36 528 Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 11 april 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2025 (Kamerstuk 36 528, nrs. 1 t/m 3), heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat het Presidium de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over de Raming voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

Algemeen begrotingsbeeld

2

3.

Werkwijze van de Kamer

3

3.1

Medewetgevende en controlerende taken

5

3.2

Burgerbetrokkenheid

5

4.

Ontwikkelingen Kamerorganisatie

6

4.1

Sociale veiligheid en integriteit

6

4.2

Toekomstbestendige Kamerorganisatie

7

5.

Integrale veiligheid

8

6.

Renovatie Binnenhof

9

7.

Overig

9

1. Inleiding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der Kamer voor het jaar 2025. Deze leden hebben hier op dit moment een aantal opmerkingen en vragen over.

Allereerst willen zij de Kamerorganisatie en alle medewerkers danken voor de voortreffelijke ondersteuning die dag in dag uit aan Kamerleden wordt geboden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten, met de daarbij horende documenten. Deze leden hebben daarover nog enige vragen die zij willen stellen.

De leden van de NSC-fractie hebben met aandacht kennisgenomen van de Raming en de Begrotingstoelichting bij de Raming. Het gaat om de begroting, die uiteindelijk toegevoegd zal worden aan de Rijksbegroting. Deze leden hebben enkele vragen over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Raming voor het jaar 2025. Deze leden hebben hierover en over aanverwante zaken nog enkele vragen.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Deze leden hebben daar een aantal opmerkingen en vragen over.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2025. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de toegezonden stukken. Deze leden hebben behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.

2. Algemeen begrotingsbeeld

Over de voorgestelde Raming van uitgaven en ontvangsten hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele vragen. Allereerst constateren deze leden dat de apparaatsuitgaven na 2026 omlaag gaan in de meerjarenramingen. Kan dit nader worden toegelicht? Een andere vraag die zij hebben is wat de consequentie van de nieuwe cao voor rijksambtenaren is? Worden deze aanpassingen in de cao één-op-één door vertaald naar de budgetten voor de Kamer of zijn er financiële elementen die niet worden doorberekend?

De leden van de NSC-fractie merken op dat er in artikel 3.2 en 3.3 aandacht is voor «kennis en onderzoek» en «fractiekosten». Deze leden hebben de wens dat er voor de fractie meer geld beschikbaar komt voor onderzoek. Zij zijn van mening dat goede en gedegen onderzoeken aan de basis staan voor solide onderbouwingen van beleid. Het beschikbaar stellen van een hoger budget voor onderzoek stelt de fractie in staat om dit instrument frequenter in te zetten.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor de wijziging van de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023. Deze leden merken op dat de bijdrage voor 2,5 fte geen vergoeding voor overheadkosten bevat. Dit wordt ook expliciet benoemd in de Regeling, artikel 3.1. Dit terwijl iedere fractie redelijkerwijs wel zulke kosten maakt. De overheadkosten voor één fte worden in de Handleiding Overheidstarieven 2024 geraamd op € 26.000. Deze leden onderkennen dat een deel hiervan wordt gedragen door de Kamerorganisatie, zoals huisvestingskosten en een deel van de kantoorautomatisering. Toch valt ook een aanzienlijk deel van de overheadkosten hierbuiten. Dit zijn onder andere opleidingskosten, reiskosten, telecomkosten en een deel van de HR- en administratie personeelskosten. Dit zijn kosten die fracties onvermijdelijk maken om aan hun verplichtingen als goed werkgever te voldoen. Die kosten worden momenteel gedekt uit de financiële regeling voor ondersteuning en gaan dus ten koste van feitelijke inhuur van ondersteunend personeel.

Kan het Presidium aangeven wat de totale waarde (X) is van de overheadkosten die door de kamerorganisatie per fte worden gedragen? Klopt het dat de overheadkosten die thans door de fracties wordt gedragen bestaat uit € 26.000-X? Zo nee, op welke waarde schat het Presidium dan het door de fracties gedragen deel van de overheadkosten? Deze leden beoordelen deze situatie als onwenselijk. De 2,5 fte per Kamerlid is hard nodig en bestemd voor het functioneren van de fractie of groep. Kan het Presidium bevestigen dat de regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer daarvoor bedoeld is?

Deze leden vragen op basis van de bovenstaande gevraagde berekening een voorstel te doen om fracties tegemoet te komen in de kosten die zij redelijkerwijs maken aan overhead, maar niet gedekt worden door de Kamerorganisatie.

3. Werkwijze van de Kamer

De leden van de VVD-fractie willen graag aandacht vragen voor het parlementaire proces. Ten eerste willen zij stilstaan bij de planning van plenaire debatten. Deze leden constateren dat meerderheidsdebatten, indien zij nog niet hebben plaatsgevonden, twaalf weken na toekenning vervallen en tweemaal kunnen worden verlengd. Na het vervallen van een debat is de actualiteit ook weg. Kan het Presidium uiteenzetten waarom een regulier meerderheidsdebat geen voorrang krijgt op een dertigledendebat? Acht het Presidium het denkbaar om maandagen in te zetten voor dertigledendebatten, die dan gevoerd zouden worden in een commissiezaal?

Deze leden vinden dat interrupties een debat levendig maken. Tegelijkertijd tekenen deze leden aan dat dit scherpe interrupties moeten zijn. In de motie Michon-Derkzen (Kamerstuk 36 328, nr. 8), ingediend bij de Raming voor het jaar 2024, wordt voorgesteld om interrupties in tijd te begrenzen en niet in aantal. Die motie is overgenomen. Kan het Presidium de stand van zaken daarover schetsen? Is het regime ten aanzien van interrupties nader bekeken? Zo ja, op welke manier zijn voorbeelden uit bijvoorbeeld gemeenteraden daarbij betrokken?

In de afgelopen parlementaire jaren werden enkele duizenden moties ingediend. Daarbij is de oorspronkelijke bedoeling om het kabinetsbeleid te sturen volgens deze leden meer en meer verworden tot het afgeven van een signaal aan de achterban. Dat maakt het instrument volgens hen bot. De Kamervoorzitter roept de leden bij elke stemming op om minder moties in te dienen. Kan het Presidium aangeven of het concrete ideeën heeft om aantal moties te verminderen? Zo ja, welke ideeën zijn dit? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.

De stemmingen op dinsdag nemen veel tijd in beslag, doordat steeds de hele titel van een motie door de Voorzitter wordt voorgelezen. Datzelfde gebeurt echter niet bij amendementen. Deelt het Presidium de mening dat de stemmingen op dinsdag te lang duren? Is het Presidium om die reden bereid te overwegen om tijdens de stemmingen bij moties alleen het motienummer voor te lezen? Zo nee, waarom niet?

Voorts kost het tijdens de stemmingen veel tijd dat ieder individueel lid wiens ontraden motie wordt aangenomen een brief vraagt om het kabinet uit te laten wijden over de uitvoering van die aangenomen motie. Deelt het Presidium de opvatting dat het efficiënt zou zijn, indien een door het kabinet ontraden motie aangenomen wordt, dat er standaard een kabinetsreactie volgt? Zo ja, is het Presidium bereid om met het kabinet af te spreken dat iedere aangenomen motie wordt behandeld als schriftelijke Kamervragen? Dat zou betekenen dat er na drie weken een reactie van het kabinet volgt, met eenmalig de mogelijkheid tot uitstel. Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.

Het Nederlandse parlement is één van de laatste parlementen waar er nog wordt gestemd met fysieke handopsteking. Deze leden lezen dat het Presidium besloten heeft te investeren in een project dat resulteert in een digitale vergadervoorziening, dat onder andere digitaal stemmen mogelijk maakt in tijden van crisis. Kan het Presidium beargumenteren waarom dit digitale stemmen alleen in tijden van crisis zou worden gebruikt? Kan dit niet standaard worden ingevoerd? Is digitaal stemmen het uitgangspunt bij de renovatie van het Binnenhof? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie bemerken dat het volume en de duur van de Kamerbel een terugkerend onderwerp van gesprek is. Deze leden vragen het Presidium wat de afwegingen zijn om de stemmingsbel en de bel bij aanvang van de plenaire agenda een minuut te laten duren, gezien de hinder die dit kan geven tijdens andere Kameractiviteiten. Is het Presidium bereid te overwegen of bel korter of minder luid kan klinken?

Zij merken op dat leden van de regering zich met enige regelmaat laten vervangen in de Kamer wegens afwezigheid. Zij hebben hiervoor alleszins begrip, mits de leden van de regering daarvoor een goede reden kunnen geven, zoals ziekte of een buitenlands werkbezoek. De lijst van goede redenen die wordt vermeld in het Handboek Bewindspersonen omvat ook aanwezigheid bij een gesprek c.q. andere officiële bijeenkomst met de Koning. Een bezoek aan of met de Koning behoort volgens deze leden niet tot de categorie van goede redenen voor afwezigheid. De informatieplicht van de regering aan de Tweede Kamer weegt wat hen betreft zwaarder dan een bezoek aan of met de Koning. Zij vinden voor dit standpunt aanleiding in de verhoudingen tussen regering en de Staten-Generaal zoals vastgelegd in de Grondwet. Deze leden merken op dat de Kamer in ultimo zelf kan bepalen wat zij als een geldige reden voor afwezigheid accepteert. In het Regelement van Orde is deze verantwoordelijkheid ten aanzien van aanwezigheid bij het vragenuur op dinsdag uitbesteed aan de voorzitter (artikel 12.3.1). Is het Presidium bereid om aanwezigheid bij een gesprek c.q. andere officiële bijeenkomst met de Koning niet langer te accepteren als geldige reden voor afwezigheid in de Staten-Generaal? Zo niet, kan het Presidium dan aangeven waarom zij acht dat aanwezigheid bij de Koning voor de regering van groter belang is dan aanwezigheid bij de Staten-Generaal, en hoe die keuze zich verhoudt tot artikel 68 van de Grondwet?

De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor een staatsrechtelijke kwestie, namelijk de mogelijkheid dat een wet na aanname van een of meer amendementen in strijd komt met de Grondwet. Uiteraard onwenselijk. Als er enige tijd zit tussen de stemming over de amendementen en het wetsvoorstel – wat op zichzelf verstandig kan zijn – kan de (gewijzigde) wet echter niet meer worden aangepast middels amendement of nota van wijziging, omdat al is aangevangen met de stemming. Dus ook als een wet door aanname van amendementen in strijd komt met de Grondwet of als de wet door amendementen die tegenstrijdig zijn «niet meer klopt», kan dat niet meer hersteld worden, zelfs niet als de indieners van de amendementen daartoe bereid zouden zijn of als de Kamer in meerderheid een nota van wijziging (die de boel weer rechttrekt of in orde maakt) zou wensen. De route via de Eerste Kamer met een novelle, of het intrekken en opnieuw indienen van een wetsvoorstel, is tijdrovend en omslachtig. Is hier reeds eerder over nagedacht of dit een wenselijke gang van zaken is, of dat hier een oplossing voor bedacht kan worden?

Deze leden vragen of het Presidium van mening is dat de gang van zaken bij de Regeling van Werkzaamheden op dinsdag wel helemaal recht doet aan het uitgangspunt van de Werkgroep Van der Staaij dat commissiedebatten net zo belangrijk zijn als plenaire debatten. Dat het betreffende Kamerdebat in een andere zaal (commissiezaal in plaats van plenair) wordt georganiseerd, doet daar niets aan af. Echter, als iemand over een bepaald onderwerp wil debatteren in een commissiezaal (soms al gepland, dus sneller) wordt dat opgevat als «geen steun» en ook als zodanig benoemd door de Kamervoorzitter, waardoor het voor de buitenstaander lijkt alsof het betreffende Kamerlid niet over het onderwerp wenst te debatteren. Kan hierop gereflecteerd worden?

Zij vragen waarom het toegestaan is dat mondelinge vragen worden aangemeld over een onderwerp waar reeds schriftelijke vragen over zijn ingediend. Andersom kan namelijk niet, dan worden de schriftelijke vragen vooralsnog niet doorgelaten. Waarom komt het andersom wel voor?

Deze leden roepen in herinnering dat enige jaren geleden de pilot «staand vergaderen/debatteren» is georganiseerd, als eerste bij een debat over Sport en bewegen, maar daarna langere tijd in de Troelstrazaal is uitgeprobeerd. De setting van deze proef was echter niet bepaald ideaal en is (mede daardoor?) een stille dood gestorven zonder vervolg. Dit terwijl het inmiddels algemeen erkend is dat langdurig zitten ongezond is, doen wij in de Tweede Kamer weinig anders dan vooral heel erg langdurig zitten. Erg ongezond en een slecht voorbeeld. Daarom twee vragen. Kunnen meer vergaderzalen en overleghoekjes, bijvoorbeeld op de derde verdieping, geschikt gemaakt worden om staand met elkaar te overleggen? Kunnen ook commissiezalen voor debatten geschikt worden gemaakt om langdurig zitten af te wisselen met staan? Zo niet, waarom niet?

Tenslotte vragen deze leden aandacht voor een feestelijk onderwerp, namelijk carnaval. Voor een groot deel van zuidelijk Nederland een belangrijk sociaal en cultureel feest. Het komt echter vaak voor dat het reces van de Tweede Kamer niet samenvalt met carnaval, hetgeen tot grote teleurstelling leidt bij Kamerleden en medewerkers uit het zuiden. Is daar een dringende reden voor, waarom valt carnaval niet standaard in een reces? Zou hiermee rekening kunnen worden gehouden bij het plannen van de recessen, in ruil voor een ander reces dat dan altijd samenvalt met de vakantieplanning van andere delen van het land?

3.1 Medewetgevende en controlerende taken

De leden van de SP-fractie merken op zich te kunnen vinden in de opmerking van het Presidium dat het van belang is dat de initiatieven die zijn genomen ter versterking van de functies van de Tweede Kamer beklijven, zoals het versterken van het wetgevingsproces in commissies, meer controle op uitvoering van wetgeving en het werken met rapporteurs. Ook de uitbreiding van de formatie van ambtelijke ondersteuning (als voorbeeld wordt juridische ondersteuning van wetgevingsadviseurs bij Kamercommissies genoemd) steunen deze leden. Is meer uitbreiding de komende tijd voorzien? Op welke plekken?

3.2 Burgerbetrokkenheid

Burgerbetrokkenheid begint bij toegankelijkheid en gastvrijheid richting burgers. In die context willen de leden van de BBB-fractie twee zaken bespreekbaar maken. Het stickersysteem voor de publieke tribune is complex en nodigt nauwelijks uit tot het bijwonen van langere of meerdere debatten. Tevens zijn de mogelijkheden voor bezoekende burgers om in de avond, na de sluiting van het Startlokaal, aan koffie/thee/water en een versnapering te komen vrijwel afwezig. Dit zou met enkele kleine toevoegingen een stuk gastvrijer kunnen. Is het Presidium bereid hiernaar te kijken?

4. Ontwikkelingen Kamerorganisatie

4.1 Sociale veiligheid en integriteit

De Kamer hecht terecht veel waarde aan een gezonde werkomgeving. Regelmatig wordt geconstateerd dat de Kamer door de hoge werkdruk meer aandacht zou kunnen besteden aan een gezonde werkomgeving. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden het daarom bijvoorbeeld het onderzoeken waard vinden of er in het gebouw van de Kamer een fitnessruimte zou kunnen komen. Kan het Presidium toezeggen dat hiernaar gekeken wordt? Voorts zouden deze leden een nadere toelichting willen vragen op de outplacementkosten. In het verleden was hier weleens sprake van onderuitputting. Is dit nu nog steeds het geval? Valt onder dit budget ook de mogelijkheid om voor individuele Kamerleden, bijvoorbeeld ter voorkoming van burn-outs, in individuele coaching of begeleiding te voorzien? Tot slot op dit punt vragen zij naar hoe het outplacement voor vertrokken Kamerleden concreet verloopt. Is er voldoende zicht op of de begeleiding naar nieuw werk voldoende effectief verloopt?

Het parlementaire proces moet een integer proces zijn, waarbij er geen twijfels kunnen bestaan over de (financiële) integriteit van Kamerleden. In de motie Timmermans wordt het Presidium opgeroepen om een democratische weerbaarheidstoets uit te (laten) voeren, te onderzoeken hoe de Kamer interne regelgeving en toezicht op leden kan versterken en om onafhankelijk onderzoek te verrichten naar ongewenst beïnvloeding van leden (Kamerstuk 30 821, nr. 209). De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het Presidium deze motie gaat uitvoeren? Kan er geschetst worden hoe het Presidium voornemens is de (financiële) integriteit van Kamerleden beter te organiseren?

Een ander onderdeel van die integriteit van leden is het melden van nevenactiviteiten- en inkomsten in een register. Deze leden lezen over de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en het voorstel tot verduidelijking daarvan. Tot nog toe kan een lid voor een bepaalde periode geschorst worden. Is het Presidium van mening dat dit afdoende is? Wat is de opvatting van het Presidium ten aanzien van het instrumentarium dat er nu is om de Kamerbrede afspraken die zijn gemaakt in het kader van integriteit na te leven?

Zijn er in de opvatting van het Presidium nadere gedragsregels nodig om de omgangsnorm en omgangsvormen in de Kamer tussen de leden onderling aan te scherpen, zodat deze norm hoger ligt dan de norm vanuit strafrecht? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.

De leden van de NSC-fractie hebben een opmerking over en wens voor de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1). Het is mogelijk dat aan Kamerleden een straf of schorsing wordt opgelegd. Het is de nadrukkelijke wens van deze leden om in de raming op te nemen dat een korting op de schadeloosstelling van Kamerleden kan worden gerealiseerd, indien het Kamerlid een straf of schorsing is opgelegd. Deze consequentie zorgt ervoor dat een straf of schorsing niet op zichzelf staat, maar het de mogelijkheid biedt om verdere maatregelen te nemen.

De leden van de D66-fractie memoreren met droefenis de gebeurtenissen tijdens en vlak na het debat over het initiatiefwetsvoorstel raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap. De geuite bedreigingen aan het adres van enkele Kamerleden door een ander lid van dit huis achten zij beneden alle peil en zien zij als een ernstige overtreding van de omgangsvormen. Deze leden vragen het Presidium of zij van mening is voldoende instrumenten ter beschikking te hebben om dergelijke verstoringen ook buiten de orde van het debat te sanctioneren.

Op het gebied van sociale veiligheid verzoeken de leden van de BBB-fractie het Presidium om verder te kijken dan enkel rapporten en coördinatoren, maar ook de fysieke randvoorwaarden om veiligheid te verstrekken. Een aantal voorbeelden. In de avond kan de Kamer vrij donker zijn, omdat de timers van de verlichting kort zijn afgesteld. Bij de auto-ingang van de Kamer is in de ochtend ontzettend veel verkeer door busjes die aan bedrijven leveren, auto’s van kamerbewoners, voetgangers en fietsers. Samen met de gemeente de verkeersregels in deze zone verduidelijken zou ongelukken kunnen voorkomen. De problemen die Kamerleden ervaren rond burn-outs en andere psychologische klachten zijn wat deze leden betreft deels, maar niet volledig, te wijten aan een gebrek aan frisse lucht, zonlicht en beweging. Zet het Presidium stappen om een beveiligde buitenzone beschikbaar te maken voor kamerbewoners? Heeft het Presidium overwogen om, naar voorbeeld van vele buitenlandse parlementen waar dit tot verbetering heeft geleid, sportfaciliteiten beschikbaar te maken voor kamerbewoners?

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie op de bevindingen van NOS en Nieuwsuur dat het register over nevenactiviteiten en inkomsten niet werkt zoals bedoeld is (zie NOS, «Nevenregister Kamer nog steeds onvolledig en onduidelijk», 26 maart 2024). Nog los van de onvolledigheid van het register, leidt de notitie die voor meer duidelijkheid zou zorgen ook tot kritiek bij deskundigen. De kritiek luidt onder meer dat het belangrijk is dat alle vormen van inkomen, bezittingen en belangen geregistreerd moeten worden, zoals GRECO het bedoeld heeft, zoals bijvoorbeeld ook belangen als vastgoed, aandelenpakketten en vermogen. Wat kan eraan gedaan worden om dit dusdanig te wijzigen zodat duidelijk wordt dat deze ruime interpretatie gevolgd moet worden?

4.2 Toekomstbestendige Kamerorganisatie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten veel waarde aan het bevorderen van de circulaire economie. Deze leden constateren dat de Tweede Kamer met enige regelmaat bijvoorbeeld iPads en/of telefoons vervangt omdat de economische levensduur van deze apparaten is verlopen. Hoe zorgt de Kamer dat deze apparaten die vaak nog wel te gebruiken zijn niet zomaar worden weggegooid? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat medewerkers deze apparaten tegen de dan geldende waarde kunnen overnemen, om op deze manier te voorkomen dat er onnodig apparatuur wordt vernietigd? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?

Tijdens de vorige Raming is gesproken over het in stand houden van het archief van parlement.com. Kan het Presidium aangeven of met de afspraken die gemaakt zijn het voortbestaan van het archief en de toegankelijkheid hiervan voldoende zijn geborgd?

De leden van de D66-fractie zijn zeer content met de overstap naar de digitale werkomgeving. Deze leden complimenteren de Kamerorganisatie met de zorgvuldige voorbereiding en prettige begeleiding. Zij merken op dat bij deze overstap veel oude ICT-middelen worden ingeleverd, zoals telefoons, desktops en tablets. Kan het Presidium bevestigen dat deze middelen een duurzame herbestemming zullen vinden? Zo nee, welke afwegingen zijn hier gemaakt? Deze leden merken ook op dat het niet mogelijk is om oude ICT-middelen over te kopen van de Kamerorganisatie, terwijl dit voor vertrekkende medewerkers wél mogelijk is. Zij vragen wat hiervoor de redenen zijn en of het mogelijk is deze optie alsnog te bieden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het Presidium verwacht uitvoering te geven aan de motie die is aangenomen bij het debat over het bericht dat volgens de Tsjechische geheime dienst Rusland cash betaalde aan Nederlandse en Europese politici (Kamerstuk 30 821, nr. 209). Op welke wijze wil het Presidium de democratische weerbaarheidstoets uit (laten) voeren en welke termijn heeft zij hiervoor in gedachten? Voorts vragen deze leden hoe het Presidium het onderzoek wil inrichten naar de interne regelgeving en het toezicht op Kamerleden en Kamerfracties om ongewenste beïnvloeding te voorkomen.

Zij vragen naar de stand van zaken van de cybersecurity van de Kamerorganisatie. Zij zien dat onder meer bij het Europees Parlement zorgen zijn over de toenemende dreiging van hackersgroepen, al dan niet vanuit statelijke actoren zoals Rusland en China (Zie Politico, «The European Parliament has an election security problem», 10 december 2023). Recent hebben ook parlementariërs of het parlement zelf in Finland, Nieuw-Zeeland, Roemenië en Duitsland te maken gehad met al dan niet geslaagde hackpogingen (Zie Security Boulevard, «Finland Blames APT31 Hackers For Parliament Cyber Attack», 8 april 2024 en The Guardian, «New Zealand parliament targeted in China-backed hack in 2021, spy agency says», 26 maart 2024). Is ons parlement afdoende opgewassen tegen dergelijke aanvallen en geldt dit ook voor individuele parlementariërs? Zijn er al dan niet geslaagde pogingen tot hacken geweest richting de Kamer of individuele parlementariërs?

5. Integrale veiligheid

De leden van de VVD-fractie delen dat de veiligheid van Kamerleden en andere Kamerbewoners een hoge prioriteit moeten hebben. Om die reden zijn deze leden tevreden terug te lezen dat er geïnvesteerd wordt in hoge beveiligingsstandaarden. Zij betreuren dan ook zeer dat er recentelijk demonstraties gehouden zijn in het Kamergebouw. Dat roept bij hen vragen op over het toegangsbeleid. Bij de behandeling van de vorige raming heeft het Presidium de motie Michon-Derkzen aangenomen die het Presidium verzocht de veiligheidssituatie in- en rondom het Kamergebouw en ten aanzien van de Kamerbewoners nader te bekijken en daar eventueel huisregels voor op te stellen (Kamerstuk 36 328, nr. 9). Kan het Presidium de stand van zaken hiervan schetsen? Wat is er concreet met die overgenomen motie gedaan?

Naast fysieke veiligheid is er ook veel aandacht voor sociale veiligheid in de Tweede Kamer. Deze leden delen dat dit een brede en gezamenlijke verantwoordelijkheid is van alle Kamerbewoners. Kan het Presidium schetsen hoe het onderzoek sociale veiligheid, dat vorig jaar verscheen, opgevolgd is? Wat is de concrete inzet op het thema sociale veiligheid? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er een overzicht beschikbaar is van het aantal aangiftes dat in 2023 is gedaan door Kamerleden aangaande bedreigingen of andere delicten gericht op hun functie als Kamerlid. Voorts vragen deze leden of er een overzicht is van het aantal malen dat vanuit de Kamervoorzitter aangifte is gedaan namens de Kamer. Ziet het Presidium hierin een trend ten opzichte van eerdere jaren?

Zij maken zich zorgen om het toenemend aantal verstoringen dat plaatsvindt in het Kamergebouw zelf. Zij denken hierbij aan verstoringen van debatten in de plenaire zaal, maar ook verstoringen in de (semi-)publiek toegankelijke delen van het Kamergebouw. Na de verstoring van 5 maart jongstleden is aan negentien personen een bezoekverbod van vier weken opgelegd. Deze leden vragen of onder de verstoorders van 9 april jongstleden, mensen waren die ook bij de verstoring van 5 maart betrokken waren. Voorts vragen zij of een bezoekverbod van vier weken het maximum is dat kan worden opgelegd, of dat ook langere termijnen kunnen worden opgelegd. Indien dit het geval is vragen zij wat de reden is geweest om voor een termijn van vier weken te kiezen. Zij vragen eveneens naar de voortgang van de aanscherping van de huisregels van de Tweede Kamer op dit punt.

6. Renovatie Binnenhof

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar wat de actuele planning van het verblijf van de Tweede Kamer in de tijdelijke huisvesting is. Hoe staat het met de verbouwing van het Binnenhof? Is de Tweede Kamer op dit moment naar tevredenheid betrokken? Kan toegelicht worden waarom er vanaf 2029 geen budget meer gereserveerd is voor de renovatie en tijdelijke huisvesting? Kan hieruit opgemaakt worden dat de huidige verwachting is dat de Kamer in 2028 weer terug zal verhuizen naar het Binnenhof?

De leden van de D66-fractie merken op dat de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer aan de Bezuidenhoutseweg nog voldoende ruimte voor verduurzaming en vergroening lijkt te bevatten. Deze leden denken hierbij aan het plaatsen van zonnepanelen en het aanleggen van daktuinen. Kan het Presidium aangeven welke stappen er reeds zijn gezet voor de verduurzaming en vergroening, en welke mogelijkheden zij zien om dit nog verder te ontwikkelen en daarbij expliciet in te gaan op de hiervoor genoemde mogelijkheden.

De leden van de BBB-fractie vragen zich af of er mogelijkheden zijn om het tijdspad van de verbouwing van het Binnenhof in te korten. Momenteel komt daar niets over terug in de Raming.

7. Overig

Eind 2023 is er een onderzoek uitgevoerd naar oud-Kamervoorzitter Arib. Het Kamerbestuur heeft geconcludeerd dat de oud-voorzitter zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een onveilige werkomgeving. De leden van de NSC-fractie hebben een vraag over dit onderzoek. Deze leden vragen zich af hoeveel geld er besteed is aan het onderzoek naar oud-voorzitter Arib.

De leden van de D66-fractie merken op dat niet alle werkruimtes geluidsdicht zijn. Dat kan soms onwenselijke situaties opleveren gezien de vertrouwelijke aard van veel van het werk, niet alleen politiek, maar ook bedrijfsmatig. Erkent het Presidium dat het voeren van vertrouwelijke gesprekken, bijvoorbeeld tussen werknemer en leidinggevende, van belang is in het kader van de veilige werkomgeving? Wat is het huidige beleid ten aanzien van het isoleren van werkruimtes en welke afwegingen zijn hierbij gemaakt? Welke mogelijkheden bestaan er om werkruimtes geluidsdicht te maken, zo vragen zij. Hoeveel verzoeken tot het geluidsdicht maken van werkruimtes zijn er reeds ontvangen en welk deel hiervan is ook gehonoreerd?

Deze leden merken op dat sinds de meest recente herindeling van de werkplekken de papierbakken van de Kamers zijn verdwenen. Hierdoor belandt papier vaker tussen het andere afval, wat mogelijk consequenties heeft voor de afvalscheiding. Wat zijn hiervoor de beweegredenen? Welke mogelijkheden zijn er om papier gescheiden aan te bieden, vragen zij tevens.

Al met al zijn de leden van de BBB-fractie tevreden over de raming. De recente stappen die zijn gemaakt in digitalisering en moderne werkomgeving verdienen tevens een compliment richting de Kamerorganisatie. Dit heeft het werk in de Tweede Kamer goed gedaan.

De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot

De griffier van de commissie, Honsbeek

Naar boven