36 533 (R2192) Wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD); Samarkand, 18 mei 2023

B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 20 december 2023 en het nader rapport d.d. 26 februari 2024, aangeboden aan de Koning door de Minister Buitenlandse Zaken, mede namens de Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 december 2023, no. 2023002980, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 maart 2024, no. W02.23.00374/II/K, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 18 december 2023, no. 2023002980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD); Samarkand, 18 mei 2023 (Trb. 2023, 130), met toelichtende nota.

Deze wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (hierna: de Overeenkomst) strekt ertoe dat de activiteiten van de EBRD uitgebreid kunnen worden naar landen in de regio Sub-Sahara Afrika en Irak. Tevens wordt voorgesteld de kapitaallimiet te schrappen, waarbij voortaan de Raad van Bewind erop toeziet dat de EBRD gebruik blijft maken van passende criteria voor kapitaaltoereikendheid.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk maakt een opmerking over de toegevoegde waarde van de voorgestelde uitbreiding van de territoriale werkingssfeer van de EBRD ten opzichte van andere regionale en wereldwijde internationale financiële instellingen. Daarnaast maakt zij een opmerking over de betrokkenheid van Curaçao en Sint Maarten. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Toegevoegde waarde uitbreiding territoriale werkingssfeer

De Afdeling heeft enkele vragen over de voorgestelde uitbreiding van de territoriale werkingssfeer van de EBRD en de toegevoegde waarde daarvan ten opzichte van andere regionale en wereldwijde internationale financiële instellingen. Zowel uit de naamgeving van de Bank als uit artikel 1 van de Overeenkomst blijkt dat het werkingsgebied van de in 1990 opgerichte EBRD (thans 71 lidstaten) zich in het bijzonder richt op het continent Europa, zij het dat ook niet-Europese landen lidstaat kunnen zijn en ook financiële activiteiten door de Bank worden verricht in landen van Centraal-Azië. De voorgestelde goedkeuring van de wijziging van de Overeenkomst beoogt het mandaat van de EBRD uit te breiden naar Sub-Sahara Afrika en Irak. In de toelichtende nota ontbreekt een motivering daarvoor.

De Afdeling merkt op dat de geografische regio Sub-Sahara Afrika ruim is en vele landen in Afrika omvat, ongeveer 48. Dit roept vragen op naar de beoogde verhoudingen tussen de diverse regionale ontwikkelingsbanken die in de regio actief zijn, in dit verband vooral die tussen de EBRD enerzijds en de African Development Bank, opgericht in 1964, thans 82 lidstaten. Voor Irak is ook de Asian Development Bank, opgericht in 1966, thans 68 lidstaten, relevant. Nederland is lidstaat bij beide instellingen.

Voorts roept de beoogde wijziging van het werkingsgebied van de EBRD ook vragen op over de verhoudingen tussen de toekomstige activiteiten van de EBRD in Irak en Sub-Sahara Afrika en de wereldwijde financiële instellingen die ook financiële activiteiten in deze niet-Europese landen verrichten. Daartoe behoren het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en de Wereldbankgroep, met name de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (IBRD), de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC) en het Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties (MIGA). De toelichtende nota gaat niet in op de beoogde positie van de EBRD en de verhouding tot deze andere internationale financiële instellingen in de internationale institutionele financiële architectuur.

De Afdeling adviseert op het voorgaande in de toelichtende nota in te gaan.

Aan de opmerking van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is gevolg gegeven door in de toelichtende nota onder «Artikelsgewijze toelichting, Artikel 1» de uitbreiding van de territoriale werkingssfeer van de EBRD naar Sub-Sahara Afrika en Irak nader te motiveren, door aan te geven dat de EBRD zich in het bijzonder richt op de private sector ontwikkeling en daarbij op velerlei wijzen samenwerkt met IMF, AfDB, IBRD, IFC en andere ontwikkelingsbanken en wereldwijde financiële instellingen die reeds in de regio actief zijn.

2. Betrokkenheid Curaçao en Sint Maarten

De gewijzigde Overeenkomst gaat, voor wat het Koninkrijk betreft, gelden voor Nederland, Curaçao en Sint Maarten.1 De toelichtende nota biedt geen inzicht in de wijze waarop deze landen geïnformeerd en geconsulteerd zijn over de wijziging van de Overeenkomst.

De Afdeling adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

Aan de opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven. Onder het kopje «Koninkrijkspositie» is vermeld dat de regeringen van Curaçao en Sint Maarten hebben laten weten medegelding van de wijzigingen van de Overeenkomst voor hun land wenselijk te achten.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft een aantal opmerkingen bij het verdrag en adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van Curaçao en die van Sint Maarten wordt overgelegd.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

Th.C. de Graaf

Ik verzoek U, mede namens de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de wijziging van de Overeenkomst vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Curaçao en aan de Staten van Sint Maarten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Toelichtende nota, «Koninkrijkspositie». Aangezien de huidige Overeenkomst niet geldt voor Aruba, zal de voorliggende wijziging van de Overeenkomst ook niet gaan gelden voor Aruba.

Naar boven