36 507 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de versterking van de politiële samenwerking met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van migrantensmokkel en mensenhandel, en betreffende de versterking van de ondersteuning door Europol van de voorkoming en bestrijding van die strafbare feiten, en tot wijziging van Verordening (EU) 2016/794 en Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften ter voorkoming en bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie, en ter vervanging van Richtlijn 2002/90/EG van de Raad en Kaderbesluit 2002/946/JBZ van de Raad

C BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 15 maart 2024

De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad hebben de Kamer geadviseerd tot het instellen van een parlementair behandelvoorbehoud, zoals bedoeld in artikel 4 van de goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon, bij het voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften ter voorkoming en bestrijding van mensensmokkel COM(2023)755. Hiertoe heeft de Kamer besloten.

De Europese Commissie beoogt met het voorstel het juridische raamwerk voor het tegengaan van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (ook wel mensensmokkel) te moderniseren en te versterken. De specifieke doelstellingen zijn:

  • 1) doeltreffend onderzoek, vervolging en bestraffing van georganiseerde criminele netwerken die verantwoordelijk zijn voor mensensmokkel te bewerkstelligen middels een duidelijkere definitie van het mensensmokkeldelict;

  • 2) tot meer geharmoniseerde straffen te komen, die rekening houden met de ernst van het delict;

  • 3) de reikwijdte van wanneer rechtsmacht over een begaan delict bestaat te verbeteren;

  • 4) de middelen van lidstaten te versterken om mensensmokkel aan te pakken en te voorkomen, en

  • 5) gegevensverzameling en rapportage te verbeteren.

Het voorstel beoogt dan ook de huidige richtlijn en het kaderbesluit uit 2002 in relatie tot mensensmokkel te vervangen.

Namens de Kamer verzoek ik u een parlementair behandelvoorbehoud te maken. Verder verzoek ik u geen onomkeerbare stappen te zetten in de onderhandelingen over het betreffende voorstel totdat de commissie Immigratie en Asiel/JBZ-Raad een mondeling overleg met u heeft kunnen voeren.

Ter motivering van het verzoek tot het maken van een parlementair behandelvoorbehoud en de behoefte om in het bijzonder nader te worden geïnformeerd wordt het volgende opgemerkt ten aanzien van het politiek belang.

In afgelopen jaren is een aantal lidstaten overgegaan tot strafrechtelijk vervolgen van humanitaire hulporganisaties en humanitaire hulpverleners aan vluchtelingen. De Kamer erkent het belang van het ondermijnen van het verdienmodel van mensensmokkelaars, ook middels het strafrecht, maar benadrukt tegelijkertijd dat de bescherming van kwetsbare vluchtelingen en slachtoffers van mensensmokkel niet in het geding mag komen. Deze bescherming wordt immers vaak geboden door hulpverleners en organisaties die vanuit een humanitair oogpunt handelen, vooral in situaties waarin levensgevaar dreigt voor vluchtelingen en migranten. De huidige, ruim geformuleerde artikelen van de richtlijn lijken onvoldoende in het bieden van rechtsbescherming aan deze hulpverleners.

Daarom verzoekt de Kamer specifiek geïnformeerd te worden over de mogelijkheid van het vrijstellen van strafrechtelijke sancties voor humanitaire hulp op grond van humanitaire overwegingen. Dit verzoek betreft ook informatie over de relatie tot de implementatierichtlijn uit 2020, evenals de uiteenlopende toepassingen van de richtlijn in verschillende lidstaten wat betreft de strafbaarstelling van hulp aan irreguliere migranten, zowel op het land als op zee. De Kamer wenst inzicht in de gevolgen van deze verschillende benaderingen voor humanitaire hulpverleners in de lidstaten.

Bovendien verlangt de Kamer actieve informatievoorziening over de ontwikkelingen, onderhandelingen en reacties van lidstaten met betrekking tot de ruim gedefinieerde criteria in artikel 3 van het voorstel, zoals het «publiekelijk aanzetten» van onderdanen van derde landen tot het betreden, doorreizen of verblijven binnen het grondgebied van een lidstaat in strijd met relevante Uniewetten of de wetten van de betreffende lidstaat betreffende de toegang, doorreis en het verblijf van onderdanen van derde landen. Dezelfde grondige en actieve informatieverstrekking verzoekt de Kamer ook met betrekking tot artikel 9, dat spreekt over «instrumentalisering» onder «verzwarende omstandigheden».

De Eerste Kamer der Staten-Generaal spreekt de verwachting uit dat tijdens het mondeling overleg op 26 maart afspraken gemaakt kunnen worden over de wijze van informatieverstrekking gedurende de looptijd van de behandeling van dit richtlijnvoorstel.

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, J.A. Bruijn

Naar boven