Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 560 V Jaarverslag en slotwet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) 2023

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2023–204

A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 tot en met 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2023 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H.G.J. Bruins Slot

B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1 Leeswijzer

De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

2 Beleidsartikelen

2.1 Artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde

Toelichting

VerplichtingenDe verplichtingenrealisatie op artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde valt ca. EUR 15 miljoen lager uit ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Deze daling houdt voornamelijk verband met een neerwaartse bijstelling van het verplichtingenritme voor de jaarlijkse bijdrage aan de OESO, de vertraging van de renovatie van het Vredespaleis en het aangaan van minder meerjarige verplichtingen binnen het Mensenrechtenfonds vanwege bezuinigingen op het fonds welke zijn doorgevoerd na de eerste suppletoire begroting 2023 en die samenhangen met de ODA-toerekening van de uitgaven voor eerstejaars asielopvang.

UitgavenGeen toelichting nodig.

2.2 Artikel 2 Veiligheid en stabiliteit

Toelichting

Verplichtingen De verplichtingenrealisatie op artikel 2 Veiligheid en Stabiliteit valt ten opzichte van de tweede suppletoire begroting EUR 43 miljoen lager uit. Op het Matra-budget is voor de opdracht aan de RVO de meerjarig aangegane verplichting gecorrigeerd, omdat de aangegane verplichtingen jaarlijks gelijk zijn aan de uitgaven. Dit leidt tot een lagere verplichtingenrealisatie. Daarnaast heeft voor het programma Training buitenlandse diplomaten een no-cost verlenging plaatsgevonden, waardoor de huidige overeenkomst t/m het eerste kwartaal van 2024 loopt. Nieuwe meerjarige verplichtingen voor dit programma worden dan ook pas in 2024 aangegaan. Tot slot worden voor een aantal activiteiten binnen het Stabiliteitsfonds waarvoor de verplichtingen in 2023 aangegaan zouden worden, deze verplichtingen pas in 2024 aangegaan.

Uitgaven Geen toelichting nodig.

Ontvangsten Geen toelichting nodig

2.3 Artikel 3 Effectieve Europese Samenwerking

Toelichting

Verplichtingen De mutaties in de verplichtingen op artikelonderdeel 3.1 Afdrachten aan de Europese Unie zijn gelijk aan de mutaties op de uitgaven die hieronder worden toegelicht

Uitgaven De realisatie van de Europese afdrachten (artikelonderdeel 3.1) is in totaal EUR 151,3 miljoen hoger dan verwacht bij de tweede suppletoire begroting. Dit is het gevolg van onderstaande mutaties:

Bni-afdrachtDe bni-afdracht is in totaal EUR 154,2 miljoen hoger uitgevallen dan waarmee rekening werd gehouden in de raming bij de tweede suppletoire begroting. Toen is de raming neerwaarts bijgesteld onder andere naar aanleiding van de vierde aanvullende begroting van de Europese Unie (DAB 4) waarin de EU-betalingen lager waren dan eerder verwacht (in totaal EUR -478 miljoen, waarvan EUR -192,7 miljoen als gevolg van DAB4). Later werd duidelijk dat DAB4 door de Europese Commissie pas verwerkt is in januari 2024 en dat de lagere afdrachten voortkomend uit DAB 4 (EUR – 192,7 miljoen) daarmee in 2024 neerslaan. De EUR 38,5 mln. (verschil tussen het DAB4-effect en de overschrijding op de bni-afdracht) wordt veroorzaakt doordat Nederland de EU-afdrachten raamt op het jaarlijkse uitgavenplafond uit het MFK 2021-2027, inclusief de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd. Van dit totale uitgavenplafond is er minder uitgegeven op EU-niveau dan geraamd. Naar verwachting worden deze middelen bij de technische aanpassing in juni 2024, conform afspraken in het MFK, toegevoegd aan de plafonds voor latere jaren. Over de gehele MFK-periode leidt dit echter niet tot een hogere afdracht van Nederland aan de EU.

InvoerrechtenDe invoerrechten zijn EUR 2,9 miljoen lager dan geraamd ten tijde van de tweede suppletoire begroting.

Ontvangsten De realisatie van de perceptiekostenvergoeding en overige ontvangsten (artikelonderdeel 3.10) komt EUR 14,4 miljoen lager uit dan bij de tweede suppletoire begroting geraamd, op een totale realisatie van EUR 1,2 miljard. Dit hangt samen met de lagere invoerrechten.

2.4 Artikel 4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

VerplichtingenGeen toelichting nodig.

UitgavenZoals beschreven in de Decemberbrief zijn de uitgaven voor artikel 4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden hoger dan verwacht. Op artikelonderdeel 4.1 Consulaire dienstverlening Nederlanders in het buitenland vallen de uitgaven hoger uit dan gemeld in de tweede suppletoire begroting 2023. Dit wordt veroorzaakt doordat de kosten voor de invoering van een nieuw casemanagementsysteem, dat bijstand biedt aan landgenoten in noodsituaties, hoger uitviel dan voorzien. Daarnaast wordt een overschrijding van EUR 2,2 miljoen verwacht door de evacuatie uit Sudan.

OntvangstenIn 2023 zijn de consulaire ontvangsten hoger uitgevallen dan verwacht. Dit komt zowel door hogere paspoort als hogere visa ontvangsten. Doordat de paspoorten vanaf 2014 tien jaar geldig zijn, is er vanaf eind 2023 een stijging in de uitgegeven paspoorten op ambassades. Ook zijn de reisbewegingen eerder terug op het pre-Covid niveau. Dit zorgt voor hogere ontvangsten uit Visa.

3 Niet-Beleidsartikelen

3.1 Artikel 7 Apparaat

Toelichting

VerplichtingenDe verplichtingenrealisatie op artikel 7 wordt met EUR 11 miljoen overschreden ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting. Dit betreft een technische aanpassing in een boeking van de looptijd van een meerjarige overeenkomst met KPN in vervolg op de V=K aanpassing als toegelicht in het jaarverslag bij artikel 7.

UitgavenPersoneel: geen toelichting nodig.

Materieel: Voor huisvesting zijn de uitgaven bijna EUR 20 miljoen lager (waarvan EUR 7 miljoen wordt meegenomen in de middelenafspraak). Dit komt met name door vertragingen op een aantal projecten en de te late facturatie voor de huisvesting in Nederland.

Daarnaast zijn de ICT uitgaven bijna EUR 14 miljoen lager dan verwacht in de tweede suppletoire begroting. Dit komt door uitgestelde uitgaven voor Life Cycle Management ten bedrage van ongeveer EUR 5 miljoen, vanwege vertraagde uitvoering ten opzichte van de verwachting bij tweede suppletoire begroting. Verder zijn de projectuitgaven EUR 7 miljoen lager, onder andere vanwege personele capaciteitsproblemen voor wat betreft specialistische expertise.

Koersverschillen: De begroting van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt gelijktijdig met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar echter een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. In de tweede suppletoire begroting is EUR 5 miljoen al als koerswinsten opgegeven.

Naar boven