Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel F, subonderdeel 3 komt te luiden:
3. In het tweede lid en de tweede zin van het vijfde lid wordt «ontbinding» vervangen
door «beëindiging» en in het derde en het zesde lid wordt «ontbinding» vervangen door
«opzegging».
B
In artikel I wordt na onderdeel D een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
Aan het slot van artikel 25, tweede lid, wordt toegevoegd «, en bij gebreke van dien
aan zijn nabestaanden».
C
In artikel II wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Aan het slot van artikel 5, eerste lid, onder d wordt toegevoegd «, en bij gebreke
van dien aan zijn nabestaanden. Artikel 25a, eerste lid, van de Auteurswet is van
overeenkomstige toepassing».
Toelichting
Met onderdeel A wordt een redactionele verbetering doorgevoerd in artikel 25e van
de Auteurswet. De rechter kan een overeenkomst wegens non usus niet zozeer opzeggen
(dat is aan een contractspartij voorbehouden) als wel op vordering van de maker beëindigen.
Met de onderdelen B en C wordt een wijziging doorgevoerd in artikel 25 van de Auteurswet
en artikel 5 van de Wet op de naburige rechten om de positie te versterken van nabestaanden
van overleden makers en uitvoerend kunstenaars om op te treden tegen verminking van
het werk van een overleden maker of uitvoerend kunstenaar. Op grond van auteursrechtelijke
en nabuurrechtelijke persoonlijkheidsrechten kunnen makers en uitvoerend kunstenaars,
ook als de exploitatierechten zijn overgedragen aan een derde, zich in beginsel verzetten
tegen openbaarmaking zonder naamsvermelding of onder een andere naam dan wel elke
andere wijziging tenzij dat verzet onredelijk is. Daarnaast kan op grond van de persoonlijkheidsrechten
de maker of uitvoerend kunstenaar zich verzetten tegen een verminking van het werk.
Na overlijden van de maker of uitvoerend kunstenaar komen de rechten toe aan degene
aan wie de rechten bij uiterste wilsbeschikking zijn overgedragen. Laat de maker of
uitvoerend kunstenaar na om deze wilsbeschikking op te stellen dan vervallen deze
persoonlijkheidsrechten bij overlijden. Met de opkomst van hologrammen en deepfakes
worden de mogelijkheden om werken van overleden makers en uitvoerend kunstenaars aan
te passen aanzienlijk uitgebreid. Ook het risico dat het werk wordt aangetast op een
wijze die nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of uitvoerend
kunstenaar is toegenomen. Om hiertegen beter op te kunnen treden wil ik het voor nabestaanden
van makers en uitvoerend kunstenaars eenvoudiger maken om zich te kunnen beroepen
op de persoonlijkheidsrechten. De kring van personen die zich op het recht kunnen
beroepen is in artikel 25a, eerste lid beperkt tot de ouders, echtgenoot of geregistreerd
partner en kinderen van de maker of uitvoerend kunstenaar. Een dergelijke bepaling
ontbreekt in de Wet op de naburige rechten zodat artikel 25a, eerste lid, van de Auteurswet
in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten van overeenkomstige toepassing
is verklaard.
Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ingediend.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken