36 512 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting)

E BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2025

Op 26 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoeringseffecten en juridische houdbaarheid van vier amendementen die voorzien in aanpassing van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting.1 Deze amendementen zijn door mij ontraden. In die brief heb ik uw Kamer geschetst dat ik reparatie van de onwenselijke gevolgen van deze amendementen noodzakelijk acht. Ook heb ik aangegeven dat ik het van groot belang acht dat uw Kamer het wetsvoorstel voorspoedig in behandeling neemt, omdat de wooncrisis waar Nederland mee kampt geen stilstand kan verdragen en dit wetsvoorstel nodig is om hier iets aan te doen. Bovendien zou vertraging aanzienlijke financiële gevolgen kunnen hebben als gevolg van mogelijke kortingen voor Nederland vanuit het Europese Herstel- en Veerkrachtplan.

De afgelopen weken heb ik nauw contact gehad met leden van uw Kamer over de amendementen die ik behandel in mijn bovengenoemde brief. Op basis van deze contacten constateer ik dat veel leden zorgen hebben over het amendement over een absoluut verbod op urgentie voor vreemdelingen. Die zorgen deel ik. Dit amendement is in strijd met artikel 1 van de Grondwet en dient daarom als zodanig niet als wetgeving in werking te treden. Ook voor het amendement dat de toepassing van het voorkeursrecht substantieel uitbreidt voorzie ik een probleem voor de juridische houdbaarheid. De wijze waarop dit amendement de toepassing van het voorkeursrecht uitbreidt is in strijd met het eigendomsrecht dat wordt beschermd op grond van het Eerste Protocol bij het EVRM. Voor de twee andere amendementen voorzie ik vooral problemen bij de praktische uitvoerbaarheid en doeltreffendheid van de amendementen. Het betreft het amendement waarmee een fatale termijn wordt geïntroduceerd voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit en het amendement waarmee verplichte urgentie wordt geïntroduceerd voor dakloze gezinnen met minderjarige kinderen.

Ten aanzien van het amendement over het absoluut verbod op urgentie wil ik benadrukken dat ik heb vastgesteld dat dit amendement reparatie vereist door middel van aanvullende wetgeving. Het amendement over het voorkeursrecht moet deels aangepast worden om deze weer in lijn te brengen met het eigendomsrecht dat wordt beschermd in het EVRM. Bij het bepalen van de wijze waarop reparatie het beste kan worden vormgegeven voor de twee andere amendementen wil ik de Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO) benutten. Die UDO bevindt zich op dit moment in de afrondende fase. Ik zal de uitkomsten hiervan betrekken bij de Nota naar aanleiding van het verslag. Ik sluit niet uit dat ook voor deze twee amendementen wettelijke reparatie nodig is.

Ik ben gestart met de voorbereiding van een wetsvoorstel (novelle) zodat het amendement over het verbod op urgentie voor vreemdelingen verwijderd wordt uit het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting. Daarnaast neem ik in dit nieuwe wetsvoorstel ook de noodzakelijke reparatie van het amendement over het voorkeursrecht en waar nodig van de andere amendementen mee. In de tussentijd verzoek ik uw Kamer de reeds ingezette behandeling van het wetsvoorstel onverkort voort te zetten, zodat onnodige vertraging bij de inwerkingtreding van dit belangrijke wetsvoorstel zoveel als mogelijk voorkomen wordt. Omgekeerd kan uw Kamer op mijn onverminderde inspanning rekenen om in overleg met uw Kamer te komen tot een effectief en uitvoerbaar wetsvoorstel om de wooncrisis aan te pakken. Dit alles in het belang van al die woningzoekenden in ons land.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Kamerstukken I, 2024/2025, 36 512, nr. D

Naar boven