36 550 XVI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID DOBBE

Ontvangen 4 juni 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning van de departementale begrotingsstaat worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 310.000 (x € 1.000).

II

In artikel 11 Nog onverdeeld worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 23.000 (x € 1.000).

Toelichting

In de wijziging van de VWS-begroting 2024 samenhangende met de Voorjaarsnota wordt de raming voor het Wlz-kader met € 310 miljoen in 2024 naar beneden bijgesteld. Hierbij wordt vermeld dat € 233 miljoen een incidenteel karakter heeft en € 77 miljoen doorwerkt naar 2025 en latere jaren. Indiener acht het zeer onwenselijk om nu deze bijstelling door te voeren, gezien de grote uitdagingen waar de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg en de langdurige ggz voor staan. De langdurige zorg gaat nu namelijk al gebukt onder wachtlijsten, personeelstekorten, een enorme werkdruk en in veel gevallen een achterblijvend salaris. Deze problemen kunnen uiteraard niet allemaal worden opgelost door alleen meer budget vrij te maken, maar deze bijstelling zou het wel nog lastiger maken om deze problemen aan te pakken.

Daarbij zijn de aannames onder het naar beneden bijstellen van de raming van het Wlz-kader onvolledig en onlogisch. De NZa benadrukt zelf de onzekerheid van de prognoses waar deze bijstelling aan ten grondslag ligt. Ook is er geen rekening gehouden met de uitspraak van de rechter dat de zorgkantoren opnieuw moeten kijken naar de tarieven voor de gehandicaptenzorg. Het is onduidelijk hoe groot de toename is die de doorwerking hiervan betekent voor het Wlz-kader, en dit maakt het waarschijnlijk dat de raming niet klopt en er een tekort ontstaat door het weghalen van 310 miljoen euro. Ook is er onzekerheid rondom de instroom van ggz-cliënten in de Wlz, en die werkt door in de raming waar deze bijstelling op is gebaseerd.

Bovendien heeft de Tweede Kamer eerder dit jaar al een duidelijk signaal tegen bezuinigingen op de langdurige zorg afgegeven, toen het amendement Dobbe1 werd aangenomen. Hiermee werd de destijds geplande bezuiniging van € 193 miljoen op de langdurige zorg geschrapt, omdat de Kamer deze niet verantwoord achtte. Het zou dan volgens indiener ook zeer onlogisch zijn om nu enkele maanden later alsnog een korting door te voeren die nog 60% groter is dan de geschrapte bezuiniging. Dit amendement regelt dan ook dat de geplande bijstelling van € 310 miljoen op het Wlz-kader voor 2024 geschrapt wordt. Daartoe wordt € 310 miljoen toegevoegd aan artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zodat het vanuit daar weer kan worden toegevoegd aan het Wlz-kader. Daarmee wordt dezelfde route gevolgd als bij het eerdere amendement Dobbe. Ook dient de meerjarige doorwerking van € 77 miljard aan bezuinigingen geschrapt te worden.

Gezien het feit dat deze bijstelling voor dit jaar gedurende het jaar extra is ingeboekt is het niet goed mogelijk om deze te vervangen door andere besparingen of extra inkomsten. Daarom wordt de dekking voor 2024 grotendeels gevonden in de algemene middelen. Echter kan wel een deel worden gedekt uit de nog onverdeelde € 23 miljoen uit artikel 11 van de VWS begroting. Voor de € 77 miljoen aan bezuinigingen die meerjarig doorwerkt stelt indiener voor de periode vanaf 2025 het volgende als dekking voor. Circa de helft hiervan, € 35 miljoen, kan worden gevonden in het terugbrengen van het aantal FTE’s aan communicatiemedewerkers op de kerndepartementen naar het niveau van 2018. Het overige deel kan worden gevonden in het taakstellend terugbrengen van de uitgaven aan externe inhuur door de Rijksoverheid met € 42 miljoen. Dit acht indiener gepast, aangezien op 15 mei dit jaar uit de Staat van de rijksverantwoording 2023 bleek dat het aandeel aan externe inhuur bij het Rijk steeds verder is toegenomen boven de Roemernorm.2

Dobbe


X Noot
1

Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 36

X Noot
2

Kamerstuk 2024D19061, p. 33

Naar boven