Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2024
Op 1 maart jl. heb ik u de kabinetsappreciatie van het Impact Assessment over de Natuurherstelverordening
toegezonden (Kamerstuk 21 501-08, nr. 935). In die brief gaf ik, namens het kabinet, aan voornemens te zijn in te stemmen met
het voorlopig akkoord op de Natuurherstelverordening en daarbij met een stemverklaring
de Nederlandse zorgen en uitgangspunten nogmaals te zullen benadrukken.
Hoewel het kabinet de doelen van de Natuurherstelverordening onderschrijft, heeft
het zich in de onderhandelingen zeer kritisch getoond op onderdelen van de verordening,
die verder gingen dan het kabinet wenselijk, uitvoerbaar en realistisch vond. Het
kabinet was desalniettemin voornemens voor te stemmen omdat in het voorlopig akkoord
aan meerdere van deze zorgen tegemoetgekomen is. Het kabinet wilde zich een betrouwbare
onderhandelingspartner tonen, ook voor onderhandelingen in de toekomst. Daarbij weegt
mee dat de Nederlandse stem in de Raad naar verwachting niet nodig is voor een gekwalificeerde
meerderheid. Tegelijkertijd is het kabinet het met de indieners van de motie eens
dat met name de lange termijndoelen voor 2040 en 2050 een forse opgave betekenen voor
Nederland, gezien de huidige staat en neerwaartse trend van biodiversiteit in Nederland.
Het stoppen van deze neerwaartse trend en het herstellen van biodiversiteit levert
tegelijkertijd veel op, zoals ook uit het impact assessment blijkt.
Zoals ik in de appreciatie van de motie in het interpellatiedebat van 29 februari
jl. heb aangegeven had ik graag eerst het inhoudelijke debat gevoerd. Daar was ook
ruimte voor tot het moment van de stemmingen in de Raad, omdat het kabinet, zoals
eerder aangegeven, een parlementair voorbehoud gemaakt heeft bij de terugkoppeling
van het in de triloog bereikte voorlopig akkoord.
Nu de motie Van der Plas, Hertzberger (Kamerstuk 36 508, nr. 1) op 5 maart jl. door de Tweede Kamer is aangenomen heeft het kabinet besloten de
motie uit te zullen voeren. Dit betekent dat het kabinet tegen de Natuurherstelverordening
zal stemmen, waarbij met een stemverklaring erkenning zal worden gegeven voor de mate
waarin aan Nederland tegemoet is gekomen. Het kabinet hecht groot belang aan onze
strategische positie in Europa en wil een betrouwbare onderhandelingspartner blijven,
ook in het licht van andere dossiers waarover op dit moment onderhandeld wordt. Het
is ook zaak de uitkomsten van onderhandelingen over andere zaken die voor Nederland
van groot belang zijn niet te schaden. Aan het tweede verzoek zullen wij daarom uiting
geven op een wijze die recht doet aan het behoud van onze strategische positie en
die tegelijkertijd duidelijk maakt welke overwegingen in Nederland tot een tegenstem
zullen leiden in de Raad. Opgemerkt moet worden dat het niet gebruikelijk is dat grote
wijzigingen in de positiebepaling van lidstaten op zullen treden in de laatste fase
tot aan de stemming in de Raad van Ministers.
Tot slot, de verordening komt naar verwachting ter stemming in de Europese Raad van
Ministers in de Ecofinraad op 12 april a.s. Ik zal u via de gebruikelijke informatieafspraken
informeren over de uitkomst van de stemming in de Raad of eerder indien daar aanleiding
voor is.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink