36 550 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 7 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 juni 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 31 mei 2024 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot

Adjunct-griffier van de commissie, Easton

Vragen en opmerkingen

Vraag 1:

Kan in detail worden aangegeven waardoor ondanks dat uitgaven binnen de BZK-begroting zijn doorgeschoven naar latere jaren, er toch sprake is van € 529 miljoen hogere uitgaven, met een uitgave bedrag per genoemde verklaring hiervoor?

Antwoord:

Tabel 4 in de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van BZK geeft de belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties tussen de vastgestelde begroting 2024 en de stand eerste suppletoire begroting 2024 weer. Hierin zitten onder andere kasschuiven naar latere jaren, maar bijvoorbeeld ook kasschuiven naar voren en toevoegingen aan de BZK-begroting vanuit de Aanvullende Post. Onder de tabel worden alle mutaties uit de tabel toegelicht, in dit antwoord worden de mutaties boven de € 100 mln. toegelicht.

De hogere uitgaven à € 529 mln. bestaan met name uit:

  • Een kasschuif voor de financiële herplaatsingsgarantie van 2029 naar 2024 van € 114,3 mln. Door middel van deze kasschuif kan een storting worden gedaan in de voor de garantie ingerichte begrotingsreserve.

  • Een overboeking vanaf de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën van € 133 mln. ter compensatie van uitgaven voor versnelling van de huisvesting van ontheemden (€ 33 mln. in 2025 en € 100 mln. in 2026). Via een kasschuif worden deze middelen naar 2024 geschoven om in te zetten voor het stimuleren van de woningbouw.

  • Een aantal desalderingen om de stand van de uitgavenbudgetten voor het tariefgefinancierde deel van Doc-Direkt, OBF en RIS op het juiste niveau te brengen (€ 130,2 mln.).

De eindejaarsmarge betreft € 87 mln. en wordt gebruikt om overlopende verplichtingen uit 2023 te kunnen bekostigen. De overige middelen (€ 123,5 mln.) die opgenomen zijn in de reeks «eindejaarsmarge» betreffen de middelen van regelingen die een 100% eindejaarsmarge kennen, zoals de Woningbouwimpuls.

  • De loon- en prijsbijstelling (LPO) tranche 2024 bedraagt € 191 mln. en is toegevoegd aan de begroting om de budgetten te compenseren voor loon- en prijsontwikkelingen.

Vraag 2:

Wat is de verklaring voor de fluctuatie in de uitgaven voor de huurtoeslag?

Antwoord:

In het voorjaar is de raming huurtoeslag geactualiseerd op basis van Centraal Economisch Plan (CEP)-cijfers van het CPB en realisatiecijfers over de huurtoeslag in 2023. Dit heeft geleid tot nieuwe begrotingsstanden voor 2024 en de komende jaren. In 2023 was er sprake van een meevaller doordat er minder aanvragers instroomden dan verwacht; dit is in de raming bijgesteld. De meevaller op de huurtoeslagraming wordt veroorzaakt doordat het aantal huurtoeslagontvangers naar beneden is bijgesteld. Eerder werd een hogere instroom in de huurtoeslag verwacht vanwege de verhoging van het wettelijk minimumloon, de verlaging van de eigen bijdrage en de sterk gestegen maximum huurgrens, maar de instroom blijkt nu lager. De structurele meevaller is 83 miljoen euro. De bedragen schommelen per jaar doordat de huurtoeslag afhankelijk is van een groot aantal parameters, zoals de inkomensontwikkeling, huurontwikkeling en ontwikkeling van de inflatie en de werkloosheid, en deze niet elk jaar gelijk zijn. De ontwikkelingen worden berekend op basis van het CEP.

Vraag 3:

Zijn de bedragen voor koopkrachtherstel hierin al verwerkt?

Antwoord:

De huurtoeslag is in de Augustusbesluitvorming 2023 verhoogd ten behoeve van koopkrachtbehoud. Er is een fout in de koopkrachtberekening ontdekt die leidt tot de neerwaartse bijstelling van de koopkrachtcijfers voor een deel van de huurtoeslagontvangers, voornamelijk mensen in de bijstand. Er is in de eerste suppletoire begroting vanaf 2024 structureel € 66 mln. toegevoegd aan de begroting van BZK om dit te herstellen.

Vraag 4:

Is er in de huidige begroting van de huurtoeslag feitelijk ruimte voor de voorgenomen verruiming van de Wet vereenvoudiging huurtoeslag?

Antwoord:

Door het verbreden van de huurtoeslag met het schrappen van de maximum huurgrenzen en het verlagen van de leeftijdsgrens, nemen de uitgaven aan de huurtoeslag toe. Het niet meer uitvragen en daarmee niet meer subsidiëren van de subsidiabele servicekosten leidt juist tot een besparing. Per saldo leidt dit tot extra uitgaven aan de huurtoeslag. Dekking hiervoor is deels voorzien vanuit het coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» en deels door de in het wetsvoorstel Vereenvoudiging huurtoeslag opgenomen verhoging van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage met € 4. De vanuit het coalitieakkoord 2021–2025 voorziene intensivering van € 151 mln. is sinds de eerste suppletoire begroting 2023 opgenomen in de begroting.

Vraag 5:

Wat is het effect in deze Voorjaarsnota van de afspraak met corporaties via de Nationale Prestatieafspraken over de huurverhogingsruimte van cao-loonontwikkeling –/– 0,5%?

Antwoord:

Het effect bedraagt circa € 70 mln. aan hogere huurtoeslaguitgaven wanneer wordt uitgegaan van CAO-loonontwikkeling –/– 0,5% in plaats van de consumentenprijsindex van –/– 0,5%.

Vraag 6:

Waarom is € 22 miljoen uit de dekking van de doorbouwgarantie (totaal € 175 miljoen) gehaald voor investeringen in het ondernemingsklimaat microchipsector in de regio Eindhoven?

Antwoord:

Er is politiek besloten om ook vanuit de betrokken departementen bij te dragen aan de verschillende investeringen in het ondernemingsklimaat voor de microchipsector – waaronder op het gebied van woningbouw. Er wordt € 22 mln. binnen het budget doorbouwgarantie gereserveerd ten behoeve van investeringen in het ondernemingsklimaat microchipsector in de regio Eindhoven. Voor de herleidbaarheid worden deze middelen afgeboekt en zichtbaar gemaakt binnen de regeling «vestigingsklimaat». Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het verder uit te werken scenario voor de doorbouwgarantie.

Vraag 7:

Is de resterende € 153 miljoen (reservering voor de doorbouwgarantie) voldoende voor het onderzoek naar een alternatief instrument?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK heeft aan Capital Value opdracht gegeven te toetsen in hoeverre de uitgewerkte doorbouwfaciliteit en een alternatief instrument haalbaar en effectief is. De minimale vereiste is dat het haalbaar is, rekening houdend met de afbouwverzekeraars. De effectiviteit hangt onder andere af van in hoeverre kredietverstrekkers bereid zijn vreemd vermogen te verschaffen en de reikwijdte ervan in de markt. Daarom wordt de belangstelling in de markt getoetst, met nog een extra toets bij de afbouwverzekeraars en kredietverstrekkers. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de uitwerking en de toets daarop.

Vraag 8:

Hoeveel aanvragen van gemeenten voor de woningbouwimpuls zijn in de meest recente tranche niet toegekend omdat er geen middelen meer beschikbaar waren?

Antwoord:

Er zijn geen aanvragen afgewezen omdat er geen middelen meer beschikbaar waren. Het eerste deel van de zesde tranche van de Woningbouwimpuls is in april 2024 toegekend aan 48 projecten die aan de voorwaarden van de Woningbouwimpuls voldoen. Dit met een totaalbedrag van € 177 mln. Het resterende budget van € 123 mln. is beschikbaar voor het tweede deel van de zesde tranche (de herkansingsronde). Projecten die zijn afgewezen in het eerste deel van de zesde tranche, krijgen momenteel de kans hun projecten aan te passen en opnieuw in te dienen. De verwachting is dat het volledige resterende budget hieraan besteed zal worden.

Vraag 9:

Was er in de huidige Voorjaarsnota ruimte voor een extra tranche in plaats van de ombuiging naar de microchipsector?

Antwoord:

Nee. Er is besloten om ook vanuit de betrokken departementen bij te dragen aan de verschillende investeringen in het ondernemingsklimaat voor de microchipsector – waaronder op het gebied van woningbouw. De beschikbaar gestelde middelen zijn mogelijk gemaakt door een bijdrage van € 159,5 mln. uit het Nationaal Groeifonds en herallocatie binnen de begroting van BZK van € 53 mln. Er blijft € 300 mln. voor de zesde tranche van de Woningbouwimpuls beschikbaar.

Vraag 10:

Hoe is het bedrag opgebouwd dat nu extra voorzien is (van Aanvullende Post van Financiën) voor de huisvesting van ontheemden t.b.v. € 133 miljoen?

Antwoord:

Bij voorjaarsnota 2022 is € 100 mln. uit de middelen voor de Woningbouwimpuls (Wbi) van 2026 naar 2022 gehaald voor de versnelling van de huisvesting van ontheemden uit Oekraïne. Vanwege een toename van Oekraïense ontheemden is een jaar later, bij voorjaarsnota 2023, nog eens € 33 mln. uit de Wbi van 2025 naar 2023 gehaald. Hierbij is afgesproken dat indien de verwachtte 111.630 Oekraïense ontheemden op 1 januari 2024 nog in Nederland verblijven, de middelen (€ 133 mln.) generaal beschikbaar worden gesteld. Dit was het geval. Daarom zijn de middelen bij voorjaarsnota 2024 van de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën naar de BZK-begroting overgeboekt. Via een kasschuif worden deze middelen naar 2024 geschoven om in te zetten voor het stimuleren van de woningbouw.

Vraag 11:

Hoeveel middelen zijn er vanuit de Aanvullende Post Financiën totaal nog beschikbaar voor de rest van dit jaar?

Antwoord:

Voor 2024 is nog circa € 8,5 mln. beschikbaar op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën voor BZK. Deze middelen zijn onder andere bestemd voor het huisvestingsproject van de Algemene Rekenkamer en de verbetering van dienstverlening in het kader van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK).

Vraag 12:

Hoeveel middelen zijn er vanuit BZK totaal nog beschikbaar voor de rest van dit jaar?

Antwoord:

Binnen de begroting van het Ministerie van BZK wordt per beleidsartikel aangegeven wat de budgetflexibiliteit is. De budgetflexibiliteit wordt uitgesplitst in: juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereserveerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. Het deel nog niet ingevuld/vrij te besteden bedraagt voor alle artikelen op de BZK-begroting minder dan 1%. Dit is terug te vinden in de tabel «budgetflexibiliteit» die per artikel opgenomen is in de begroting.

Vraag 13:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) is vrij besteedbaar?

Antwoord:

De budgetflexibiliteit van Artikel 3 Woningmarkt in tabel 10 op pagina 17 geeft alle flexibiliteit weer binnen de middelen die op de BZK begroting voor Wonen bestemd zijn. Deze is in onderstaande tabel opgenomen inclusief bedragen.

Budgetflexibiliteit

Percentage

Bedrag (x 1.000)

Juridisch Verplicht

90%

€ 6.488.905

Bestuurlijk gebonden

10%

€ 724.658

Beleidsmatig gereserveerd

0%

€ 22.675

Vrij te besteden

0%

€ 0

Totaal

100%

€ 7.237.260

De weergegeven budgetflexibiliteit betreft altijd een momentopname en is onderhevig aan besluitvorming. De weergegeven stand is actueel en bevat de herbestemmingen van de Voorjaarsnota. Er staat geen budget op de begroting dat vrij te besteden is.

Vraag 14:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) is beleidsmatig belegd?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 15:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) is bestuurlijk belegd?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 16:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) is juridisch verplicht?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 17:

Kan dit uitgesplitst worden naar begrotingsartikel?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 18:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) komt naar verwachting niet tot besteding in 2024?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 19:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) is bij deze voorjaarsnota herbestemd en kan alsnog een alternatieve besteding krijgen?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 20:

Welk deel van de BZK-begroting (Wonen) is bij deze Voorjaarsnota herbestemd en kan alsnog een alternatieve besteding krijgen?

Antwoord:

Zie vraag 13.

Vraag 21:

Klopt het dat de extra capaciteit bij het ministerie voor woningbouw (€ 41,8 miljoen) in feite door gemeenten wordt gefinancierd, aangezien de dekking bestaat uit resterende middelen van de woningbouwimpuls (wbi) en de wbi bij het coalitieakkoord is gefinancierd door een uitname uit het Gemeentefonds? Zo ja, hoe kijkt u naar deze dekking in het licht van de capaciteitstekorten bij gemeenten?

Antwoord:

Voor de Woningbouwimpuls is sinds 2019 in totaal meer dan € 2 mld. beschikbaar gesteld, waarvan € 1 mld. bij Miljoenennota 2020 en € 1 mld. bij het Coalitieakkoord Rutte IV. Alleen voor de € 1 mld. uit het Coalitieakkoord geldt dat deze incidenteel uit het gemeentefonds is genomen over een periode van tien jaar. Daarmee kan niet zonder meer worden gesteld dat de middelen voor extra capaciteit voor woningbouw in feite door gemeenten wordt gefinancierd. De Woningbouwimpuls is sinds 2019 als specifieke uitkering verstrekt aan medeoverheden.

De middelen voor capaciteit in het woningbouwdomein worden onder andere ingezet voor regie en ondersteuning van de gemeente bij het versnellen van de woningbouw. Daarmee kunnen we de gemeenten met deze uitbreiding juist met raad en daad bijstaan. Daarnaast wordt er met de flexpoolregeling in 2022 en 2024 in totaal € 80 mln. beschikbaar gesteld voor ondersteuning aan gemeenten en provincies die hiermee extra flexibele capaciteit en expertise kunnen aantrekken in de voorfase van woningbouwopgave.

Vraag 22:

Waarom is de reallocatie van € 85,7 miljoen van de woningbouwimpuls naar grootschalige woningbouwgebieden niet opgenomen in de tabel met belangrijkste uitgavenmutaties?

Antwoord:

Tabel 4 in de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van BZK geeft de belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties tussen de vastgestelde begroting 2024 en de stand eerste suppletoire begroting 2024 weer. Reallocaties binnen de begroting vallen hier niet onder. De reallocatie van € 85,7 mln. valt hier om die reden buiten, omdat dit budget verplaatst is binnen artikel 3.3 van woningbouwimpuls naar grootschalige woningbouwgebieden, beiden onder het instrument bijdrage aan medeoverheden.

Vraag 23:

Hoeveel sociale huurwoningen zijn er momenteel in Nederland?

Antwoord:

Volgens de CBS Woonbase waren er op 1-1-2022 in totaal 2.474.000 huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens, waarvan ongeveer 83 procent in bezit van woningcorporaties en 17 procent in bezit van overige verhuurders.

Tabel 1: Aantal huurwoningen met een huur onder de liberalisatiegrens bewoond door 1 particulier huishouden naar type verhuurder (peildatum: 1 januari 2022)
 

Aantal woningen

%

Corporatie huurwoning

2.052.000

82,9

Verhuurder anders dan woningcorporatie

422.000

17,1

Totaal

2.474.000

100,0

Vraag 24:

Hoeveel sociale huurwoningen worden er komend jaar gerealiseerd?

Antwoord:

De woningbouw van corporaties in 2025 is onzeker. Corporaties verwachten op basis van hun eigen prognoses (dPi) 41.705 nieuwbouw woningen te realiseren in 2025.

Afgelopen periode konden de corporaties niet alle voorgenomen plannen uit de dPi realiseren door oorzaken als beperkte grondposities, vertraging in vergunningverlening, bouwkostenstijging en de gestegen rente. Bij herijking van de Nationale Prestatie Afspraken deze zomer zal de prognose voor 2025 worden bijgesteld. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de herijking van de Nationale Prestatie Afspraken.

Vraag 25:

Kunt u een overzicht geven van de gemiddelde huurprijzen voor vrijesectorwoningen per vierkante meter in stedelijk en niet-stedelijk gebied?

Antwoord:

Op basis van de CBS-huurenquête bedraagt de gemiddelde huurprijs van een vrijesectorwoning per 1 juli 2023 circa 11 euro per vierkante meter. Voor de populatie vrijesectorwoningen is in dit geval uitgegaan van alle huurwoningen waarvan de huurprijs op 1 juli 2023 hoger was dan de liberalisatiegrens. Een specifiek onderscheid naar stedelijk/niet-stedelijk is op basis van de CBS-huurenquête niet te maken.

Wel kan onderstaande uitsplitsing naar landsdelen gemaakt worden, waaruit blijkt dat in de westelijke provincies (met daarin de G4 en meerdere G40-steden) de huurprijs per vierkante meter hoger ligt dan in de rest van het land.

 

Huurprijs in euro/m2

Noord

8

Oost

9

West

13

Zuid

9

Vraag 26:

Kan een schematisch overzicht gegeven worden van de groei van het aantal fte van rijksambtenaren per jaar sinds 2018?

Antwoord:

In onderstaande tabel wordt de groei van het aantal rijksambtenaren weergegeven zowel in fte als procentueel; uitgesplitst naar ministerie voor de jaren 2018–2023. Dit betreft alle FTE’s die bij P-Direkt in de administratie zitten (dit is exclusief Defensie). Hierin zitten alle werksoorten die onderscheiden worden: uitvoering, beleid, ondersteuning en inspectie.

Bron: P-Direkt

Let wel: in de vraagstelling wordt voorondersteld dat SSO’s en agentschappen vallen onder uitvoering. Dat is niet altijd zo. In de data staan de SSO’s geschaard onder de werksoort ondersteuning.

Vraag 27:

Hoeveel onvervulde vacatures zijn er op dit moment bij de rijksdienst?

Antwoord:

Op 22 mei 2024 staan er circa 4500 vacatures open.

Vraag 28:

Hoeveel procent van de arbeidsplaatsen bij de rijksdienst zijn op dit moment extern ingehuurd?

Antwoord:

De externe inhuur wordt weergegeven in geld en niet in fte’s. Het is derhalve niet bekend hoeveel procent van de arbeidsplaatsen extern zijn ingehuurd.

Vraag 29:

Hoe komt het dat onder post 13 (Maatschappelijk vastgoedfonds) in de tabel met belangrijkste mutaties een bedrag van € 249,9 miljoen is opgenomen, terwijl volgens de tekst (en de artikelsgewijze toelichting) alleen de € 74,9 miljoen voor dotaties aan bestaande fondsen naar de BZK-begroting is overgeheveld en de € 175 miljoen op de Aanvullende Post (Klimaatfonds) blijft staan? Is hier sprake van een vergissing?

Antwoord:

De € 175 mln. is inderdaad op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën blijven staan en abusievelijk in 2025 in tabel 4 belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties opgenomen.

Vraag 30:

Welk deel van de middelen voor Regiodeals komt ten goede aan sociale woningbouw?

Antwoord:

In verschillende Regio Deals zijn middelen ingezet om sociale woningbouw te bevorderen. Bijvoorbeeld in de Regio Deals Parkstad en Rotterdam-Zuid. Er zijn slechts in een enkele deal middelen rechtstreeks voor sociale woningbouw ingezet. Bijvoorbeeld in Zeeland. Het aandeel van Regio Deal middelen voor sociale woningbouw is lager dan 1%.

Vraag 31:

Kunnen de gevolgen voor de raming van de huurtoeslag gekwantificeerd worden van de verwerping op 16 april door de Eerste Kamer van de Wet verhoging minimumloon 2024, waardoor de ingecalculeerde extra verhoging van het minimumloon met 1,2% niet doorgaat?

Antwoord:

Met de Nota van Wijziging (Kamerstukken II, 2023/2024, 36 550 VII, nr. 3) zijn de budgettaire effecten voor de huurtoeslag van de verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2% teruggedraaid. Het gaat daarbij om € 10 mln. in 2024 en € 60 mln. vanaf 2025.

Vraag 32:

Kunnen de cijfers van de RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svoh) worden bevestigd dat op 31 maart 2024, na twee jaar openstelling van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), nog ruim € 144 miljoen van het totale budget van € 152 miljoen beschikbaar was en dat de onderuitputting op dit moment 95% is?

Wat is de actuele stand van de meerjarenraming Verduurzaming onderhoud huurwoningen tot en met 2029, en is deze stand realistisch gezien de informatie de op de website van de RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svoh), waaruit blijkt dat op 31 maart 2024, na twee jaar openstelling van de SVOH, nog ruim € 144 miljoen van het totale budget van € 152 miljoen beschikbaar was en dat de onderuitputting op dit moment dus 95% is?

Antwoord:

In 2023 is voor circa 2.500 woningen SVOH-subsidie aangevraagd. Voor 2024 verwachten we een verdubbeling ten opzichte van 2023 (5.000 woningen) omdat er dan meer duidelijkheid is over de Wet Betaalbare Huur en meer bekendheid met de aanstaande normering (uitfaseren E,F en G-labels in de huursector) per 2029. Voor 2025 verwachten we weer een verdubbeling ten opzichte van 2024 (10.000 woningen).

ABF research concludeert in een rapport d.d. 19 mei 2023 inzake enkel glas, dat, gelet op de voorgenomen normering per 2029, met name in de jaren 2026 tot en met 2028 het verduurzamingstempo van private huurwoningen heel hoog zal liggen (zie bijlage bij Kamerbrief d.d. 19 januari 2024 inzake verduurzaming huurwoningen). Vanaf 2026 is het de inschatting dat jaarlijks circa 45.000 private huurwoningen met energielabel E, F of G worden verduurzaamd.

Voor een raming van de kosten is aanvankelijk uitgegaan van een gemiddelde subsidiebijdrage van € 3.000 per woning. Dit is het uitgangspunt geweest bij de invoering van de SVOH. Het maximale subsidiebedrag is inmiddels € 6.000 per woning, maar uit gegevens van RVO blijkt dat de gemiddelde aanvraag bij de SVOH voor 2 maatregelen rond de € 2.300 ligt. Op basis van het ABF rapport en de recent politieke ontwikkelingen (instemming Tweede Kamer met Wet Betaalbare Huur) is de verwachting dat meer private verhuurders zullen gaan verduurzamen.

Vraag 33:

Wat is de actuele stand van de meerjarenraming Verduurzaming onderhoud huurwoningen tot en met 2029, en is deze stand realistisch gezien de informatie de op de website van de RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svoh), waaruit blijkt dat op 31 maart 2024, na twee jaar openstelling van de SVOH, nog ruim € 144 miljoen van het totale budget van € 152 miljoen beschikbaar was en dat de onderuitputting op dit moment dus 95% is?

Antwoord:

Zie vraag 32.

Vraag 34:

Waarom kunnen woningcorporaties geen beroep doen op de SVOH, hoewel op 31 maart 2024, na twee jaar openstelling van de regeling, nog ruim € 144 miljoen van het totale budget van € 152 miljoen beschikbaar was en dat de onderuitputting op dit moment dus 95% is?

Antwoord:

De SVOH is gestart als compensatiemaatregel voor de huurbevriezing in de gereguleerde sector die per 1 juli 2021 in werking is getreden naar aanleiding van de motie Beckerman (Kamerstukken II 2021/21, 35 477 nr. 13). Om de investeringscapaciteit op peil te houden, is voorzien in een tegemoetkoming voor de huurbevriezing in de vorm van een subsidie voor onderhoud, verduurzaming en energieadvies.

De doelstelling van de SVOH is per 1 april 2023 gewijzigd en de doelgroep is verbreed. Sinds 1 april 2023 is de doelstelling om energiebesparing te stimuleren bij alle huurwoningen van private verhuurders, ook voor huurwoningen in de vrije sector. Woningcorporaties zijn uitgesloten van de SVOH, want hun investeringsruimte is gegroeid door de afschaffing van de verhuurderheffing per 1 januari 2023. Er is afgesproken om de verhuurderheffing af te schaffen in ruil voor afdwingbare afspraken met corporaties. Met de woningcorporaties zijn in juni 2022 Nationale Prestatieafspraken gemaakt over – onder andere – de verduurzaming van het corporatiebezit, waaronder het uitfaseren van energielabels E,F en G per 2028.

Vraag 35:

Kunnen de gevolgen voor de raming van de huurtoeslag gekwantificeerd worden van de verwerping op 16 april door de Eerste Kamer van de Wet verhoging minimumloon 2024, waardoor de ingecalculeerde extra verhoging van het minimumloon met 1,2% niet doorgaat?

Antwoord:

Met de Nota van Wijziging (Kamerstukken II, 2023/2024, 36 550 VII, nr. 3) zijn de budgettaire effecten voor de huurtoeslag van de verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2% teruggedraaid. Het gaat daarbij om € 10 mln. in 2024 en € 60 mln. vanaf 2025.

Vraag 36:

Waarom bedraagt de mutatie bij de huurtoeslag in 2029 meer dan € 7 miljard?

Antwoord:

Er is geen sprake van een forse toename van het budget in 2029 ten opzichte van voorgaande jaren. In begrotingsjaar 2024 is het jaar 2029 toegevoegd aan het meerjarenoverzicht van de begroting. De middelen voor 2029 zijn via de extrapolatie in de eerste suppletoire begroting toegevoegd. Dit wordt technisch weergegeven als een «mutatie» in 2029. Dit geldt voor de gehele BZK-begroting.

Vraag 37:

Kunnen de cijfers van de RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svoh) worden bevestigd dat op 31 maart 2024, na twee jaar openstelling van de SVOH, nog ruim € 144 miljoen van het totale budget van € 152 miljoen beschikbaar was en dat de onderuitputting op dit moment 95% is?

Antwoord:

Deze vraag is identiek aan vraag 32 om welke reden verwezen wordt naar het antwoord bij vraag 32.

Vraag 38:

Wat is de actuele stand van de meerjarenraming Verduurzaming onderhoud huurwoningen tot en met 2029, en is deze stand realistisch gezien de informatie de op de website van de RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svoh), waaruit blijkt dat op 31 maart 2024, na twee jaar openstelling van de SVOH, nog ruim € 144 miljoen van het totale budget van € 152 miljoen beschikbaar was en dat de onderuitputting op dit moment dus 95% is?

Antwoord:

Deze vraag is identiek aan vraag 33 om welke reden verwezen wordt naar het antwoord bij vraag 33.

Vraag 39:

Is het kabinet, gezien de 95% onderuitputting op deze regeling (zie https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/svoh), bereid de SVOH open te stellen voor woningcorporaties zodat ook huurders met lagere inkomens in de gelegenheid worden gesteld om profijt te hebben van een dergelijke verduurzamingssubsidie?

Antwoord:

Nee, de investeringsruimte voor woningcorporaties is toegenomen door de afschaffing van de verhuurderheffing per 1 januari 2023. Er is afgesproken om de verhuurderheffing af te schaffen in ruil voor afdwingbare afspraken met

corporaties. Daarom zijn er Nationale Prestatieafspraken gemaakt over onder andere de verduurzaming van alle huurwoningen. Daarbij is afgesproken dat alle huurwoningen met een E, F en G-label uiterlijk in 2028 worden verduurzaamd, Deze afspraken worden gemonitord en het beeld laat zien dat de woningcorporaties goed op weg zijn met deze verduurzamingsopgave.

Vraag 40:

Wat is de reden van de verhoging van de uitgavenbudgetten voor het tariefgefinancierde deel van Doc-Direkt, OBF en RIS?

Antwoord:

De BZK onderdelen Doc-Direkt, OBF en RIS zijn Shared Service Organisaties die jaarlijks bij eerste suppletoire begroting, op basis van de dan aanwezige opdrachtenportefeuille, de hoogte van hun uitgaven ramen. De dekking van deze uitgaven vindt plaats door middel van facturatie van de geleverde dienstverlening aan de afnemers. De ontvangsten die met deze facturatie worden gerealiseerd, zijn gelijktijdig opgevoerd als begrotingsmutatie bij de ontvangstenraming van dit begrotingsartikel. Het saldo van deze uitgaven en ontvangstenmutaties is om die reden nihil.

Vraag 41:

Waarom wordt er € 5,2 miljoen extra vrijgemaakt voor de opdracht Verbinding inwoner en overheid in artikel 1.2?

Antwoord:

De € 5,2 mln. betreft de doorverdeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2024. Dit wordt grotendeels besteed ten behoeve van de Friese taal.

Vraag 42:

Hoe vallen de verschillen te verklaren tussen de jaarmutaties in de meerjarenreeks over de huurtoeslag in de suppletoire begroting BZK, en de reeksen over huurtoeslag in tabel 10 van de Voorjaarsnota (blz. 27 en 28 van de Voorjaarsnota) en de reeks Raming huurtoeslag in de verticale toelichting van de Voorjaarsnota (op blz. 108 van de Voorjaarsnota)?

Antwoord:

In tabel 10 is het totale saldo van de raming van de huurtoeslag te zien. Dit bevat zowel de uitgaven als de ontvangsten. In de verticale toelichting van de BZK-begroting staan de uitgaven en de ontvangsten in aparte tabellen. De uitgaven op pagina 108 en de ontvangsten op pagina 110 tellen samen op tot de totale reeks (zoals die te zien is op pagina 28). Het verschil tussen beide en de eerste suppletoire begroting BZK wordt verklaard, doordat in de eerste suppletoire begroting niet alleen de mutatie op de raming huurtoeslag is meegenomen, maar ook andere mutaties zoals de verhoging van het minimumloon. Deze verhoging wordt weer teruggedraaid via een nota van wijziging op deze suppletoire begroting (Kamerstukken II, 2023/2024, 36 550 VII, nr. 3).

Vraag 43:

Waarom bedraagt de mutatie bij de huurtoeslag in 2029 meer dan € 7 miljard?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 36.

Vraag 44:

In hoeverre wordt voor 2024 al rekening gehouden met nieuwe onderuitputting bij de woningbouwimpuls?

Antwoord:

Hier is geen rekening mee gehouden. Voor 2024 is alleen de zesde tranche van de Woningbouwimpuls voorzien. Hiervoor is € 300 mln. gereserveerd. Het loket voor het eerste deel van de zesde tranche is gesloten op 13 februari. Het totaalbedrag aan aanvragen was ruim € 340 mln. een overschrijving van het bedrag. Het eerste deel van de zesde tranche van de Woningbouwimpuls is toegekend aan 48 projecten die aan de voorwaarden van de Woningbouwimpuls voldoen. Dit met een totaalbedrag van € 177 mln.

Het resterende budget van € 123 mln. is beschikbaar voor het tweede deel van de zesde tranche (de herkansingsronde). Projecten die zijn afgewezen in het eerste deel van de zesde tranche, krijgen op dit moment de kans hun projecten aan te passen en opnieuw in te dienen. De verwachting is dat het volledige resterende budget hieraan besteed zal worden en er dus geen onderuitputting is. De verwachting is dat voor de zomer de resultaten van het tweede deel van de zesde tranche van de Woningbouwimpuls met uw Kamer te kunnen delen.

Vraag 45:

Hoeveel procent van de huurders met recht op huurtoeslag, maakt hier geen gebruik van?

Antwoord:

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft in 2022 de cijfers over niet-gebruik van de huurtoeslag geanalyseerd op basis van de databestanden WoON2018 en WoON2021. Deze databestanden komen voort uit een driejaarlijkse enquête van het CBS. Hieruit blijkt dat het niet-gebruik van de huurtoeslag is toegenomen van 10% in 2017 tot 13% in 2020. Deze toename komt door het afschaffen van de inkomensgrenzen in de huurtoeslag per 2020. Door deze aanpassing is de doelgroep vergroot, met huishoudens die een relatief hoog inkomen hebben en voor een relatief laag toeslagbedrag in aanmerking komen. Het niet-gebruik in deze groep is hoger. Bij huishoudens onder de voormalige inkomensgrenzen is het niet-gebruik 7%, een daling ten opzichte van 2017.

Vraag 46:

Wat is de verklaring voor de mutatie op de Dienst van de Huurcommissie?

Antwoord:

Van de begroting van het Ministerie van EZK is er € 1,9 mln. overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van BZK, omdat de Huurcommissie een uitvoeringstoets heeft opgesteld in het kader van de Tijdelijke tegemoetkoming Blokverwarming (TTB). In deze toets worden de verwachte uitvoeringskosten als gevolg van de TTB-regeling geraamd. Het restant van € 0,5 mln. is de loon- en prijsbijstelling van 2024.

Vraag 47:

Wat zijn de gevolgen van de jaarlijkse huurstijging op de huurtoeslag?

Antwoord:

Het effect van de jaarlijkse huurverhoging in 2024 (een verwachte verhoging van gemiddeld 6% voor alle huurtoeslagontvangers, zowel in de corporatiesector als in de private sector) bedraagt circa € 330 mln. aan extra huurtoeslaguitgaven (op basis van voorschotgegevens).

Vraag 48:

Wat betekent de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur op de uitgaven voor huurtoeslag?

Antwoord:

De Wet betaalbare huur heeft als beoogde inwerkingtredingsdatum juli 2024. Het effect van inwerkingtreding van deze wet is in 2024 extra huurtoeslaguitgaven van circa € 6,5 mln. (halfjaarseffect) omdat huurders van meer woningen recht krijgen op huurtoeslag.

Wanneer de Wet Vereenvoudiging huurtoeslag in werking is getreden, is sprake van een besparing op huurtoeslaguitgaven van € 25 mln. per jaar, omdat dan de maximale huurgrens wordt afgeschaft als voorwaarde voor huurtoeslag. Bij het wetsvoorstel Vereenvoudiging huurtoeslag is namelijk al voorzien in hogere uitgaven huurtoeslag voor instromers met hoge huren. Doordat deze huren door het wetsvoorstel betaalbare huur lager kunnen worden, leidt deze interactie tot een besparing.

Vraag 49:

Wat zijn de gevolgen van het verwerpen van de stijging van het minimumloon op de huurtoeslag?

Antwoord:

Met de Nota van Wijziging (Kamerstukken II, 2023/2024, 36 550 VII, nr. 3) zijn de budgettaire effecten voor de huurtoeslag van de verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2% teruggedraaid. Het gaat daarbij om € 10 mln. in 2024 en € 60 mln. vanaf 2025.

Vraag 50:

Wat gebeurt er vanaf 2025 met de budgetten van de SVOH- en de SAH-regeling?

Antwoord:

Het voornemen bestaat om de SVOH in de eerstvolgende herziening, beoogd per 1 januari 2025, te verlengen tot en met in iedere geval 2029.

Er is wetgeving in voorbereiding waarmee per 1 januari 2029 wettelijke eisen worden gesteld aan de verhuur van huurwoningen. Huurwoningen met een energielabel E, F en G moeten dan per 1 januari 2029 verduurzaamd worden naar tenminste energielabel D. De subsidieregeling helpt particuliere verhuurders daarbij.

De Subsidie Aardgasvrije Huurwoningen (SAH) loopt nog tot en met 31 december dit jaar. Momenteel werken BZK, EZK en RVO aan een nieuwe of aangepaste regeling gericht op ondersteuning aan gebouweigenaren bij de aansluiting op een warmtenet en benodigde inpandige aanpassingen. De SAH zal verlengd worden tot de nieuwe of aangepaste regeling in werking treedt.

Vraag 51:

Is het kabinet bereid de SAH-regeling voor verhuurders te verlengen na 31 december 2024, vanwege het feit dat veel bestaande huurwoning(en) nog niet aardgasvrij gemaakt kunnen worden omdat de aanleg van warmtenetten vertraging oploopt?

Antwoord:

Zie antwoord 50.

Vraag 52:

Kunt u een overzicht geven van het aantal koop- en huurwoningen per energielabel?

Antwoord:

Er zijn in totaal circa 8 miljoen woningen in Nederland. Per 1 januari 2024 zijn zo’n 4,9 miljoen hiervan voorzien van een geldig energielabel. In onderstaande tabel zijn de afgeronde cijfers te zien (aantallen x 1.000) van de verdeling van deze labels tussen koopwoningen, huurwoningen (corporatiewoningen en overige huurwoningen) per labelklasse.

Aantal geregistreerde energielabels woningbouw per 1 januari 2024 naar labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)

Label-klasse

Koopsector

Huursector

wv corporaties

wv

overige huur

Overig/

niet eenduidig

Totaal

 

A of beter

664

934

712

222

115

1.713

B

330

441

373

68

39

810

C

539

616

511

105

59

1.214

D

232

247

190

57

31

510

E

154

129

89

40

21

304

F

115

64

39

25

14

193

G

110

62

28

34

16

188

Totaal

2.145

2.494

1.942

552

294

4.933

Bron: RVO/Kadaster.

Vraag 53:

Waarom wordt het budget circa € 4,8 miljoen verlaagd voor het bedrijfsvoeringsbeleid bij opdrachten in artikel 7.1, naast de toegelichte bijstelling naar beneden van € 1,8 miljoen?

Antwoord:

Het budget voor bedrijfsvoering wordt met circa € 3 mln. verlaagd, omdat budget gerealloceerd wordt om zo de realisatie op het juiste instrument te kunnen verantwoorden. Er wordt € 1,0 mln. gerealloceerd naar bijdrage aan agentschappen op beleidsartikel 7, waarvan € 0,5 mln. voor Bedrijfsvoeringsbeleid en € 0,5 mln. voor de I-functie Rijk. Daarnaast wordt er € 2,1 mln. gerealloceerd naar niet-beleidsartikel 11 ten behoeve van eigen personeel voor het programma DenkDoeDuurzaam en programma Informatie beveiliging & Privacy.

Vraag 54:

Waar wordt de circa € 1 miljoen vanuit de opdracht POK – Bevorderen veilig werk en meldklimaat (artikel 7.1) in de periode tot en met 2028 voor ingezet en gealloceerd?

Antwoord:

Dit bedrag wordt gebruikt ten behoeve van een campagne om werkgevers te stimuleren en te ondersteunen bij het vormgeven en bevorderen van een veilig werkklimaat. Met de campagne wordt beoogd dat werkgevers ervoor zorgdragen dat mogelijke misstanden sneller en beter bespreekbaar zijn binnen organisaties en opgelost worden, en dat medewerkers vertrouwen kunnen hebben in een goede afwikkeling van uitgesproken signalen en de gedane melding(en). De campagne wordt gemonitord om tussentijds bij te stellen en aan te sluiten bij de informatiebehoefte van de doelgroep (werkgevers). Ook worden er onderzoeken uitgevoerd. De toepassing en aanwezigheid van interne meldprocedures bij werkgevers wordt onderzocht. Verder wordt onderzoek gedaan naar psychologische processen die effect hebben op het stimuleren van een veilig werkklimaat. Ter ondersteuning van melders van misstanden lopen er opdrachten voor juridische en psychosociale ondersteuning voor klokkenluiders in heel Nederland. Klokkenluiders kunnen van deze juridische of psychosociale ondersteuning gebruik maken na doorverwijzing door het Huis voor klokkenluiders.

Vraag 55:

Welke reallocaties worden bedoeld wanneer er wordt gesproken over meerdere reallocaties die plaatsvinden van in totaal circa € 7,8 miljoen voor Informatiehuishouding (IHH)?

Antwoord:

Dit betreft vier reallocaties binnen het beleidsartikel 7, namelijk € 1,0 mln. naar het instrument opdrachten (Open Overheid), € 3,7 mln. naar bijdrage aan agentschappen (diverse bijdragen en Koop) en € 0,6 mln. naar bijdrage zbo’s\rwt’s (diverse bijdragen).Verder is er € 2,0 mln. naar artikel 11 (inhuur externen, overig materiele uitgaven en eigen personeel) gerealloceerd.

Vraag 56:

Welk deel van het extra vrijgemaakt budget voor externe inhuur, wat in artikel 11.1 wordt verhoogd van circa € 28 miljoen naar circa € 92,3 miljoen, wordt ingezet voor de genoemde verklaringen van de inwerktreding van de Omgevingswet en de nieuwe werkwijze rondom capaciteit en uitvoeringskracht en waarvoor wordt het andere deel ingezet?

Antwoord:

De mutatie van externe inhuur bij de eerste suppletoire begroting bedraagt € 64,3 mln. De uitsplitsing van deze mutatie is:

  • LPO tranche (€ 7,3 mln.);

  • Invoeringsondersteuning Omgevingswet (€ 5,9 mln.);

  • Uitvoeringskracht in het kader van woningbouw (€ 3 mln.);

  • Vernieuwingsbudget van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) (€ 3 mln.);

  • Tariefgefinancierde dienstverlening (€ 39,9 mln. waarvan € 26,4 mln. Doc-Direkt, € 5,2 mln. RIS en € 8,3 mln. OBF). Bij Doc-Direkt wordt dit budget ingezet voor externe inhuur door Doc-Direkt voor activiteiten zoals het programma Informatiehuishouding en de doorontwikkeling naar de Rijksorganisatie voor Informatiehuishouding (RvIHH).

Vraag 57:

Welk deel van het extra vrijgemaakt budget voor de bijdrage aan SSO’s, wat in artikel 11.1 wordt verhoogd van circa € 282 miljoen naar circa € 353 miljoen, wordt ingezet voor de genoemde verklaringen van Doc-Direkt, OBF, RIS en de kosten van de dienstverlening van baten-lastenmanagement en waarvoor wordt het andere deel ingezet?

Antwoord:

De mutatie van «Bijdrage SSO’s» bij eerste suppletoire begroting bedraagt € 71 mln. hieronder een uitsplitsing van deze mutatie:

  • Tarief gefinancierde dienstverlening (€ 33 mln. waarvan € 26,7 mln. Doc Direkt, € 3,7 mln. RIS en € 2,6 mln. OBF)

    • Bij Doc-Direkt zijn het vooral kosten die door de shared service organisatie SSC-ICT in rekening worden gebracht voor de kantoorautomatisering en voor het ICT beheer van specifieke dienstverlening aan haar afnemers. Daarnaast vallen hieronder nog andere bedrijfsvoeringskosten zoals Personeel & Organisatie en huisvesting- en facilitaire zaken.

  • Dienstverleningsovereenkomsten (DVA’s) € 20 mln.

    • De concernadministratie en bedrijfsvoering van het kerndepartement maakt voor geheel BZK afspraken met diverse shared service organisaties (SSO’s) binnen het Rijk. In een aantal gevallen schiet deze afdeling deze uitgaven voor namens de organisatieonderdelen van BZK en haalt deze uitgaven later bij hen op. De desaldering van € 20 mln. heeft betrekking op de opgehaalde middelen die ingezet worden voor de uitgaven aan de verschillende verrichte werkzaamheden door de SSO’s.

  • Loon en prijsontwikkeling tranche 2024 € 13,5 mln.

  • Overige (€ 4,5 mln.)

Naar boven