36 560 Financieel jaarverslag van het Rijk 2023

Nr. 20 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 juni 2024

De vaste commissie voor Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 15 mei 2024 inzake het rapport Staat van de Rijksverantwoording 2023 (Kamerstuk 36 560, nr. 3).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Sneller

De griffier van de commissie, Weeber

Vraag 1

Kunt u een compleet overzicht geven van alle koopkrachtmaatregelen die tijdens het kabinet Rutte IV zijn genomen en dit graag uitsplitsen per maatregel, jaar en bedrag? Gaat het nog steeds om 17,2 miljard euro (stand van zaken Miljoenennota 2023)? Kunt u tevens per maatregel aangeven wanneer deze afliep? Welke koopkrachtmaatregelen liepen in 2023 af en welke bedragen waren daarvoor gereserveerd? Kunt u hetzelfde vermelden voor het jaar 2024?

Antwoord op vraag 1

In onderstaande tabel worden de koopkrachtmaatregelen van het kabinet Rutte IV met effect op de jaren 2022 tot en met 2024 getoond. Hierbij heeft de volgende selectie plaatsgevonden:

  • Initiatieven uit de Tweede Kamer van tijdens de demissionaire periode Rutte IV, zoals de verhoging van de kinderbijslag zijn in de tabel opgenomen;

  • Het wetsvoorstel voor de beleidsmatige WML-verhoging per 1 juli 2024 is in de Eerste Kamer verworpen en daarom niet in onderstaande tabel opgenomen.

  • Tegenover (een deel van) de koopkrachtmaatregelen staan dekkingsmaatregelen. Zo zijn een aantal maatregelen om de lasten op arbeid te verlagen gedekt door de lasten op vermogen te verhogen. Deze dekkingsmaatregelen zijn niet opgenomen in onderstaande tabel.

  • Fiscale maatregelen waarvan sommige impact gehad kunnen hebben op de koopkracht van burgers, zoals het verhogen van de vliegbelasting, zijn niet genomen met doel om de koopkracht van burgers te veranderen en daarom niet opgenomen in de tabel.

De in de tabel genoemde bedragen zijn in principe bedragen uit de begrotingen of ten tijde van besluitvorming, tenzij anders aangegeven in de tabel. Aan de inkomstenkant geldt dat alleen vooraf (ex ante) een raming wordt gemaakt van de budgettaire gevolgen van maatregelen. Het is niet mogelijk om achteraf (ex post) vast te stellen hoe groot de gerealiseerde opbrengst of derving is, omdat het niet mogelijk is onderscheid te maken tussen economische effecten en beleidsmatige effecten. Voor de koopkracht is dit ook minder van belang. De microparameters (tarieven, schijfgrenzen, hoogte van (uitkerings)bedragen) zijn leidend voor de besteedbare inkomens van huishoudens. Voor het prijsplafond is het budgettair beslag wel in kaart gebracht. Uw Kamer is op regelmatige basis geïnformeerd over de stand van zaken hierover, waaronder het budgettaire beslag. In onderstaande tabel is het budgettaire beslag voor het prijsplafond opgenomen.

Het maatregelenpakket dat is aangekondigd in de Miljoenennota 2023 had een budgettair beslag van 17,2 miljard euro. In het najaar van 2022 is besloten de verlaging van de energiebelasting te laten vervallen ter dekking van het prijsplafond. Uiteindelijk bedroeg het budgettair beslag daarmee circa 12 miljard euro exclusief het prijsplafond (en de bijbehorende regeling omtrent blokaansluitingen).

Tabel 1 Overzicht koopkrachtmaatregelen

Maatregel

Omschrijving

Budgettair beslag (in mrd, «+» is saldoverslechterend)

Periode

Incidenteel of structureel

Aanvullende koopkrachtmaatregelen 20221

       

Verlaging van de btw op de energierekening

Van 21% naar 9%

1,1 miljard euro

Tweede helft van 2022

Incidenteel

Verlaging accijns op brandstof

22,46 cent per liter voor ongelode benzine, 15,48 cent per liter diesel en 5,31 per liter LPG; in tweede helft van 2023 wordt de verlaging afgebouwd

1,0 miljard euro

1 april 2022 t/m 2023 (in tweede helft van 2023 is de verlaging afgebouwd)

Incidenteel

Verhogen energietoeslag

Verhoging met 600 euro (van 200 naar 800 euro)

0,5 miljard euro extra

2022

Incidenteel

Tijdelijk prijsplafond

Tegemoetkoming van 190 euro in november en december

3,1 miljard

2022

Incidenteel

Begroting 2023 (Prinsjesdag 2022) + prijsplafond

       

Verhoging maximale zorgtoeslag

De maximale zorgtoeslag wordt verhoogd met ruim 400 euro

2,1 miljard euro

2023

Incidenteel

Verhoging huurtoeslag

Verlaging eigen bijdrage met 16,94 euro per maand

0,3 miljard euro in 2023 en 0,3 miljard euro structureel

2023

Structureel

Verhoging kindgebonden budget (WKB)

Met 356 euro voor het eerste kind, tweede kind en alleenstaande ouders en met 468 euro vanaf derde kind. Deze mutaties zijn in prijspeil 2023

0,7 miljard euro in 2023

2021–2023

Structureel, maar verhoging bedrag uit 2023 neemt in de periode tussen 2023 en 2028 weer af.

Verhoging van de arbeidskorting

In het coalitieakkoord Rutte IV was besloten om de arbeidskorting met 384 euro op de eerste twee knikpunten en met 434 euro op het derde knikpunt te verhogen. Aanvullend op deze verhogingen zijn het tweede en derde knikpunt verhoogd met 89 euro. De maximale arbeidskorting bedraagt in 2023 5.052 euro. Het afbouwpercentage wordt verhoogd naar 6,51%

3,3 miljard euro

2023

Structureel

Beleidsmatige verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) met en doorwerking op AOW en uitkeringen en invoering wettelijk minimumuurloon

Beleidsmatige verhoging van 8,05%

4,7 miljard euro in 2023 (in prijspeil 2022)

2023 (en 2024 invoering wettelijk minimumuurloon)

Structureel

Inkomensafhankelijke huurverlaging naar 1 juli 2023

Dit verlaagt de huren voor de huurders met een inkomen onder 120% van het sociaal minimum wonend in een sociale huurwoning die wordt verhuurd door een woningcorporatie. Gemiddeld wordt hun huur verlaagd met € 57 per maand

0 miljard euro

1 juli 2023–1 juli 2024

Incidenteel

Verder verhogen energietoeslag 2022 en energietoeslag in 20232

1.300 euro in 2022 en 2023

0,6 miljard euro extra in 2022 en 1,4 miljard euro in 2023

2022 en 2023

Incidenteel

Anticipatie op het prijsplafond

190 euro per maand per huishouden in november 2022 en december 2022

3,1 miljard euro

2022

Incidenteel

Prijsplafond voor de energierekening3

Plafond van 1,45 euro per kubieke meter gas (grens: 1.200 kubieke meter), 0,40 euro per kWh elektra (grens: 2.900 euro kWh) en 47,38 euro per GJ warmte (grens: 37 GJ).

4,2 miljard euro (op basis van laatste raming bij VJN 2024)

2023

Incidenteel

Tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen

Forfaitaire tegemoetkoming per zelfstandige en onzelfstandige woning achter een blokaansluiting

756 miljoen (op basis van laatste raming bij VJN 2024)

2023

Incidenteel

Begroting 2024 (Prinsjesdag 2023) en later

       

Bevriezing van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon voor de bijstand voor 2024 en geen versnelde afbouw in 2025

In 2024 bevriezing op 1,5750 en afbouw naar 1,55 in jan 2025 en naar 1,525 in juli 2025.

0,1 miljard euro in 2024

2024 en 2025

Incidenteel

Verhoging huurtoeslag

Verlaging eigen bijdrage met 34,67 euro per maand

0,7 miljard euro

2024

Structureel

Verhoging kindgebonden budget (WKB)

De bedragen voor het eerste kind worden met 750 euro verhoogd en voor de tweede en volgende kinderen met 883 euro. Het bedrag voor kinderen van 12–15 en 16–17 jaar wordt met 400 euro verhoogd. De ALO-kop wordt met 619 euro verlaagd en de inkomensdrempel voor paren met 11.111 euro verlaagd. Deze mutaties zijn in prijspeil 2024 weergegeven.

1,1 miljard euro in 2024

2024

Structureel

Verhoging arbeidskorting

Verhoging van de arbeidskorting op het tweede knikpunt met 115 euro

0,2 miljard euro

2024

Structureel

Verhoging kinderbijslag

De kinderbijslag is beleidsmatig met 21,53 euro per kwartaal in 2024 verhoogd (initiatief Tweede Kamer).

0,2 miljard euro

2024

Structureel

Verhoging kinderopvangtoeslag

Verhoging maximumuurprijzen van de kinderopvangtoeslag in 2024 (initiatief Tweede Kamer):

Dagopvang: van 9,65 euro naar 10,25 euro

BSO: van 8,30 naar 9,12 euro

Gastouder: van 7,24 naar 7,53 euro.

0,3 miljard euro in 2024 en 0,5 miljard euro structureel

2024

Structureel

Verlenging verlaging accijns op brandstof

De verlaging van de accijns op brandstof (benzine, ...) uit de tweede helft van 2023 is doorgezet in 2024 (initiatief Tweede Kamer)

1,2 miljard euro

2024

Incidenteel

Verhoging huurtoeslag

Verlaging eigen bijdrage met 3,05 per maand (momenteel in behandeling Eerste Kamer, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024)

0,1 miljard euro

2024

Structureel

X Noot
1

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/03/11/kamerebrief-aanvullende-koopkrachtmaatregelen-2022. In deze Kamerbrief wordt tevens een budgettaire tabel weergegeven.

X Noot
2

Gemeenten voeren deze regeling uit en hebben hierin beleidsvrijheid. Voorbeelden zijn het richtbedrag, de doelgroep en de wijze van uitbetaling. 1.300 euro is het richtbedrag voor zowel 2022 als 2023 voor huishoudens tot 120% van het sociaal minimum. Gemeenten hebben de mogelijkheid om 500 euro te schuiven tussen 2022 en 2023 (dus 1.800 euro in 2022 en 800 euro in 2023). De verhoging van 800 euro naar 1.300 euro in 2022 was aangekondigd in de kamerbrief (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/07/07/kamerbrief-wijziging-participatiewet-ivm-eenmalig-categoriaal-verstrekken-van-energietoeslag-aan-huishoudens-met-een-laag-inkomen) uit juli 2022.

X Noot
3

Het energieplafond verving de eerder voorgenomen verlaging van de energiebelasting in de begroting voor 2023. Het budgettaire beslag van raming en realisatie is ontleend aan het jaarverslag van EZK (pagina 108, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/jaarverslagen/2024/05/15/economische-zaken-en-klimaat-2023).

Vraag 2

Kunt u de maatregelen uit tabel 2.21 Augustusbesluitvorming bij de Miljoenennota 2023 updaten met hoeveel er uiteindelijk is uitgegeven aan de desbetreffende maatregelen?

Antwoord op vraag 2

Aan de inkomstenkant geldt dat alleen vooraf (ex ante) een raming wordt gemaakt van de budgettaire gevolgen van maatregelen. Het is niet mogelijk om achteraf (ex post) vast te stellen hoe groot de gerealiseerde opbrengst of derving is, omdat het niet mogelijk is onderscheid te maken tussen economische effecten en beleidsmatige effecten. Van de lastenmaatregelen uit de Miljoenennota 2023 is de incidentele verlaging van de energiebelasting (5,4 miljard euro) niet doorgegaan. In plaats daarvan is een prijsplafond ingesteld, waarvan de meest recente raming van de kosten 4,2 miljard euro bedraagt. Daarnaast is de AOF-premie structureel minder verlaagd (195 miljoen euro in plaats van 401 miljoen euro) en is in plaats daarvan de WBSO geïndexeerd (180 miljoen euro structureel), het lage inkomensvoordeel tijdelijk verruimd en willekeurige afschrijving in de inkomensheffing en vennootschapsbelasting toegestaan in 2023 (beide geen structureel budgettair effect). De maatregel «afschaffen FBI vastgoed» is uiteindelijk een jaar uitgesteld, naar 2025 in plaats van 2024.

Voor de uitgaven geldt dat een groot deel van de maatregelen uit de tabel ziet op het aanpassen van bestaande uitgavenregelingen. De tabel geeft de (ex ante) budgettaire wijzigingen op de ramingen van de bestaande regelingen weer. In de departementale jaarverslagen is over de realisatie van de gehele regelingen gerapporteerd. Daarbij is niet mogelijke om realisatiecijfers van aanpassingen inzichtelijk te maken. Een beperkt aantal maatregelen uit de tabel betreffen nieuwe regelingen. De realisatie over 2023 voor deze regelingen kan wel inzichtelijk gemaakt worden en zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Tabel 2

in miljoenen euro, + is saldobelastend

Raming 2023

Realisatie 2023

Reservering fonds betalingsachterstanden

50

30

Energietoeslag (1.300 euro)

1.400

1.368

Enveloppe armoede & schulden

75

74

Van de 50 miljoen euro die gereserveerd is voor het fonds betalingsachterstanden is 29,6 miljoen euro besteed aan het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2023 en 17,5 miljoen euro is vrijgemaakt voor de energietoeslag studenten. De overige circa 3 miljoen euro is als onderuitputting verwerkt. Voor de energietoeslag is 1.400 miljoen euro gereserveerd in 2023. Hiervan is 500 miljoen euro in 2022 aan gemeenten uitgekeerd zodat zij dit zo snel mogelijk aan huishouders uit konden keren. In 2023 is 867,5 miljoen euro uitgekeerd aan gemeenten. De resterende 32,5 miljoen euro is achtergehouden voor een vangnet voor verdeelstoornissen. Deze middelen worden in 2024 uitgekeerd. Van de enveloppe voor armoede & schulden is 74 miljoen euro van de gereserveerde 75 miljoen euro uitgegeven.

Vraag 3

Waarom is het aantal door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden bij de Ministeries van Defensie en Financiën duidelijk hoger dan de onvolkomenheden bij andere ministeries?

Antwoord op vraag 3

Het Ministerie van Defensie heeft een grote uitvoeringsorganisatie. Defensie heeft een forse opgave om te groeien en gelijktijdig verbeteringen in het beheer door te voeren. De aard en complexiteit van de onvolkomenheden betekent veelal dat een meerjarig verbetertraject moet worden doorlopen, hierdoor blijft het totaal aantal hoog.

Ook voor het Ministerie van Financiën geldt dat de meeste onvolkomenheden betrekking hebben op de uitvoeringsorganisaties en een meerjarige verbeteraanpak kennen. Complicerende factor hierbij is het gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel, waardoor het oplossen ervan een langer dan gewenste doorlooptijd kan hebben.

Vraag 4

Waarom is het aantal door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden bij het Ministerie van VWS structureel zo hoog?

Antwoord op vraag 4

In algemene zin duurt het vaak enkele jaren om een geconstateerde onvolkomenheid structureel op te lossen. Het afgelopen jaar heeft VWS vooruitgang geboekt in het oplossen van de onvolkomenheden; de onvolkomenheid op financieel beheer is bijgesteld van «ernstige onvolkomenheid» naar «onvolkomenheid». Ook bij het onderzoek naar de overige bestaande onvolkomenheden (subsidiebeheer, informatiebeveiliging en lifecyclemanagement) heeft de Rekenkamer geconstateerd dat vooruitgang is geboekt in het oplossen hiervan. De onvolkomenheid inkoopbeheer is in het verantwoordingsonderzoek over 2023 opgenomen als nieuwe onvolkomenheid, maar maakte voorheen deel uit van de brede onvolkomenheid financieel beheer.

Vraag 5

De Algemene Rekenkamer constateert dat het gestelde doel met betrekking tot de CO2-reductie bij lange na niet op tijd zal worden gehaald. Waarom is er zoveel achterstand?

Antwoord op vraag 5

In 2019 is voor de bedrijfsvoering van het Rijk een ambitieus doel afgesproken, namelijk om in 2030 klimaatneutraal te zijn. Het zal zeker een uitdaging zijn om dat te halen. Zoals de Minister van BZK ook in zijn reactie op de Staat van de Rijksverantwoording stelt, is betrouwbare verslaglegging cruciaal. In de sturing en monitoring zijn daar nog stappen te maken, zodat ook de achterstand kan worden geduid. De komende periode onderzoekt het kabinet of het Corporate Sustainability Reporting Directive moet worden toegepast op de bedrijfsvoering. Met duidelijke informatie en verantwoording, kunnen in de toekomst ook beter stappen worden gezet. Uiteraard blijven we ons als Rijk inzetten om het ambitieuze doel te halen. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk worden ontwikkelingen op het gebied van CO2-reductie verantwoord.

Vraag 6

De Algemene Rekenkamer constateert dat 63% van de projecten bij Defensie is vertraagd, onder andere omdat het materieelbeheer niet op orde is en grip ontbreekt. Wat wordt daar aan gedaan?

Antwoord op vraag 6

De Algemene Rekenkamer constateert bij het Jaarverslag 2023 Defensiematerieelbegrotingsfonds dat 63% van de projecten bij Defensie is vertraagd maar dit heeft geen relatie met de onvolkomenheden en het aandachtspunt rond materieelbeheer dat de AR in het Jaarverslag 2023 Ministerie van Defensie constateert. Het uitlopen van de 65 investeringsprojecten kan verschillende redenen hebben. Deze redenen zijn per project met het parlement gedeeld in het Defensieprojectenoverzicht (DPO) uit het jaar waarin de aanpassing zich heeft voorgedaan. Om het materieelbeheer van Defensie op orde te brengen worden de taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de CDS op het gebied van inrichting en monitoring van de materiele bedrijfsvoering verduidelijkt en de capaciteit hiervoor zowel kwantitatief als kwalitatief versterkt. De implementatie van verbeterplannen om de onvolkomenheden op te lossen loopt.

Vraag 7

Van de door de Algemene Rekenkamer gedane aanbevelingen wordt 70% opgevolgd. Wat zijn de belangrijkste redenen waarom dat voor de andere 30% niet het geval is?

Antwoord op vraag 7

Sommige aanbevelingen, zoals het hebben van inzicht in resultaten van beleid, zijn aan het nieuwe kabinet om op de volgen en nader uit te werken. Daarnaast worden aanbevelingen meegenomen bij lopende trajecten om nader inzicht te krijgen in uitvoerbaarheid en impact van de gedane aanbevelingen. Aan deze aanbevelingen wordt dus op een andere wijze opvolging gegeven.

Vraag 8

In hoeverre deelt u de inschatting van de Algemene Rekenkamer dat het, gelet op het personeelstekort en de afhankelijkheid van extern personeel, bij met name Toeslagen «uitdagend» blijft om het inkoopbeheer op orde te krijgen?

Antwoord op vraag 8

Voor de voortgang van de hersteloperatie is Toeslagen in grote mate afhankelijk van de inhuur van extern personeel. Dit maakt het inderdaad uitdagend het inkoopbeheer op orde te krijgen.

Waar mogelijk wordt ingezet op het versterken van bestaande processen om fouten en onzekerheden in bijvoorbeeld de minicompetitie (nadere uitvraag bij raamcontractanten) op te lossen

Vraag 9

Hoe kan de modernisering van de IT-systemen voor de omzetbelasting, inkomstenbelasting en loonbelasting in 2026 worden afgerond als de tussentijdse doelstelling voor 2023 niet is gehaald?

Antwoord op vraag 9

Binnen de Belastingdienst en binnen de ketens van de Belastingdienst is ruimschoots aandacht voor modernisering. Bij meerdere ketens is echter nog veel te doen. Hier is het traject «Regie op Modernisering» (ROM) voor opgezet. Vanuit ROM vindt centrale regie plaats op de vervanging van incourante, ofwel verouderde, technologieën. ROM voert met alle ketens tweemaandelijkse voortgangsgesprekken om de voortgang ten aanzien van het opruimen van incourante technologieën te monitoren. Daarnaast rapporteren sinds eind vorig jaar alle essentiële projecten maandelijks aan de Algemene Leiding van de Belastingdienst. De Algemene Leiding van de Belastingdienst bespreekt deze projecten maandelijks, zodat bij onverhoopte tegenvallers ook direct actie kan worden ondernomen. De programma’s en projecten met betrekking tot de omzetbelasting, loonheffing en inkomensheffing die in het Verantwoordingsonderzoek over 2023 van de Algemene Rekenkamer worden benoemd, vallen allen onder de set van essentiële projecten. Deze essentiële projecten gaan, als er keuzes gemaakt moeten worden voor inzet van capaciteit, altijd voor op andere projecten.

Bij de drie grote ketens omzetbelasting, inkomensheffing en loonheffingen is het de verwachting dat, ondanks dat de tussentijdse doelstelling niet is gehaald, de uiteindelijke deadline van eind 2026 hierdoor niet in gevaar komt. De Belastingdienst loopt dus nog op schema om de doelstelling te behalen, maar er is geen enkele ruimte voor uitloop. Dit betekent dat extra opgaven, zoals die voor box 3, het behalen van de doelstelling kunnen verstoren. Bij extra opgaven moet de Belastingdienst namelijk opnieuw keuzes maken in de inzet van de IT-capaciteit. Dit zou ten koste kunnen gaan van het behalen van de doelstelling inzake het tijdig opruimen van incourante technologieën.

Naar boven