36 560 XII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2023

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 juni 2024

De vaste commissie voor Infrastructuur heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 15 mei 2024 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 36 560 XII, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Postma

De griffier van de commissie, Schukkink

Vraag 1

De Algemene Rekenkamer constateert dat bij meerdere overbruggings- en verlengingsovereenkomsten de regelgeving rond aanbesteding niet goed is toegepast en vraagt aandacht om de aanbestedingsregels ook in acht te nemen bij de nieuwe vormen van projectvoorbereiding en -uitvoering, waarbij de aanbesteding anders wordt vormgegeven. Om aanbestedingen van grote projecten te laten slagen (vgl. Van Brienenoordbrug), zal Rijkswaterstaat steeds vaker met nieuwe vormen van projectvoorbereiding en -uitvoering moeten gaan werken, waar bij ook met een andere verdeling van risico’s (tussen opdrachtgever en opdrachtnemer) wordt gewerkt. Denkt de Rekenkamer dat Rijkswaterstaat en het ministerie klaar zijn om deze nieuwe vormen te gaan hanteren? Zo nee, welke inspanningen ziet de Rekenkamer die hiervoor nodig zijn?

RWS experimenteert met nieuwe vormen van projectvoorbereiding en uitvoering, bijvoorbeeld de tweefasenaanpak, de portfolioaanpak en de doorontwikkeling van onderhouds- en dienstencontracten. We hebben geen onderzoek gedaan in hoeverre het ministerie klaar is om deze nieuwe vormen te gaan hanteren. Wij verwijzen u naar de Minister voor een antwoord op deze vraag.

Vraag 2

Hoe beoordeelt de Algemene Rekenkamer «de schuif» die is gemaakt om meer financiële ruimte te maken voor de instandhoudingsopgave, gezien het feit dat de Minister onvoldoende inzicht heeft in de beperkingen die het gevolg kunnen zijn van de problemen die ontstaan door de groeiende instandhoudingsopgave?

Op basis van ons onderzoek blijkt dat er, ondanks de schuif die is gemaakt waarbij de laatste jaren meer wordt ingezet op instandhouding, nog steeds sprake is van een substantieel financieel verschil tussen wat de beheerders zeggen nodig te hebben en het geld dat de Minister beschikbaar stelt voor instandhouding. Dit substantiële verschil laat zien hoe belangrijk het is dat de Minister goed inzicht heeft in de onderliggende ontwikkelingen en oorzaken van de beperkingen die de hinder kunnen veroorzaken. Met deze informatie over beperkingen ontstaat een beter inzicht in de onderliggende problemen en kan de Minister efficiënte keuzes maken over de inzet van het beschikbare budget.

Vraag 3

Wat wordt er voorgesteld om de informatie voor alle betrokken partijen te faciliteren, in het licht van de constatering dat er sprake is van een substantieel verschil tussen de budgetbehoefte van de beheerders en de begroting van de Minister, en het daarom belangrijk is dat Rijkswaterstaat, ProRail én de Minister beschikken over informatie die inzicht geeft in de gevolgen van de instandhoudingsopgave?

Uit ons onderzoek blijkt dat er bij de beheerders veel informatie beschikbaar is. Voor het hoofdwegennet weet de Minister echter niet welke beperkingen er optreden waardoor hij signalen mist en heeft hij een onvolledig beeld van de gevolgen van de instandhoudingsopgave voor de beschikbaarheid van de infrastructuur. Voor het spoorwegennet is die informatie er wel.

Gezien de omvang van de instandhoudingsopgave bevelen wij de Minister aan om te zorgen voor voldoende inzicht in trends in het optreden van beperkingen.

Naar boven