binnen het afgesproken leenplafond van € 1,4 mld.

  • Aardwarmte: er is € 37,5 mln meer verplicht dan bij 2e suppletoire begroting geraamd, omdat de subsidie aan EBN voor het SCAN-programma 2023-2026 de verplichting in één keer is aangegaan, terwijl de bijbehorende kasmiddelen over 4 jaar worden uitgekeerd.

  • Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie: er is € 824,4 mln meer in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. Zie voor een toelichting hierop bij Uitgaven.

Uitgaven

Ook de lagere uitgavenrealisatie is een saldo van hogere en lagere uitgaven dan geraamd. De volgende uitgavenmutaties (groter dan € 10 mln) heben betrekking oplagere uitgaven:

  • DEI+: er is € 11,7 mln minder betaald dan bij 2e suppletoire begroting geraamd, omdat RVO minder subsidieaanvragen en dus ook minder verzoeken tot bevoorschotting of betaling heeft ontvangen dan waar bij 2e suppletoire begroting van werd uitgegaan.

  • SDE/SDE+/SDE++: de lagere realisatie in 2023 (€ 752,4 mln) op het geheel van de subsidiecategorieën die onder de SDE, de SDE+ en de SDE++ vallen is vooral veroorzaakt doordat er in 2023 nog geen nadeelcompensatie is uitbetaald voor het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales. In 2022 is de nadeelcompensatie kolencentrales (€ 730 mln) niet tot besteding gekomen, deze middelen zijn daarom eind 2022 in de reserve gestort. In 2023 zijn deze middelen vervolgens niet aam de reserve onttrokken, omdat er voldoende SDE++-budget was om het voor 2023 benodigde budget te dekken. Uiteindelijk blijkt dat in 2023 de middelen voor de nadeelcompensatie kolencentales toch niet besteding zijn gekomen, waardoor dit leidt tot onderuitputting op de SDE++. De gehele onderuitputting is in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort.

  • ISDE-regeling: de lagere verplichtingenrealisatie (zie bij Verplichtingen) heeft geleid tot lagere uitgaven (€ 89,3 mln) op de ISDE-regeling dan bij 2e suppletoire begroting geraamd.

  • Overige subsidies: de lagere uitgaven hier (€ 15,1 mln) zijn vooral het gevolg doordat de subsidie aan EBN voor het versnellen van onderzoek naar CCS niet verstrekt is (zie bij Verplichtingen). Daarnast is een betaling van € 3 mln ten behoeve van de voorbereiding van het WarmtelinQ-project vertraagd.

  • IPCEI Waterstof: op de openstellingen van golf 2 en 3 van de IPCEI Waterstof is in totaal € 17,5 mln minder aan bevoorschottingsverzoeken binnengekomen dan geraamd.

  • Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023:hierop is in 2023 uiteindelijk€ 129,5 mln minder uitbetaald aan energieleveranciers dan geraamd. Een deel van de betalingen zal in 2024 plaatsvinden.

  • Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten: zie voor de toelichting op de lagere uitgaven (€ 20 mln) bij Verplichtingen.

  • Onderzoek en opdrachten: de lagere realisatie (€ 37,1 mln) hangt voor het grootste deel samen met het feit dat er in 2023 minder verplichtingen zijn aangegaan dan geraamd. Zie ook de toelichting bij Verplichtingen.

  • Tegemoetkoming blokaansluitingen (TTB): zie voor een toelichting op de lagere realisatie (€ 16,4 mln) bij Verplichtingen.

  • Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER): ook hier is de lagere realisatie (€ 14,4 mln) vooral het gevolg van het feit dat er in 2023 minder verplichtingen zijn aangegaan dan geraamd. Zie ook de toelichting bij Verplichtingen.

  • Energiehulp Oekraïne: hier is € 13,5 mln minder uitgegeven dan geraamd. Zie de toelichting bij Verplichtingen.

Tegenover deze lagere uitgaven staat dat er € 824,4 mln meer in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaatenergie is gestort dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. Oorzaak hiervan is met name dat in 2023 nog geen nadeelcomensatie is uitbetaald voor het intrekken van de productiebeperking van kolencentrales. Daarnaast was er sprake van lagere realisatie bij de HER+, de ISDE en het flankerend beleid rond SDE++ en Wind op Zee. Daarnaast heeft RVO meer subsidievoorschotten op de SDE, de SDE+ en de SDE++ terugontvangen dan geraamd (zie bij Ontvangsten). Zowel de genoemde meevallers aan de uitgavenkant als de meevaller aan de ontvangstenkant zijn in de reserve gestort.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten (€ 44,1 mln) hebben vooral betrekking op de volgende posten (groter dan € 10 mln):

  • Opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE): de energiebelasting (EB) en de ODE worden gecombineerd door de Belastingdienst geïnd. De verdeling naar EB en ODE vindt plaats op basis van verdeelsleutels. In december 2023 zijn de verdeelsleutels voor de tariefjaren 2020 tot en met 2022 opnieuw berekend. Op basis hiervan zijn de ontvangsten van deze tariefjaren opnieuw verdeeld. Dit heeft per saldo geleid tot een verhoging van de ontvangsten van de ODE ten nadele van de EB. Omdat met deze ontwikkeling geen rekening was gehouden in de 2e suppletoire begroting, vallen de ODE-ontvangsten hierdoor € 34,8 mln hoger uit dan geraamd.

  • ETS-ontvangsten: aan ETS-hefing is in 2023 € 18,6 mln minder ontvangen dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De ETS-ontvangsten zijn afhankelijk van de marktprijs van ETS-emissierechten op de veiling. Voor de raming wordt gebruik gemaakt van een schatting van deze prijs. De prijs is in werkelijkheid variabel; dat verklaart het verschil tussen de geraamde en daadwerkelijke ETS-ontvangsten.

  • Diverse ontvangsten: de hogere ontvangsten€ 34,0 mln) hebben voor het allergrootste deel betrekking op door ontvangers van SDE+(+)-subsidie terugbetaalde subsidievoorschotten.

Beleidsartikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 3.015,9 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 3.008,8 mln aan kasuitgaven. Uiteindelijk is er in 2023 ten opzichte van de Najaarsnota € 385,8 mln minder verplicht en € 500,8 mln minder uitgegeven dan begroot.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 6.384,9 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 4.779,9 mln geraamd.

Verplichtingen en uitgaven

De mutaties groter dan € 10 mln worden hieronder toegelicht.

  • Door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is minder uitgegeven aan vergoedingen dan de verwachting was bij de Najaarsnota:

    • € 129,2 mln minder voor vergoedingen voor fysieke schade omdat, in afwachting van de uitwerking van de PEGA-maatregelen bewoners de mogelijkheid hebben gekregen hun schademelding te pauzeren.

    • € 46,6 mln minder voor vergoedingen voor de waardedalingsregeling, omdat het grootste gedeelte van de bewoners die in aanmerking komen nu een aanvraag gedaan lijkt te hebben.

    • € 28,8 mln (enkel kasbudget) voor de uitvoeringskosten van IMG, omdat hiervoor in 2023 een verrekening heeft plaatsgevonden voor de aanvankelijk te hoog vastgestelde bijdrage voor de werkzaamheden van IMG in 2022.

  • Om te voorkomen dat het budget een vertragende factor zou vormen voor de uitvoering van de regeling voor Duurzaam Herstel is voor 2023 een ruime raming aangehouden. In 2024 worden echter pas de eerste uitkeringen verwacht voor deze regeling, waardoor het volledige budget van € 28 mln uit de tweede suppletoire begroting niet tot besteding is gekomen.

  • Het budget voor Vastgelopen dossiers wordt ingezet voor de begeleiding van complexe zaken, oplossingen worden veelal gevonden in de regulieren trajecten en regelingen waardoor een groot deel van het budget (€ 18,6 mln) niet tot besteding is gekomen.

  • Het budget voor de knelpuntenpot van het IMG (€ 10 mln) is in 2023 niet besteed vanwege het pauzeren van de schadeafhandeling in afwachting van de invoering van daadwerkelijk herstel. De verwachting was dat, ondanks de pauzeknop van IMG, de knelpuntenpot aangewend zou worden. Echter wordt inmiddels verwacht dat daadwerkelijk herstel potentieel veel van dezelfde knelpunten op kan lossen.

  • Diverse uitgaven die worden betaald vanuit de werkbudgetten op artikel 5 zijn vertraagd, waardoor ten opzichte van de tweede suppletoire begroting € 25,4 mln van het kasbudget en € 23,5 mln van het verplichtingenbudget niet tot besteding is gekomen.

  • Voor de versterkingsoperatie is € 6,7 mln meer verplicht in 2023 dan verwacht bij de tweede suppletoire begroting. Daarentegen is € 171 mln minder kasuitgaven gedaan. Dit komt met name doordat de aangegane verplichtingen niet direct leiden tot kasuitgaven voor de versterkingsoperatie onder regie NCG (€ 153 mln), die volgen gemiddeld na 1 jaar. Daarnaast zijn er geen uitgaven gedaan voor maatwerk in de versterkingsoperatie (€ 16 mln), dit is in 2023 niet nodig gebleken.

  • Het budget dat in 2023 beschikbaar was gesteld voor knelpunten in de versterkingsoperatie is niet volledig tot besteding gekomen (€ 20 mln minder verplicht, € 27 mln minder uitgegeven dan begroot). Dit komt vanwege de aard van de maatregel lastig te ramen is welke knelpunten in enig jaar worden behandeld en in welk jaar dat tot betaling leidt. 

  • Omdat de uitgaven voor Schade door versterkingsmaatregelen, Verduurzaming bij versterken en Clustering en Gebiedsfonds samenhangen met de voortgang van versterkingsoperatie is van het voor 2023 geraamde budget respectievelijk € 11,7, € 14 en € 13,4 mln niet tot besteding gekomen. Vanuit clustering en Gebiedsfonds is daarnaast € 14,4 mln overgeboekt naar de compensatie gemeenten en provincie, zie hierna.

  • Voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken met de medeoverheden (compensatie gemeenten en provincie) is meer gerealiseerd (€ 20 mln) dan verwacht. Dekking hiervoor komt vanuit het budget voor Clustering en gebiedsfonds (€ 14,4 mln), zoals gemeld in de veegbrief EZK (Kamerstukken II, 2023-2024, 36410-XIII nr. 89) en de middelen die in de kabinetsreactie op PEGA zijn toegezegd.

  • Voor Diverse subsidies versterken is € 9,2 mln minder verplicht en € 11,9 mln minder uitgegeven dan verwacht. In tegenstelling tot de verwachting ten tijde van de tweede suppletoire begroting, is het niet meer gelukt om enkele subsidies nog in 2023 te verstrekken.

  • Voor de subsidieregelingen bestuurlijke afspraken is € 46,6 mln minder verplicht, met name vanwege een geraamde verplichting van € 39,5 mln die niet benodigd bleek omdat de verplichting reeds eerder was aangegaan. Er is € 6,6 mln minder uitgegeven dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting, vanwege met name een bijdrage aan het waterbedrijf voor inpassingskosten die niet in 2023, maar in 2024 betaald zal worden(€ 3,8 mln). 

Ontvangsten

De ontvangstenmutaties groter dan € 10 mln worden hieronder toegelicht.

  • Zoals vermeld in de veegbrief EZK (Kamerstukken II, 2023-2024, 36410-XIII nr. 89) is afgelopen jaar minder ontvangen van de NAM dan eerder werd verwacht, omdat nog niet alle door het IMG gemaakte kosten voor de schadeafhandeling bij NAM in rekening zijn gebracht:

    • € 268,6 mln minder voor vergoedingen voor fysieke schade;

    • € 38,1 mln minder voor vergoedingen voor de waardedalingsregeling;

    • € 55,7 mln minder voor vergoedingen voor immateriële schade;

    • € 201,2 mln minder voor de uitvoeringskosten van het IMG.

  • Op het budget voor Diverse ontvangsten is € 39,7 mln meer ontvangen dan eerder verwacht, grotendeel doordat voor de uitvoeringskosten van IMG in 2023 een verrekening heeft plaatsgevonden voor de aanvankelijk te hoog vastgestelde bijdrage voor de werkzaamheden van IMG in 2022.

  • Zoals vermeld in de veegbrief EZK (Kamerstukken II, 2023-2024, 36410-XIII nr. 89) is ten opzichte van de tweede suppletoire begroting € 90,7 mln minder ontvangen van de NAM voor de versterkingsoperatie, omdat nog niet alle door de NCG gemaakte kosten voor de versterkingsoperatie in 2023 bij NAM gefactureerd zijn. Daarnaast betaalt NAM de wel verstuurde facturen slechts ten dele, hangende de arbitrage. De geraamde ontvangsten schuiven door naar 2024.

  • De bijdrage van NAM aan het NPG (€ 25 mln) voor 2023 is niet ontvangen, omdat hiervoor per abuis geen factuur is gestuurd in 2023. De ontvangsten schuiven door naar 2024.

  • Zoals vermeld in de veegbrief EZK (Kamerstukken II, 2023-2024, 36410-XIII nr. 89) is in 2023 € 222,2 mln minder dividend EBN ontvangen dan geraamd door een lagere verwachte winst van EBN en bijgesteld balanstotaal. Daarnaast wordt dividend belasting ingehouden die pas in 2024 door EZK van de Belastingdienst terugontvangen kan worden.

  • Op de ontvangsten van de Mijnbouwwet is in 2023 een bedrag van € 733,5 mln minder ontvangen dan geraamd doordat de rapportage die voor de raming gebruikt wordt niet aan bleek te sluiten op de realiteit.

Beleidsartikel 6 Bijdrage Nationaal Groeifonds

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 170,3 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 10,3 mln aan kasuitgaven.

De niet benutte middelen worden doorgeschoven naar 2024.

Bij Najaarsnota 2023 waren er geen ontvangsten geraamd. Er zijn geen ontvangsten gerealiseerd.

3 Niet-Beleidsartikelen

Artikel 40 Apparaat

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 632,7 mln aan verplichtingen en kasuitgaven geraamd. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2023 op totaalniveau ongeveer € 22,5 mln minder uitgegeven en verplicht dan begroot.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 123,1 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 31,6 mln lager dan begroot bij Najaarsnota.

Personele uitgaven

Er is in 2023 € 5,4 mln meer uitgegeven dan geraamd op het totaal van personele uitgaven. Toelichting:

  • Eigen personeel: de realisatie laat een onderuitputting zien van € 79,3 mln ten opzichte van de raming voor eigen personeel bij de Najaarsnota. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat bij de Najaarsnota een deel van de externe inhuur onder eigen personeel is geraamd.

  • Inhuur externen: de realisatie laat tevens een overschrijding van € 88 mln zien voor externe inhuur ten opzichte van de raming bij de Najaarsnota. Dit komt ook met name door de administratieve structuur, waarbij de externe inhuur bij de Najaarsnota gedeeltelijk onder eigen personeel is geplaatst.

  • Personeel buitendiensten: op het p-budget van de buitendiensten is een overschrijding ontstaan van ongeveer € 1,5 mln. Dit komt met name door de overschrijding bij de NCG van € 3,2 mln.

Materiële uitgaven

Er is in 2023 € 28,0 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit verschil wordt met name verklaard door:

  • DICTU: de bijdrage DICTU is € 23,4 mln hoger dan geraamd.

  • Materieel buitendiensten: op het materiële budget van de buitendiensten is er € 10,2 mln minder uitgegeven dan geraamd.

  • Bijdrage aan SSO's: de bijdrage aan SSO's is € 15,5 mln hoger uitgevallen dan geraamd bij de Najaarsnota.

  • Overige materiële uitgaven: de realisatie van overige materiële uitgaven is € 70 mln lager uitgevallen dan geraamd bij de Najaarsnota. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een onjuiste onderverdeling van de materiële uitgaven bij de Najaarsnota.

Ontvangsten

Er zijn in 2023 minder ontvangsten gerealiseerd dan verwacht. Dit verschil heeft een grootte van ongeveer € 31,6 mln en betreft vooral de NCG. Bij de NCG is de realisatie van de ontvangsten namelijk € 35,7 mln lager dan geraamd. Dit komt doordat niet alle kosten over 2023 in rekening zijn gebracht.

Artikel 41 Nog onverdeeld

Toelichting

Op artikel 41 Nog onverdeeld worden geen uitgaven gedaan. Bij de 2e suppletoire begroting 2023 is de loon- en prijsbijstelling toebedeeld aan de relevante artikelen.

Naar boven