36 539 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Onze toekomst veiligstellen – De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met het oog op de totstandbrenging van een duurzame, rechtvaardige en welvarende samenleving

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 juni 2024

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat1 heeft kennisgenomen van de Commissiemededeling betreffende de Klimaatdoelstelling 2040.2 De fractieleden van de BBB, VVD, ChristenUnie en PvdD hadden naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

Naar aanleiding hiervan is op 29 april 2024 een brief gestuurd aan de Minister voor Klimaat en Energie.

De Minister heeft op 7 juni 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Karthaus

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Minister voor Klimaat en Energie

Den Haag, 29 april 2024

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft met belangstelling kennisgenomen van de Commissiemededeling betreffende de Klimaatdoelstelling 2040.3 De fractieleden van de BBB, VVD, ChristenUnie en PvdD hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van BBB

Vorig jaar, 27 juni 2023, is de tussentijdse doelstelling voor 2030 verhoogd van 49% naar 55% reductie van broeikasgassen ten opzichte van 1990. Op dat moment was de gerealiseerde reductie 31,6% en achtte de Raad van State de kans dat we 55% in 2030 gaan halen niet heel groot.4

De Europese Commissie wenst de netto-uitstoot van broeikasgassen tegen 2040 met 90% te verminderen ten opzichte van 1990.5

De fractieleden van de BBB vragen of u kunt aangeven hoeveel reductie we op dit moment in Nederland hebben gerealiseerd ten opzichte van 1990.

Deze leden vragen of u kunt aangeven hoeveel miljoen ton CO2-uitstoot we hadden in 1990 en hoeveel dat op dit moment is.

De leden van de BBB-fractie vragen of u inzicht kunt geven in de geprognotiseerde afname van de CO2-uitstoot per jaar in Nederland tot 2050 en welke concrete maatregelen deze afname ondersteunen. De fractieleden van de BBB zouden graag een diagram ontvangen waarbij ook de historische afname vanaf 1990 (met maatregelen) wordt meegenomen.

Hoewel de fractieleden van de BBB een doelstelling van CO2-neutraal in Europa ondersteunen, zouden deze leden graag zien dat Nederland zich niet committeert aan tussentijdse doelstellingen middels vastlegging in wetten. Dit om te voorkomen dat milieuactivisten de Nederlandse samenleving en economie middels juridische procedures op slot zetten. Ondersteunt u deze zienswijze?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van VVD

Met het huidige beleid wordt in 2040 een broeikasemissiereductie van 88% gerealiseerd, de Europese Commissie streeft naar 90%. Welke extra maatregelen zijn in Nederland nodig om 90% reductie te realiseren, zo vragen de fractieleden van de VVD.

Deze leden vragen hoe uitvoerbaar u de huidige maatregelen acht. En aan welke voorwaarden in Nederland én andere EU landen moet worden voldaan om de uitvoering mogelijk te maken?

Hernieuwbare energie is voor de geambieerde resultaten cruciaal, aldus de leden van de VVD-fractie. Welke maatregelen zijn volgens u nodig om voldoende capaciteit hiervan te verzekeren en te gebruiken?

De fractieleden van de VVD stellen dat u, in het BNC-fiche6, de gevolgen voor het Europese concurrentievermogen neutraal tot positief beoordeelt. Kunt u dit nader toelichten en ook de rol van Nederland hierin meenemen?

Welke uitvoeringscapaciteit vraagt het EU-doel van de Nederlandse overheid? Heeft de Nederlandse overheid de capaciteit om dit doel te verwezenlijken? Zo nee, welke maatregelen worden dan voorzien?

Wat vraagt het EU-doel van ondernemingen in het land? Zijn de Nederlandse ondernemingen in staat om hierop te leveren? Zo nee, hoe voorziet u dat ondernemingen alsnog hierin gaan slagen? Voorziet u hierbij nog een rol voor de Nederlandse overheid, zo vragen de fractieleden van de VVD.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre u verwacht dat Nederlandse ondernemingen concurrentievoordeel kunnen verkrijgen door ontwikkeling en toepassing van nieuwe innovatieve technologieën ten behoeve van de geambieerde doelstellingen, bijvoorbeeld door het patenteren en exporteren hiervan.

Wat betekent het moeten behalen van het EU-doel voor Nederlandse bedrijven als het gaat om de concurrentiepositie?

De fractieleden van de VVD vragen of van alle lidstaten een zelfde inspanning wordt verwacht. Welke risico’s loopt Nederland om voor de troepen uit te lopen, met mogelijke nadelen bijvoorbeeld voor Nederlandse ondernemingen die aan een strenger regime moeten voldoen?

Wat zijn de gevolgen als lidstaten hun bijdrage niet of niet volledig leveren, zo vragen de fractieleden van de VVD. En wat wordt verwacht van landen waar de energieopwekking nog voor een belangrijk deel via verouderde kolencentrales loopt? Wordt van deze landen een relatief grotere bijdrage verwacht, zodat zij gedwongen worden een inhaalslag te maken en in een gelijk speelveld terecht te komen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van ChristenUnie

De fractieleden van de ChristenUnie vragen hoe u aankijkt tegen de haalbaarheid, met name als het gaat om volledige elektrificatie en verduurzaming van de elektriciteitssector?

Bent u het met de fractieleden van de ChristenUnie eens dat er veel meer ingezet moeten worden op reductie?

Hoe wordt voorkomen dat deze doelstelling grotendeels een theoretische exercitie blijft, waarvan de impact wordt ondergraven door indirecte effecten in derde landen?

De fractieleden van de ChristenUnie vragen welke kansen u ziet als het gaat om de uitvoering binnen Nederland.

Op welke manier wordt er ingezet op het afschaffen van fossiele subsidies zonder dit zorgt voor meer energiearmoede, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Hoe kan dit onderscheid worden gemaakt? Hoe gaat het met het verder in kaart brengen/onderscheid maken in vormen van fossiele subsidies? Welke stappen worden er momenteel gezet in het afschaffen van fossiele subsidies?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD

De fractieleden van de PvdD stellen uw heldere positionering inzake de Commissiemededeling betreffende de Klimaatdoelstelling 2040 op prijs en hebben de volgende vragen.

Waarom ondersteunt Nederland het voorstel van de Europese Commissie voor 90% reductie in 2040 van broeikasgassen ten opzichte van 1990, terwijl de Europese wetenschappelijke klimaatraad een verlaging adviseert van 90–95%?7

U volgt de Europese Commissie in haar vrij technologische aanpak van klimaatverandering, gericht op industriële ontwikkeling, onder andere door middel van inzet van kernenergie (inclusief SMR’s), met alle problemen van dien, zo stellen de fractieleden van de PvdD. Waarom pleit u niet voor meer inzet op energiebesparing en de transitie naar een economie gericht op brede welvaart die minder energie verbruikt?

De fractieleden van de PvdD stellen dat u een integrale aanpak zoals de landbouwtransitie, waarin klimaat, natuur en water in samenhang wordt aangepakt onderschrijft. Hoe zet u zich in, in de EU en Nederland, voor de implementatie van deze aanpak? Hoe verhoudt de geplande tegenstem over de natuurherstelwet zich tot dit standpunt? Integreert u het dierenwelzijnsbeleid ook in deze integrale aanpak?

De leden van de PvdD-fractie vragen of er maatschappelijke kosten-baten analyses en lifecycle assessments worden gedaan, in Nederland en/of de EU, voor de beoogde inzet op kernenergie (al dan niet in de vorm van SMR’s). Zo ja, hoe verhoudt kernenergie zich tot andere energiebronnen en energiebesparing? Zo nee, waarom niet?

U onderschrijft aan de ene kant de voorstellen voor participatie en dialoog van de Europese Commissie die vooral gericht zijn op economische partijen, zoals de industrie en de landbouw sector, en reflecteert daarnaast ook meer kritisch op deze aanpak. De door de Commissie voorgestelde smalle participatie aanpak kan vertraging van de benodigde transities opleveren, aangezien sommige partijen in deze sectoren belang hebben bij een trage, minder vergaande transitie, zo stellen de fractieleden van de PvdD. Hoe zet u zich in, in Nederland en de EU, voor een bredere aanpak van de dialogen, inclusief participatie van burgers en maatschappelijke organisaties? Zodoende ontstaat er een meer accuraat beeld van draagvlak, aldus de fractieleden van de PvdD.

De fractieleden van de PvdD vragen tenslotte waarom u de nadruk op koolstofverwijdering ondersteunt. Als uitstoot verder kan worden teruggedrongen is een nadruk op koolstofverwijdering niet nodig.

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat ziet uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag uiterlijk 29 mei 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S.M. Kluit

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2024

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van BBB, VVD, ChristenUnie en PvdD over de Commissiemededeling betreffende de Klimaatdoelstelling 2040 (175093U) ingezonden 29 april 2024.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

175093U

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van BBB

1

De fractieleden van de BBB vragen of u kunt aangeven hoeveel reductie we op dit moment in Nederland hebben gerealiseerd ten opzichte van 1990.

Antwoord

De uitstoot van broeikasgassen lag vorig jaar 34 procent onder het niveau van 1990.8

2

Deze leden vragen of u kunt aangeven hoeveel miljoen ton CO2-uitstoot we hadden in 1990 en hoeveel dat op dit moment is.

Antwoord

In 1990 hadden we 228,1 miljoen ton CO2-equivalenten uitstoot, in 2023 was dat 149,5 miljoen ton.910

3

De leden van de BBB-fractie vragen of u inzicht kunt geven in de geprognotiseerde afname van de CO2-uitstoot per jaar in Nederland tot 2050 en welke concrete maatregelen deze afname ondersteunen.

Antwoord

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceert jaarlijks een prognose van de broeikasgasemissiereductie. In de Klimaat- en Energieverkenning 2023 werd voor 2030 een emissiereductie van 46–57 procent geraamd op basis van maatregelen waarvan een effectinschatting gemaakt kon worden. Een aantal maatregelen uit het Voorjaarspakket Klimaat 2023 was nog onvoldoende uitgewerkt om door PBL betrokken te kunnen worden bij deze raming. De inschatting is dat deze maatregelen nog ongeveer 4%-punt aan extra emissiereductie kunnen opleveren (Kamerstuk 32 813, nr. 1291). In de Klimaat- en Energieverkenning 2024, welke wordt verwacht dit najaar, zal het PBL een prognose maken van de emissiereductie tot aan het jaar 2040. Voor 2050 is nog geen prognose beschikbaar.

4

De fractieleden van de BBB zouden graag een diagram ontvangen waarbij ook de historische afname vanaf 1990 (met maatregelen) wordt meegenomen.

Antwoord

Bron: Planbureau voor de Leefomgeving, Klimaat- en Energieverkenning 2023

5

Hoewel de fractieleden van de BBB een doelstelling van CO2-neutraal in Europa ondersteunen, zouden deze leden graag zien dat Nederland zich niet committeert aan tussentijdse doelstellingen middels vastlegging in wetten. Dit om te voorkomen dat milieuactivisten de Nederlandse samenleving en economie middels juridische procedures op slot zetten. Ondersteunt u deze zienswijze?

Antwoord

De EU Klimaatwet verplicht tot het vaststellen van een EU-klimaatdoel voor 2040, als tussendoel op weg naar een klimaatneutrale Unie uiterlijk in 2050. Een tussendoel biedt voorspelbaarheid en investeringszekerheid voor bedrijven, omdat zij weten waar ze aan toe zijn. Bovendien is een tussendoel van belang om de maatvoering van het beleid na 2030 op te kunnen richten. Om deze redenen heeft het demissionair kabinet in maart 2024 middels het BNC-fiche aangegeven voorstander te zijn van het stellen van een EU-klimaatdoel voor 2040. Het betreft enkel een EU doel. Nederland is niet verplicht om nationaal ook een 2040 doel te stellen. De mededeling van de Commissie over een EU-klimaatdoel voor 2040 bevat nog geen wetgevend voorstel of beleidsmaatregelen om het doel te implementeren. Dit wordt overgelaten aan de volgende Commissie. Zie ook het antwoord op vraag 6.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van VVD

6

Met het huidige beleid wordt in 2040 een broeikasemissiereductie van 88% gerealiseerd, de Europese Commissie streeft naar 90%. Welke extra maatregelen zijn in Nederland nodig om 90% reductie te realiseren, zo vragen de fractieleden van de VVD.

Antwoord

De mededeling van de Europese Commissie over een EU-klimaatdoel voor 2040 bevat geen verdeling van de opgave tussen lidstaten of sectoren. Dit wordt pas duidelijk zodra de Europese Commissie het pakket beleidsvoorstellen uitbrengt om het doel te realiseren. Naar verwachting zal dit pakket in 2026 door de Europese Commissie worden uitgebracht. De beleidsvoorstellen zullen te zijner tijd worden beoordeeld met een BNC-fiche en met de Eerste en Tweede Kamer worden gedeeld. Vervolgens zal er over de voorstellen worden onderhandeld waarin het dan zittende kabinet de belangen van Nederland zal vertegenwoordigen. Daarna zal op basis van deze wetgeving beoordeeld worden welke inspanningen in Nederland nodig zijn om bij te dragen aan het EU-doel voor 2040.

7

Deze leden vragen hoe uitvoerbaar u de huidige maatregelen acht. En aan welke voorwaarden in Nederland én andere EU landen moet worden voldaan om de uitvoering mogelijk te maken?

Antwoord

Uit de impact assessment blijkt dat het EU-doel van 90% haalbaar is, mits wordt voldaan aan de door de Europese Commissie geschetste randvoorwaarden. Het gaat bijvoorbeeld om een volledige implementatie van het Fit for 55 raamwerk en het behalen van de klimaat- en energiedoelen van 2030. Er is voldoende ondersteunend beleid nodig om de knelpunten voor de uitvoering van de transitie zo snel mogelijk op te lossen. Om het doel te kunnen behalen is dan ook een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen cruciaal. Conform de motie Erkens (Kamerstuk 31 793, nr. 257) zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden voor of vlak na het zomerreces over de gewenste onderdelen van dit pakket.

De EU Wetenschappelijke Klimaatraad stelt dat een EU-klimaatdoel voor 2040 van 90 tot 95% ten opzichte van 1990 noodzakelijk is om een kans van tenminste 50% te houden dat de opwarming van de aarde beperkt blijft tot 1,5 graden Celsius. Het voorstel van de Commissie gaat daarmee niet verder dan noodzakelijk, omdat de Commissie ervoor kiest om een doel aan te bevelen welke overeenkomt met de onderkant van deze bandbreedte.

8

Hernieuwbare energie is voor de geambieerde resultaten cruciaal, aldus de leden van de VVD-fractie. Welke maatregelen zijn volgens u nodig om voldoende capaciteit hiervan te verzekeren en te gebruiken?

Antwoord

Volgens de Europese Commissie betekent een EU-doel van 90% een vrijwel volledige decarbonisatie van de EU elektriciteitssector voor 2040, waarvoor alle CO2-vrije en CO2-arme technieken nodig zijn. Het demissionair kabinet verwelkomt de inzet van de Commissie op een energiesysteem voornamelijk gebaseerd op hernieuwbare energie en energie-efficiëntie met een complementaire rol voor kernenergie. Om voldoende capaciteit van hernieuwbare energie en het gebruik te verzekeren is een verdere opschaling van de opwek van hernieuwbare energie, import van duurzame energiedragers, infrastructuur voor transport en opslag en het stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energie in alle sectoren nodig. De Commissie benoemt specifiek het belang van de ontwikkeling van Europese infrastructuur voor waterstof en het belang van investeringen in de verzwaring en uitbreiding van elektriciteitsnetten om een forse verhoging van het aandeel elektriciteit het totale energieverbruik mogelijk te maken en flexibiliteit en leveringszekerheid te borgen. Het demissionair kabinet sluit zich aan bij deze inzet en vindt daarnaast dat er voldoende ondersteunend beleid moet komen om de knelpunten voor de uitvoering van de energietransitie zo snel mogelijk op te lossen. Om het doel te kunnen behalen is een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen cruciaal. Conform de motie Erkens (Kamerstuk 31 793, nr. 257) zal de Tweede Kamer voor of na het zomerreces geïnformeerd worden over de gewenste onderdelen van dit pakket.

9

De fractieleden van de VVD stellen dat u, in het BNC-fiche, de gevolgen voor het Europese concurrentievermogen neutraal tot positief beoordeelt. Kunt u dit nader toelichten en ook de rol van Nederland hierin meenemen?

Antwoord

In de 2040 mededeling wordt door de Commissie het succes van de Green Deal gekoppeld aan een stevige Europese agenda voor duurzame en competitieve industrie. In de mededeling worden diverse elementen benoemd om dat te doen, zoals een EU investeringsagenda voor het aantrekken van private investeringen in duurzame technologieën en bedrijven, waaronder het benutten hiervoor van het Innovatiefonds, een aanpak voor energiekosten, een mondiaal gelijk speelveld en tot slot de randvoorwaarden voor een goede en snelle uitvoering van de transitie. Het demissionair kabinet vindt het positief dat de Commissie deze sterke koppeling maakt tussen verduurzaming en concurrentievermogen van de industrie en concreet uitvoering wil geven aan deze elementen. Deze koppeling dient namelijk bij te dragen aan stabiliteit en investeringszekerheid voor bedrijven en te zorgen voor toekomstig concurrentievermogen van de EU en Nederland. Bovendien kan hierdoor de industrie een first mover voordeel benutten op mondiale duurzame groeimarkten.

10

Welke uitvoeringscapaciteit vraagt het EU-doel van de Nederlandse overheid? Heeft de Nederlandse overheid de capaciteit om dit doel te verwezenlijken? Zo nee, welke maatregelen worden dan voorzien?

Antwoord

De gevolgen voor de uitvoeringscapaciteit van de Nederlandse overheid hangen af van de beleidsmaatregelen om het EU 2040-doel te behalen. Het is echter duidelijk dat ook bij het halen van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 de uitvoering cruciaal is. Denk hierbij aan de tijdige aanleg van energie-infrastructuur en versnelling van vergunningverlening, zodat tijdig beslissingen genomen kunnen worden door bedrijven voor investeringen die een lange doorlooptijd hebben. De mate waarin er een extra beroep wordt gedaan op de Nederlandse uitvoeringscapaciteit, hangt onder meer samen met de mate waarin nieuwe beleidsinstrumenten worden voorgesteld of bestaande maatregelen worden aangescherpt, en of maatregelen op EU-niveau of op nationaal niveau worden genomen. Naar verwachting zal het pakket in 2026 door de Europese Commissie worden uitgebracht. De beleidsvoorstellen zullen te zijner tijd worden beoordeeld met een BNC-fiche. Daarin zal ook het effect op de uitvoeringscapaciteit meegenomen worden.

11

Wat vraagt het EU-doel van ondernemingen in het land? Zijn de Nederlandse ondernemingen in staat om hierop te leveren? Zo nee, hoe voorziet u dat ondernemingen alsnog hierin gaan slagen? Voorziet u hierbij nog een rol voor de Nederlandse overheid, zo vragen de fractieleden van de VVD.

Antwoord

De verdeling van de opgave tussen lidstaten en sectoren, en daarmee ook de impact voor Nederlandse ondernemingen, wordt in deze mededeling nog niet vastgesteld en zal afhangen van het beleid dat door de volgende Commissie zal worden voorgesteld om het doel te realiseren. Naar verwachting zal het pakket in 2026 door de Europese Commissie worden uitgebracht. Dit pakket zal te zijner tijd beoordeeld worden middels een BNC-fiche, waarin ook de impact op Nederlandse ondernemingen zal worden meegenomen. De Nederlandse overheid heeft een belangrijke rol om de positie van Nederland in Brussel te vertegenwoordigen, te stemmen over de EU voorstellen, en nadat ze zijn vastgesteld de implementatie in Nederland via nationale beleidsmaatregelen te regelen. Daarnaast heeft de Nederlandse overheid een belangrijke rol in het verwezenlijken van de benodigde randvoorwaarden voor de transitie, waaronder bijvoorbeeld energie-infrastructuur.

12

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre u verwacht dat Nederlandse ondernemingen concurrentievoordeel kunnen verkrijgen door ontwikkeling en toepassing van nieuwe innovatieve technologieën ten behoeve van de geambieerde doelstellingen, bijvoorbeeld door het patenteren en exporteren hiervan.

Antwoord

Zie ook de beantwoording op vraag 11. Alhoewel er nog onzekerheden zijn over de exacte opgave en effecten voor de Nederlandse ondernemingen, heeft dit zeker de aandacht en wordt verwacht dat juist door de koppeling van de klimaatdoelstelling met een aanpak voor concurrentievermogen dit Nederlandse ondernemingen kan helpen in de transitie, onder andere door steun op ontwikkeling en toepassing van nieuwe innovatieve technologieën.

13

Wat betekent het moeten behalen van het EU-doel voor Nederlandse bedrijven als het gaat om de concurrentiepositie?

Antwoord

Zoals toegelicht onder vraag 9, is het van belang voor Nederlandse bedrijven dat de Commissie een sterke koppeling maakt tussen verduurzaming én concurrentievermogen. Alleen zo is de transitie en klimaatdoelstellingen voor Nederland en de EU, met behoud van verdienkansen en welvaartselementen mogelijk. Het gelijke speelveld, het creëren van groene afzetmarkten, en ondersteuning in de diverse benodigde duurzame technieken is nationaal en op Europees niveau van belang voor Nederlandse bedrijven om competitief te blijven in de transitie en daarna. Het invullen van deze randvoorwaarden is bepalend voor de haalbaarheid van de transitie in de industrie en vanuit Nederland zal er bij de Commissie dan ook op worden aangedrongen hier tijdig en volledig mee aan de slag te gaan in samenwerking met de lidstaten.

14

De fractieleden van de VVD vragen of van alle lidstaten een zelfde inspanning wordt verwacht. Welke risico’s loopt Nederland om voor de troepen uit te lopen, met mogelijke nadelen bijvoorbeeld voor Nederlandse ondernemingen die aan een strenger regime moeten voldoen?

Antwoord

De verdeling van de opgave tussen lidstaten wordt in deze mededeling nog niet vastgesteld en zal afhangen van het beleid dat door de volgende Commissie zal worden voorgesteld om het doel te realiseren. Naar verwachting zal het pakket in 2026 door de Europese Commissie worden uitgebracht. Dit pakket zal te zijner tijd beoordeeld worden middels een BNC-fiche. Zo zal een invulling via een emissiehandelssysteem of Europees bronbeleid andere implicaties hebben dan een invulling via een vervolg op de Effort Sharing Regulation (ESR) met concrete klimaatdoelen voor die sectoren per lidstaat. Vanuit de noodzaak om de klimaatdoelen te behalen op een kostenefficiënte manier, met behoud van een speelveld voor Nederlandse ondernemingen, is het van belang dat er bij eventuele doelen per lidstaat wordt ingezet op een versnelling in lidstaten die nog niet op een pad zitten richting klimaatneutraliteit in 2050. Beleid op Europees niveau kan de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven positief beïnvloeden door behoud van een intra-Europees gelijk speelveld, bijvoorbeeld op het gebied van harmonisatie van netwerktarieven voor elektriciteitsprijzen in de verschillende lidstaten.

15

Wat zijn de gevolgen als lidstaten hun bijdrage niet of niet volledig leveren, zo vragen de fractieleden van de VVD.

Antwoord

Alle EU-lidstaten zijn verplicht hun bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelen van de Europese klimaatwet. Deze bijdrage bestaat uit verschillende facetten en is afhankelijk van het beleid dat door de volgende Commissie zal worden voorgesteld om het doel te realiseren. Naar verwachting zal het pakket in 2026 door de Europese Commissie worden uitgebracht. Verschillende instrumenten kennen verschillende mate van verplichtingen en gevolgen voor niet naleven. Zo geldt op grond van de Effort Sharing Regulation (ESR) een bindend emissiereductiedoel voor iedere lidstaat voor 2030. Mocht een lidstaat onvoldoende emissies reduceren om dit ESR-doel te realiseren (inclusief de inzet van flexibiliteitsmechanismen, zoals het inzetten van overschotten van rechten uit overprestatie in landgebruik en ESR-budget van andere lidstaten), dan eist de Commissie dat het betreffende land met een plan komt om de doelen wel te halen. Mocht dat volgens de Commissie onvoldoende zijn dan kan de Commissie naar het Hof van Justitie van de EU stappen en, na een ingebrekestellingsprocedure, een boete opleggen met een dwangsom voor de tijd dat Nederland in gebreke blijft. Voor andere facetten, zoals de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED), geldt een collectief EU-doel. De lidstaten stellen zelf hun individuele bijdragen vast om dit EU-doel te bereiken. Als de Commissie tot het oordeel komt dat de nationale bijdragen van de lidstaten niet volstaan om het RED-doel van de EU gezamenlijk te bereiken, dan kan de Commissie aan de lidstaten aanbevelingen doen. Als aanbevelingen van de Commissie niet of onvoldoende worden opgevolgd, is het mogelijk dat er een ingebrekestellingsprocedure volgt. Zowel de ESR als de RED lopen tot 2030 en er zijn nog geen afspraken over eventuele voortzetting ten behoeve van de implementatie van een EU-klimaatdoel voor 2040.

16

En wat wordt verwacht van landen waar de energieopwekking nog voor een belangrijk deel via verouderde kolencentrales loopt? Wordt van deze landen een relatief grotere bijdrage verwacht, zodat zij gedwongen worden een inhaalslag te maken en in een gelijk speelveld terecht te komen?

Antwoord

De opwekking van elektriciteit en warmte, waaronder de opwek door (verouderde) kolencentrales, valt onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS). Het EU ETS is een EU breed systeem waar geen individuele doelen of bijdrage van lidstaten voor wordt verwacht. Het zorgt voor een gelijk speelveld voor de betreffende sectoren, omdat er elk jaar minder rechten uitgegeven worden en de rechten verhandelbaar zijn, waardoor er één ETS-prijs in de hele EU geldt. Omdat verouderde kolencentrales relatief veel CO2 uitstoten vergeleken met andere vormen van elektriciteitsopwekking, zullen zij relatief hoge ETS-kosten hebben ten opzichte van producenten die relatief lagere ETS-kosten hebben. Daarnaast kent het ETS een afbouwpad van de uit te geven emissierechten, waardoor uiteindelijk de CO2-uitstoot van elektriciteitsopwekking met fossiele brandstoffen zal stoppen in alle landen die deelnemen van het EU ETS. Hierdoor zullen landen, binnen de kaders van het EU ETS, dus een inhaalslag moeten maken, wanneer nu de elektriciteitsopwekking nog voor een belangrijk deel met verouderde kolencentrales gebeurt. De jaarlijkse afname van de emissierechten resulteert in een totale EU-brede emissiereductie van de onder het EU ETS vallende sectoren met 62 procent in 2030 in vergelijking met 2005. Als het aantal emissierechten ook na 2030 met hetzelfde tempo lineair blijft afnemen worden er in 2040 geen emissierechten meer uitgegeven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van ChristenUnie

17

De fractieleden van de ChristenUnie vragen hoe u aankijkt tegen de haalbaarheid, met name als het gaat om volledige elektrificatie en verduurzaming van de elektriciteitssector?

Antwoord

Uit de impact assessment blijkt dat het EU-doel van 90% netto broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990 haalbaar is, mits wordt voldaan aan de door de Europese Commissie geschetste randvoorwaarden. Het gaat bijvoorbeeld om een volledige implementatie van het Fit for 55 raamwerk en het behalen van de klimaat- en energiedoelen van 2030. Het demissionair kabinet vindt dat er voldoende ondersteunend beleid moet komen om de knelpunten voor de uitvoering van de transitie zo snel mogelijk op te lossen.

Elektrificatie en een CO2-vrij elektriciteitssysteem zullen volgens de EC de primaire aandrijver van de transitie zijn richting 2040. Het EU ETS dwingt emissiereductie in, onder andere, het elektriciteitssysteem af, door het afbouwpad van emissierechten. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 16. Daarnaast is om het doel te kunnen behalen een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen cruciaal. Conform de motie Erkens (Kamerstuk 31 793, nr. 257) zal de Tweede Kamer voor of na het zomerreces geïnformeerd worden over de gewenste onderdelen van dit pakket.

18

Bent u het met de fractieleden van de ChristenUnie eens dat er veel meer ingezet moeten worden op reductie?

Antwoord

Het demissionair kabinet zet primair in op emissiereductie om de Nederlandse doelen te halen. Het is dan ook van belang dat de noodzakelijke opschaling van koolstofverwijdering om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en daarna netto negatieve emissies te realiseren, cf. de Klimaatwet, niet leidt tot een verminderde inzet op emissiereductie.

Het demissionair kabinet vindt het positief dat een indicatieve uitsplitsing van het EU-doel voor 2040 tussen emissiereductie en koolstofverwijdering is opgenomen. Het demissionair kabinet vindt het in algemene zin belangrijk dat er voldoende draagvlak is voor de noodzakelijke investeringen in koolstofverwijdering als onderdeel van het tegengaan van klimaatverandering. Het demissionair kabinet bestudeert de splitsing tussen koolstofverwijdering en emissiereductie voor het 2040-nog nader, mede in de context van de nationale Routekaart Koolstofverwijdering. Daarbij geldt wel dat de Europese Commissie specifiek heeft gewezen dat een doelstelling van 90% in 2040 ook aanzienlijke hoeveelheden koolstofverwijdering vraagt.

19

Hoe wordt voorkomen dat deze doelstelling grotendeels een theoretische exercitie blijft, waarvan de impact wordt ondergraven door indirecte effecten in derde landen?

Antwoord

Het huidige EU klimaatbeleid bevat meerdere maatregelen om te voorkomen dat CO2-emissies weglekken naar derde landen, waaronder de toewijzing van gratis rechten in het EU emissiehandelssysteem en het koolstofcorrectiemechanisme aan de grens (CBAM). Volgens een recente studie van het CPB en PBL is de CBAM effectief in het voorkomen van weglek en leidt het zelfs tot een stijging van de binnenlandse industriële productie11. In aanvulling op de maatregelen binnen ETS en CBAM is het volgens het demissionair kabinet van belang dat er sterk wordt ingezet op een mondiaal gelijk speelveld. De EU heeft een koploperrol ten aanzien van mondiale klimaatactie. In deze positie is de EU succesvol geweest in het aansporen van belangrijke geopolitieke spelers om ook ambitieus klimaatbeleid te voeren. Het voorstel voor een ambitieus EU-klimaatdoel voor 2040, alsook de aankondiging van de Commissie om sterker in te gaan zetten op klimaatdiplomatie en een taskforce op te gaan zetten voor mondiale CO2-beprijzing versterken deze positie van de EU.

20

De fractieleden van de ChristenUnie vragen welke kansen u ziet als het gaat om de uitvoering binnen Nederland.

Antwoord

Het doel draagt bij aan snellere afbouw van fossiele brandstoffen, levert meer energiezekerheid, bevordert de innovatie, verdienvermogen van de industrie en recyclage en levert een verbetering van de luchtkwaliteit, en daarmee samenhangend de volksgezondheid, en vermindering van de stikstofuitstoot op. Dit zijn een aantal kansen die het doel met zich meebrengt volgens de Impact Assessment van de Europese Commissie.

Om het EU-doel te kunnen behalen is een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen cruciaal. Conform de motie Erkens (Kamerstuk 31 793, nr. 257) zal de Tweede Kamer voor de zomer geïnformeerd worden over de gewenste onderdelen van dit pakket.

21

Op welke manier wordt er ingezet op het afschaffen van fossiele subsidies zonder dit zorgt voor meer energiearmoede, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Antwoord

In Nederland is er voor kleinverbruikers van energie beperkt sprake van subsidies op fossiele brandstoffen. Het afbouwen en afschaffen van de meeste subsidies op fossiele brandstoffen heeft dus een beperkte impact op de energierekening voor huishoudens en daarmee op energiearmoede.

Een regeling die soms wel als «fossiele subsidie» wordt gezien, is de vaste vermindering van de energiebelasting bij de levering van elektriciteit via een aansluiting van een onroerende zaak met verblijfsfunctie. Deze vaste vermindering van belasting bedraagt in 2024 € 522 exclusief btw per aansluiting. Tijdens de behandeling van het Belastingplan afgelopen najaar is dit bedrag per amendement verhoogd om kleinverbruikers tegemoet te komen bij het betalen van de energierekening.

Met de combinatie van relatief hoge tarieven in de energiebelasting voor gas en de vaste belastingvermindering voor kleinverbruikers worden zij gestimuleerd om te besparen, elektrificeren en verduurzamen zonder dat de lasten uit de pas lopen. Het afschaffen van de vaste belastingvermindering zou leiden tot aanzienlijk hogere lasten voor kleingebruikers en verhoogd risico op energiearmoede wanneer dit niet op een andere manier wordt gecompenseerd. Daarom heeft het demissionair kabinet niet ingezet op het afschaffen of afbouwen van deze regeling.

Er zijn overigens ook mogelijkheden om energie-armoede te beperken via maatregelen buiten de energierekening, in het bredere inkomens- en lastenbeeld.

22

Hoe kan dit onderscheid worden gemaakt?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 21.

23

Hoe gaat het met het verder in kaart brengen/onderscheid maken in vormen van fossiele subsidies?

Antwoord

Het demissionair kabinet heeft in de Miljoenennota 2024 een uitgebreide inventarisatie en categorisering gemaakt van regelingen die specifieke voordelen geven voor het gebruik van fossiele brand- en grondstoffen. Het demissionair kabinet heeft aangegeven voornemens te zijn om jaarlijks een actualisatie te maken. Momenteel bereidt het demissionair kabinet de actualisatie voor het huidige jaar voor in samenwerking met het Planbureau voor de Leefomgeving.

24

Welke stappen worden er momenteel gezet in het afschaffen van fossiele subsidies?

Antwoord

De afgelopen jaren zijn in Nederland de volgende stappen gezet:

  • In het Belastingplan 2023 is een meerjarig pad vastgelegd voor verhoging van de energiebelastingtarieven op aardgas.

  • Een nationale CO2-hefffing voor de industrie is geïntroduceerd, met jaarlijks oplopende tarieven en een aflopend pad voor hoeveelheid jaarlijkse dispensatierechten.

  • Een nationale vliegticketbelasting is geïntroduceerd in 2021. Per 1 januari 2023 is het tarief verhoogd.

  • De vrijstelling in de bpm voor bestelauto’s van ondernemers is afgeschaft (in combinatie met het omvormen van de grondslag van de bpm van catalogusprijs naar CO2-uitstoot).

  • Diverse bijzondere vrijstellingen in de motorrijtuigenbelasting worden afgeschaft.

  • Een afbouwpad is vastgelegd voor de verlaagde tarieven in de energiebelasting voor glastuinbouwbedrijven.

  • De vrijstellingen in de energiebelasting voor aardgas dat gebruikt wordt voor elektriciteitsproductie, en voor eigen gebruik van zelf opgewekte elektriciteit zijn ingeperkt.

  • De teruggaafregeling in de energiebelasting voor energie-intensieve processen is afgeschaft.

  • In de Voorjaarsnota 2024 heeft het demissionair kabinet aangekondigd de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch gebruik af te schaffen per 2027.

Om verdere stappen te zetten op internationaal niveau heeft Nederland tijdens COP28 een initiatief gelanceerd om met een aantal «like-minded countries» samen te werken aan het op gelijke wijze transparant maken van fossiele brandstofsubsidies, het doorontwikkelen van een methodologie om fossiele subsidies te inventariseren en op te roepen tot meer begeleiding bij nationale uitfaseringsstrategieën. Nederland ziet een rol voor de EU in de begeleiding bij nationale uitfaseringsstrategieën, bijvoorbeeld door het maken van een ondersteunend raamwerk en hervorming van bepaalde EU-wetgeving, zoals het Energy Taxation Directive (ETD).

Eventuele verdere stappen worden overgelaten aan een volgend kabinet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD

25

Waarom ondersteunt Nederland het voorstel van de Europese Commissie voor 90% reductie in 2040 van broeikasgassen ten opzichte van 1990, terwijl de Europese wetenschappelijke klimaatraad een verlaging adviseert van 90–95%?

Antwoord

Het EU-doel van 90% valt binnen de bandbreedte van wat wetenschappelijk inzichten stellen over wat nodig is om binnen 1,5 graden Celsius opwarming van de aarde te blijven. Het demissionair kabinet oordeelt dat het door de Commissie aanbevolen EU-doel van 90% de juiste balans heeft gevonden tussen de relevante aspecten van brede welvaart, waaronder impact op huidige en latere generaties, verdeling van kosten en baten, en grensoverschrijdende effecten. Uit de impact assessment blijkt dat het doel van 90% haalbaar is, mits wordt voldaan aan de door de Europese Commissie geschetste randvoorwaarden. Het demissionair kabinet vindt dat er voldoende ondersteunend beleid moet komen om de knelpunten voor de uitvoering van de transitie zo snel mogelijk op te lossen.

26

U volgt de Europese Commissie in haar vrij technologische aanpak van klimaatverandering, gericht op industriële ontwikkeling, onder andere door middel van inzet van kernenergie (inclusief SMR’s), met alle problemen van dien, zo stellen de fractieleden van de PvdD. Waarom pleit u niet voor meer inzet op energiebesparing en de transitie naar een economie gericht op brede welvaart die minder energie verbruikt?

Antwoord

Conform de inzet van de Commissie, zet het demissionair kabinet in op een energiesysteem dat voornamelijk gebaseerd is op hernieuwbare energie en energie-efficiëntie met ook een rol voor kernenergie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de transitie weg van fossiel, wat aansluit op het besluit op COP28. In het Nationaal plan energiesysteem wordt de route naar een klimaatneutraal energiesysteem beschreven en is energiebesparing als tweede hoofdkeuze vastgesteld. Dit wordt uitgewerkt in het Nationaal Programma Energiebesparing. Door gelijktijdig in te zetten op energiebesparing en snelle opbouw van CO2-vrije energie wordt een voortvarende overgang naar klimaatneutraliteit mogelijk.

27

De fractieleden van de PvdD stellen dat u een integrale aanpak zoals de landbouwtransitie, waarin klimaat, natuur en water in samenhang wordt aangepakt onderschrijft. Hoe zet u zich in, in de EU en Nederland, voor de implementatie van deze aanpak?

Antwoord

Het demissionair kabinet zet zich zowel in Nederland als in de Europese Unie in voor een integrale aanpak waarin de landbouwtransitie en de klimaat-, natuur- en wateropgaven in samenhang worden geadresseerd. In Nederland gebeurt dat onder andere via het Nationaal Programma Landelijk Gebied. In Europees verband zet het demissionair kabinet zich in om de randvoorwaarden te realiseren die nodig zijn om tot een integrale aanpak te komen. Voorbeelden hiervan zijn heldere doelen voor 2040 en daarna, een certificatie-raamwerk voor koolstofverwijdering en duurzaamheidsubsidies.

28

Hoe verhoudt de geplande tegenstem over de natuurherstelwet zich tot dit standpunt?

Antwoord

Het demissionair kabinet was voornemens voor het voorlopig akkoord op de natuurherstelwet te stemmen, gezien het onderhandelingsresultaat, maar ook omdat het demissionair kabinet het streven van het voorstel onderschreef gericht op het herstel van natuur. Na aanname van de motie Van der Plas en Hertzberger heeft het demissionair kabinet besloten uitvoering aan de motie te geven, namelijk bij een toekomstige stemming tegen het voorstel te stemmen. De Natuurherstelverordening bood aanknopingspunten voor verduurzaming van de landbouw, maar is niet de enige manier waarop daaraan op Europees niveau gewerkt kan worden.

29

Integreert u het dierenwelzijnsbeleid ook in deze integrale aanpak?

Antwoord

Ja. Voor het welzijn van productiedieren wordt op dit moment gewerkt aan een transitie naar een dierwaardige veehouderij. De beweging naar een dierwaardige veehouderij vindt plaats binnen de gestelde natuur-, water-, milieu-, lucht- en klimaatkaders en doelen.

30

De leden van de PvdD-fractie vragen of er maatschappelijke kosten-baten analyses en lifecycle assessments worden gedaan, in Nederland en/of de EU, voor de beoogde inzet op kernenergie (al dan niet in de vorm van SMR’s). Zo ja, hoe verhoudt kernenergie zich tot andere energiebronnen en energiebesparing? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Er zijn wereldwijd veel maatschappelijke kosten-baten analyses en lifecycle assessments gedaan naar kernenergie. Bij de opwekking van elektriciteit in kerncentrales komt geen CO2 vrij. Wanneer de CO2-uitstoot tijdens de constructie en ontmanteling van kerncentrales en in de splijtstofcyclus wordt meegenomen, is de broeikasgasemissie vergelijkbaar met die van zon en wind (Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), 2022). Dat is een van de redenen waarom het demissionair kabinet een rol voor kernenergie ziet in de (toekomstige) energiemix: kernenergie kan een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van broeikasgassen en het tegengaan van klimaatverandering.

31

U onderschrijft aan de ene kant de voorstellen voor participatie en dialoog van de Europese Commissie die vooral gericht zijn op economische partijen, zoals de industrie en de landbouw sector, en reflecteert daarnaast ook meer kritisch op deze aanpak. De door de Commissie voorgestelde smalle participatie aanpak kan vertraging van de benodigde transities opleveren, aangezien sommige partijen in deze sectoren belang hebben bij een trage, minder vergaande transitie, zo stellen de fractieleden van de PvdD. Hoe zet u zich in, in Nederland en de EU, voor een bredere aanpak van de dialogen, inclusief participatie van burgers en maatschappelijke organisaties? Zodoende ontstaat er een meer accuraat beeld van draagvlak, aldus de fractieleden van de PvdD.

Antwoord

Transities, zoals die naar een klimaatneutraal Europa, zijn grote maatschappelijke veranderingen die ingrijpende keuzes vereisen. Overheden spelen daarin een belangrijke rol om te voorkomen dat er ineffectieve of niet toekomstbestendige oplossingen worden gekozen en dat kosten en baten integraal worden afgewogen. Dat vraagt om betrokkenheid van, en samenwerking met, de brede samenleving, waarin een rol is weggelegd voor iedereen: overheden, burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en financiële- en kennisinstellingen. Daarvoor is het belangrijk dat de overheid weet wat er bij anderen leeft, welke behoeften er zijn en waar in de dagelijkse praktijk knelpunten zijn. In de klimaat- en energietransitie in Nederland doen we dat op verschillende manieren.

Het demissionair kabinet heeft in 2022 het Nationaal Klimaatplatform (NKP) opgericht. Het NKP heeft als doel om via dialoog de maatschappelijke betrokkenheid bij het klimaatbeleid te vergroten, waarbij het NKP specifieke aandacht heeft voor groepen die lastiger te bereiken zijn. In haar rol jaagt het NKP de transitie aan, en zoekt ze de verbinding om tegenstellingen te overbruggen.

Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw Klimaatplan. Bij de totstandkoming hiervan worden burgers, maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijven op verschillende momenten gevraagd om hun inbreng en ideeën, bijvoorbeeld via ronde tafelgesprekken, burgergesprekken en focusgroepen.

Ook heb ik een maatschappelijke dialoog over het energiesysteem toegezegd. Op die manier kan ik bij het maken van beleid en de uitvoering van energieprojecten zoveel mogelijk rekening met betrokkene of belanghebbende partijen houden. Niet eenmalig, maar als een manier om doorlopend betere verbindingen te leggen tussen de overheid en de maatschappij.

Op het gebied van duurzame consumptie en circulaire economie organiseert het demissionair kabinet een nationaal burgerberaad, dat aan het eind van dit jaar van start verwacht te gaan.

Naast dialoog en participatie is ook onderzoek een belangrijke manier om te begrijpen wat burgers belangrijk vinden. Om een accuraat beeld te hebben van hoe burgers denken over klimaatbeleid worden verschillende onderzoeken uitgevoerd. Zo wordt eens in de twee jaar de Publieksmonitor Klimaat en Energie uitgevoerd door Motivaction, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De meest recente monitor kwam eind 2023 uit.12 Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de helft van de bevolking een intensiever klimaatbeleid wil. Denk hierbij aan het belonen van klimaatvriendelijk gedrag en beprijzen van vervuilend gedrag. Daarnaast werkt het demissionair kabinet regelmatig samen met TNO om concreet te onderzoeken wat zorgen zijn van burgers13 en in welke mate zij bepaald klimaatbeleid acceptabel vinden.

Het demissionair kabinet organiseert zelf geen dialogen op Europees niveau. Het demissionair kabinet vindt het positief dat de Europese Commissie strategische dialogen organiseert over het toekomstige klimaatbeleid zoals gemeld in de mededeling over een EU-klimaatdoel voor 2040.

32

De fractieleden van de PvdD vragen tenslotte waarom u de nadruk op koolstofverwijdering ondersteunt. Als uitstoot verder kan worden teruggedrongen is een nadruk op koolstofverwijdering niet nodig.

Antwoord

Het demissionair kabinet zet primair in op emissiereductie om de Nederlandse doelen te halen. Het is dan ook voor het demissionair kabinet van belang dat de noodzakelijke opschaling van koolstofverwijdering om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en daarna netto negatieve emissies te realiseren, conform de Klimaatwet, niet leidt tot een verminderde inzet op emissiereductie.

Het demissionair kabinet vindt het positief dat een indicatieve uitsplitsing van het EU-doel voor 2040 tussen emissiereductie en koolstofverwijdering is opgenomen. Het demissionair kabinet vindt het in algemene zin belangrijk dat er voldoende draagvlak is voor de noodzakelijke investeringen in koolstofverwijdering als onderdeel van het tegengaan van klimaatverandering. Het demissionair kabinet bestudeert de splitsing tussen koolstofverwijdering en emissiereductie voor het 2040-doel nog nader, mede in de context van de nationale Routekaart Koolstofverwijdering. Daarbij geldt wel dat de Europese Commissie specifiek heeft gewezen dat een EU-doelstelling van 90% in 2040 ook aanzienlijke hoeveelheden koolstofverwijdering vraagt.


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

COM(2024) 63.

X Noot
3

COM(2024) 63.

X Noot
4

Raad van State, 26 oktober 2023, «Onzeker of klimaatdoelstellingen van kabinet op tijd worden gehaald».

X Noot
5

COM(2024) 63.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2023/24 36 539, A.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2023/24 36 539, A.

X Noot
11

Zie: Europese importheffing op CO2 effectief tegen weglek, PBL en CPB, april 2024: https://www.cpb.nl/europese-importheffing-op-co2-effectief-tegen-weglek

Naar boven