36 492 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de digitale euro

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 maart 2024

De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben kennisgenomen van de verordeningen betreffende de digitale euro en het daarbij behorende BNC-fiche.

Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de fracties van de BBB, ChristenUnie, PvdD, en JA21 op 22 februari 2024 een aantal vragen en opmerkingen per brief voorgelegd aan de Minister van Financiën.

De Minister heeft op 28 maart 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 22 februari 2024

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben kennisgenomen van de verordeningen betreffende de digitale euro en het daarbij behorende BNC-fiche.2 Daarnaast hebben zij met belangstelling de technische briefing van 23 januari jl. inzake de digitale Euro gevolgd die werd verzorgd door de ambtenaren van het Ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank.

Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de fracties van de BBB, ChristenUnie, PvdD, en JA21 enkele vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het doel van de digitale Euro is volgens de leden van de BBB-fractie bij benadering het belang dat de overheid een betaalmiddel kan borgen mocht het andere publieke geld (contant) niet meer beschikbaar zijn. Deze leden zetten vraagtekens bij deze doelstelling. Enerzijds omdat het gebruik van contant geld weliswaar is afgenomen, maar volgens hen niet zal verdwijnen omdat chartaal geld een belangrijk onderdeel is van de monetaire basis. Anderzijds omdat de overheid een sterke rol heeft bij het toezicht en inrichting van het private geld/banken. Deze leden vragen of de maatschappelijke functie van de overheid ook zonder de digitale Euro gehandhaafd kan worden en ontvangen op dit punt graag van u een reflectie.

Tijdens de technische briefing van 23 januari jl. hebben de leden van de BBB-fractie vragen gesteld over onder meer de toepassing van het eigendomsrecht van de digitale Euro, de uitwerking hiervan bij faillissement en ook de fiscale behandeling van het bezit dan wel inkomsten uit de digitale Euro. Hierop werd tijdens de briefing geantwoord dat deze vragen valide zijn, maar een inhoudelijk antwoord werd niet gegeven. Zij vragen u daarom alsnog inhoudelijk op deze vragen in te gaan.

In bovengenoemde briefing werd voor deze leden duidelijk dat de digitale Euro niet voor transactie tussen bedrijven gebruikt kan, of mag worden. Dit roept bij de leden van de BBB-fractie

vragen op. Is het juist dat bijvoorbeeld een bakker deze digitale Euro wel mag ontvangen, maar dat hij deze niet mag uitgeven aan zijn leveranciers? Hebben deze leden het juist begrepen dat de bakker er ook niet mee mag sparen of beleggen? Graag ontvangen deze leden een toelichting op deze vragen.

Voorts werd tijdens deze briefing het volgende aangegeven: «We werken met 20 andere centrale banken binnen het Eurosysteem, dus dat betekent ook dat wij wel eens concessies moeten doen.» Kunt u duiden welke concessies dat zijn en in het bijzonder aangeven welke concessie met betrekking tot de bescherming van de privacy van de gebruikers zullen worden geaccepteerd?

Volgens deze leden kunnen bedrijven op dit moment betrekkelijk eenvoudig bepalen welke betaalmiddelen ze al dan niet accepteren (contant of giraal) in algemene voorwaarden of door bijvoorbeeld een bordje bij de deur met de tekst: hier alleen pinnen. Artikel 10 van de concept-verordening verbiedt het uitsluiten van betalingen in digitale Euro door middel van algemene voorwaarden.3 Gaat dit niet te ver, zo vragen deze leden?

De BBB-fractieleden lezen in het BNC-fiche4 dat banken worden verplicht om bepaalde digitale Euro basisbetaaldiensten gratis aan te bieden aan natuurlijke personen die hun klanten zijn. Verder worden de tarieven gereguleerd die banken aan winkels/ toonbankinstellingen (merchants) in rekening mogen brengen. Is er al een kostenraming voor wat de (eenmalige) implementatiekosten en de (doorlopende) operationele kosten zullen zijn voor banken? In hoeverre kan van de banken geëist worden dat de digitale Euro gratis ter beschikking wordt gesteld, terwijl haar eigen dienstverlening en producten op commerciële basis geschiedt? Vergoedt de Europese Centrale Bank (ECB) de kosten aan de banken en de consumenten die zij moeten maken om de digitale Euro respectievelijk aan te bieden of te gebruiken?

Banken en bedrijven worden dus verplicht de digitale Euro aan te bieden en te accepteren. Dat zal, volgens deze leden, kosten met zich meebrengen die niet kunnen worden doorberekend. De methode om vast te stellen welke prijs mag worden doorberekend lijkt de reële kostenposten niet in die berekening te betrekken, zoals verminderde beschikbaarheid van spaargeld. Kunt u aangeven in hoeverre de ECB verwacht dat de rente-inkomsten die zij heeft van de op de digitale Euro gestalde rekeningen de kosten van de digitale Euro gaan dekken?

Het saldo dat consumenten mogen aanhouden in de digitale Euro wordt gemaximeerd. De ECB zal het bedrag vaststellen. Een indicatief bedrag die de ECB heeft gecommuniceerd betreft drieduizend Euro. Met name voor kleinere banken die voor hun financiering sterk afhankelijk zijn van spaargeld, heeft dat een negatieve impact op de liquiditeit en de balans, zo beweren deze leden. Van de European Association of Co-operative Banks (EACB) begrijpen deze leden dat bijvoorbeeld Duitse coöperatieve banken zich hierover veel zorgen maken en inzetten op een veel lager bedrag.5 Zou het niet beter zijn als de Europese wetgever een maximumlimiet vastlegt in de wet, en het aan de ECB is om binnen de gestelde ruimte het aanhoudingslimiet vast te stellen?

De leden van de BBB-fractie brengen onder de aandacht dat het mandaat van de ECB is vastgelegd in de Europese verdragen en dat de ECB onafhankelijk is vanwege het monetair beleid, dit beleid moet op afstand van de politiek worden gevoerd. Echter, in de loop van de tijd heeft de ECB meer taken gekregen, zoals het bankentoezicht (2014) en na de invoering van de digitale Euro het onderhouden van een afwikkelingssysteem dat rechtstreeks concurreert met private betaaloplossingen. Daar komt bij dat de ECB bij de afwikkeling van betalingen ook de vereisten ten aanzien van privacy moet naleven. Hierover heeft de European Data Protection Board (EDPB) kritische kanttekeningen geplaatst bij de conceptverordening.6 Zou deze doorlopende stapeling van taken van de ECB en in het bijzonder het belang van privacy -zoals onder meer gesignaleerd door het EDPB- niet noodzaken tot het opnieuw uitbalanceren van enerzijds de monetaire onafhankelijkheid en anderzijds de controle op en de verantwoording over de privacy-waarborgen? Zou een nieuw systeem van checks-and-balances voor de ECB niet kunnen bijdragen aan het vertrouwen in de digitale Euro? De leden van de BBB-fractie merken op dat dit onderwerp niet wordt gereguleerd in de conceptverordeningen en dat de ECB zeer afhoudend is en zich beroept op onafhankelijkheid. Graag ontvangen deze leden op dit punt een reflectie.

De ECB heeft over voorliggend voorstel een opinie gepubliceerd op 31 oktober 2023.7 Hierin stelt de ECB zich op het standpunt dat de eventuele uitgifte van een digitale Euro een compleet juridisch raamwerk vereist. Daarbij doelt de ECB op de conceptverordening. Echter, zo stellen de leden van de BBB-fractie, is het voor burgers en bedrijven (en zeker voor een bank) ook van belang dat duidelijk is wat de digitale Euro naar het nationaal privaatrecht inhoudt. Is het een vordering en wat zijn naar nationaal vermogensrecht de vereisten voor overdracht, verpanding, verrekening, beslaglegging en uitwinning in faillissementssituaties? Voorts stelt de ECB dat er meer duidelijkheid moet komen over de digitale Euro naar (nationaal) vermogensrecht.8 Anders dan de ECB voorstelt, kan die duidelijkheid waarschijnlijk niet (alleen) worden gebracht door de Europese conceptverordening, maar door een Nederlandse implementatiewet. Op welke wijze zal in het Europese wetgevingsproces en in het nationale implementatietraject duidelijkheid komen over bovengenoemde privaatrechtelijke aspecten?

De leden van de BBB-fractie onderstrepen dat de chipknip van een aantal jaren geleden geen succes was in Nederland. Kunt u aangeven of er onderzoek is gedaan naar het feit of er behoefte is aan de digitale versie van de chipknip, te weten de digitale Euro? Kunt u deze leden de achtergronden schetsen van de het aparte IBAN-nummer dat voor de digitale Euro beschikbaar zou komen? Kunt u voorts aangeven wat de voordelen voor de consument zijn om de digitale Euro te gebruiken? Dit naar aanleiding van de mededeling in de technische briefing van 23 januari jl. dat de digitale Euro niet rentedragend is of kan zijn.

In hoeverre kunnen partijen buiten de Europese Unie ook toegang krijgen tot digitale Euro's? Indien dit mogelijk is, kunt u hierbij aangeven vanuit welke identiteiten dit mogelijk zou zijn (natuurlijk persoon, rechtspersoon, enzovoort)?

Hoe verhoudt de uitgifte van deze digitale Euro zicht tot de Grondwet waarin vastgelegd wordt wie geld mag uitgeven? Kunt u duiden wie er inzage heeft in het saldo van de digitale Euro account en welk juridisch raamwerk daaromheen hangt?

Zijn de zogenoemde offline-transacties, welke anoniem zijn op het moment van de transactie, nadat het saldo online afgewikkeld is, nog steeds anoniem? Of wordt met de afwikkeling van de transactie ook de bron en bestemming digitaal vastgelegd? Tot slot vragen deze leden of er een eigen markt kan of mag ontstaan voor de digitale Euro, bijvoorbeeld een cash-settled markt of een termijnmarkt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie vrezen dat de introductie van de digitale Euro voor menigeen moeilijk te volgen is. Bovendien gebeurt dit in een context waar veel wantrouwen is in de samenleving onder meer jegens Europa en jegens de digitalisering, aldus deze leden. Dit wantrouwen leidt volgens hen tot toenemende polarisatie en deze leden vrezen dan ook dat de invoering van de digitale Euro aan deze polarisatie zal bijdragen. Herkent u deze zorgen? Heeft u nagedacht over voorlichting? In hoeverre is er gedacht aan een informatiecampagne en hoe zou deze campagne er uit komen te zien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben begrepen dat een van de argumenten voor de invoering van de digitale Euro is dat Europa minder afhankelijk wordt van onder meer Amerikaanse commerciële banken. Kunt u meer uitleg verschaffen over deze zogenoemde afhankelijkheid?

Tijdens de technische briefing van 23 januari 2024 is er gesproken over een apart voorstel dat de instandhouding van chartaal geld regelt.9 Wanneer wordt dit voorstel behandeld door het Europees Parlement? Biedt dit voorstel de zekerheid dat chartaal geld altijd zal blijven bestaan?

Voorts werd tijdens deze technische briefing aangegeven dat men met de digitale Euro ook offline kan betalen en dat het saldo wordt bijgewerkt als de gebruiker weer online is. Welke garanties biedt het voorstel dat anonieme betalingen, zoals met chartaal geld, mogelijk blijven?

Kunt u aangeven welke garanties het voorstel voor de digitale Euro biedt voor mensen die geen toegang hebben tot digitaal betalingsverkeer, zoals mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats of vluchtelingen, om deel te blijven nemen aan het betalingsverkeer?

De leden van de PvdD-fractie lezen in het BNC-fiche10 dat het voorstel expliciet schrijft dat de digitale Euro niet programmeerbaar mag zijn. Is de niet-programmeerbaarheid van de digitale Euro blijvend? Kunt u dit garanderen? Graag ontvangen deze leden op dit punt een toelichting.

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-Fractie

In het verslag van het schriftelijke overleg van de Tweede Kamer van 15 september 2023 staat dat «een digitale Euro kan helpen om in de toekomst grip te houden op het Europese betalingsverkeer, en ervoor zorgen dat publiek geld toegankelijk blijft en een belangrijke plek behoudt in de samenleving en in de economie»11. De leden van de JA21-fractie vragen of de digitale Euro volgens de regering de enige manier is om grip te houden op het Europese betalingsverkeer en daarmee de enige mogelijkheid is om publiek geld toegankelijk te houden? Heeft u alternatieven onderzocht? Zo ja, kunt u aangeven hoe deze alternatieven eruit zien en hierbij in kaart brengen wat de voor- en nadelen waren?

Voorts lezen deze leden in het bovengenoemde schriftelijk overleg dat de regering stelt dat de digitale Euro nodig is, omdat het de mogelijkheid biedt om in de hele Eurozone met hetzelfde digitale betaalmiddel te betalen. Dit terwijl, volgens deze leden, de markt al bezig is met een initiatief voor een Europees betalingssysteem.12 Daarnaast is op 7 februari 2024 een voorstel aangenomen binnen het Europees Parlement dat instant payments in euro binnen de gemeenschappelijke markt mogelijk gaat maken.13 De leden van de JA21-fractie vragen u welke toegevoegde waarde een digitale Euro heeft als de banken en het parlement dit «probleem» zelf al oppakken en zelfs al hiermee vergevorderd zijn. Kunt u hierop reflecteren en specifiek op het aangenomen voorstel?14

Waar bevindt zich de toegevoegde waarde van de Digitale Euro tegenover het in Nederland breed geaccepteerde en gebruikte online betalingsverkeer? Kunt u verhelderen hoe het nationale toezicht op de digitale Euro is ingericht en of het houden van de digitale Euro ook onder de depositogarantiestelsel valt?

De leden van de JA21-fractie zijn eveneens geïnteresseerd in de geraamde bank- en transactiekosten die gemoeid gaan met het houden van een digitale Euro-betaalrekening. Wat zal betreft de concrete gebruikerservaring het verwachte onderscheid zijn van betalingsverkeer met de Digitale Euro tegenover bijvoorbeeld Apple-pay of PayPal?

Tot sloten merken deze leden op dat het aantal digitale Euro’s dat een individu kan houden zal worden beperkt. Hoe verhoudt vorenstaande zich met het blijvend borgen van de privacy van gebruikers van de digitale Euro?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën W.T. van Ballekom

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2024

Hierbij stuur ik u de beantwoording van de vragen gesteld door de vaste commissie voor Financiën over de voorstellen voor de verordeningen betreffende de digitale euro (met kenmerk 174753U).

De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg

Antwoorden van de Minister van Financiën op vragen van de vaste commissie voor Financiën over de voorstellen voor de verordeningen betreffende de digitale euro.

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van de voorstellen voor de verordeningen betreffende de digitale euro. Onderstaand worden de vragen beantwoord.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het doel van de digitale Euro is volgens de leden van de BBB-fractie bij benadering het belang dat de overheid een betaalmiddel kan borgen mocht het andere publieke geld (contant) niet meer beschikbaar zijn. Deze leden zetten vraagtekens bij deze doelstelling. Enerzijds omdat het gebruik van contant geld weliswaar is afgenomen, maar volgens hen niet zal verdwijnen omdat chartaal geld een belangrijk onderdeel is van de monetaire basis. Anderzijds omdat de overheid een sterke rol heeft bij het toezicht en inrichting van het private geld/banken. Deze leden vragen of de maatschappelijke functie van de overheid ook zonder de digitale Euro gehandhaafd kan worden en ontvangen op dit punt graag van u een reflectie.

De bekendste bestaande vormen van geld zijn contant geld (publiek, chartaal geld) en banktegoeden (privaat, giraal geld, dat in feite een vordering is op een commerciële bank). Publiek geld heeft een belangrijke functie in het geldstelsel. De mogelijkheid tot het inwisselen van banktegoeden (een claim op een commerciële bank) in contant (publiek) geld draagt eraan bij dat commercieel geld gelijkwaardig en waardevast is. Deze inwisselbaarheid zorgt er ook voor dat aan een claim op de ene bank evenveel waarde wordt toegekend als aan een claim op een andere bank. Deze pariteit is belangrijk in onze economie: het zorgt voor een anker.

Er is sprake van toenemende digitalisering van het betalingsverkeer en er wordt door mensen en bedrijven in de Europese Unie steeds meer digitaal betaald. Het gebruik van contant geld als betaalmiddel loopt terug. Gezien deze terugloop van het gebruik van contant geld is de Europese Commissie (hierna: de Commissie) van mening dat bankbiljetten en euromunten in hun huidige fysieke vorm niet voldoende zijn om de steeds meer digitale economie in de EU in de toekomst te ondersteunen.

De Commissie en het kabinet vinden het belangrijk dat contant geld beschikbaar en toegankelijk blijft en hebben daartoe wetsvoorstellen gedaan. Het is echter nodig om op meerdere manieren voorbereid te zijn op de toekomst en de rol van publiek geld ook in het toenemende digitale domein een rol te geven, om de voornoemde ankerfunctie te waarborgen. Dat is een rol die er voor publiek geld nu nog niet is. Al het digitale geld is nu immers privaat geld: vorderingen op commerciële banken. In Nederland verzorgen de banken een relatief hoog niveau van dienstverlening ten aanzien van het private geld. Desalniettemin zou een digitale vorm van publiek geld aansluiten bij de overtuiging dat het betalingsverkeer een vitale maatschappelijke functie is binnen de samenleving, die niet volledig afhankelijk moet zijn van commerciële partijen. Dit wordt ook benadrukt in het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid over Geld en Schuld.15

Tijdens de technische briefing van 23 januari jl. hebben de leden van de BBB-fractie vragen gesteld over onder meer de toepassing van het eigendomsrecht van de digitale Euro, de uitwerking hiervan bij faillissement en ook de fiscale behandeling van het bezit dan wel inkomsten uit de digitale Euro. Hierop werd tijdens de briefing geantwoord dat deze vragen valide zijn, maar een inhoudelijk antwoord werd niet gegeven. Zij vragen u daarom alsnog inhoudelijk op deze vragen in te gaan.

Het wetsvoorstel van de Commissie voor de verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro16 (hierna: voorstel voor de Digitale Euro Verordening) beschrijft dat de digitale euro een rechtstreekse verplichting van de Europese Centrale Bank (hierna: de ECB) of van nationale centrale banken tegenover gebruikers van de digitale euro is. Dat is kenmerkend voor publiek geld dat is uitgegeven door de centrale bank, in tegenstelling tot giraal geld dat een vordering op een private partij is. Voor een digitale euro geldt wat dat betreft hetzelfde als voor contant geld. Het voorstel beschrijft ook dat de insolventie van een bank of betaaldienstverlener geen gevolgen heeft voor gebruikers van de digitale euro, omdat de banken en betaaldienstverleners formeel handelen namens gebruikers van de digitale euro (zie overweging 9 van de preambule van het voorstel). Het is dus de bedoeling dat de digitale euro’s van gebruikers niet op de balans van de bank of betaaldienstverlener zelf staan.

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening bevat verder nog weinig details over de privaatrechtelijke behandeling van een mogelijke digitale euro. Hoewel dit deels aan de nationale wetgevers is, is dit wel een van de punten waarvoor Nederland aandacht heeft in de onderhandelingen. De status van wettig betaalmiddel vereist dat de Europese regelgeving, waar mogelijk, duidelijkheid geeft over de juridische aard van de digitale euro. De Europese Commissie heeft mondeling toegelicht aan de lidstaten dat een digitale euro als een niet-fysieke zaak (non-physical in rem asset) kan worden gezien. In het Nederlands Burgerlijk Wetboek worden goederen onderscheiden in zaken en vermogensrechten, waarbij zaken voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten zijn.17 Hoe de digitale euro zich tot het Nederlandse privaatrechtelijke kader verhoudt en daaronder kwalificeert, zal op basis van de finale tekst van de Digitale Euro Verordening goed moeten worden bekeken.

Een digitale euro zou dezelfde waarde hebben als een contante euro en een girale euro. De voorgestelde Digitale Euro Verordening schrijft namelijk voor dat ze één-op-één inwisselbaar zullen zijn. Aanhoudingen in digitale euro zouden daarmee een zekere en vaste waarde hebben en zullen naar verwachting daarom fiscaal niet anders behandeld worden dan reguliere deposito’s.

In bovengenoemde briefing werd voor deze leden duidelijk dat de digitale Euro niet voor transactie tussen bedrijven gebruikt kan, of mag worden. Dit roept bij de leden van de BBB-fractie vragen op. Is het juist dat bijvoorbeeld een bakker deze digitale Euro wel mag ontvangen, maar dat hij deze niet mag uitgeven aan zijn leveranciers? Hebben deze leden het juist begrepen dat de bakker er ook niet mee mag sparen of beleggen? Graag ontvangen deze leden een toelichting op deze vragen.

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening schrijft niet voor dat alleen particulieren en consumenten met een digitale euro kunnen betalen. Op grond van voorstel zouden zowel bedrijven, als particulieren en consumenten een digitale-eurorekening kunnen openen en betalingen kunnen verrichten in digitale euro’s.

Wel is een onderdeel van het voorstel dat er een limiet zal gelden op het bedrag dat in digitale euro’s kan worden aangehouden. Het voorstel schijft echter niet voor wat de exacte aanhoudingslimiet voor particulieren of bedrijven zou moeten zijn. Het is aan de ECB om aanhoudingslimieten te stellen om de spaarfunctie van een digitale euro te beperken, al dan niet verschillend per categorie gebruikers. Het kabinet steunt de keuze voor een digitale euro als betaalmiddel en herkent vanuit het perspectief van financiële stabiliteit de noodzaak om aanhoudingslimieten te stellen, in ieder geval in eerste instantie.18

Het is momenteel de intentie van de ECB om aanvankelijk voor bedrijven een aanhoudingslimiet van EUR 0 te hanteren.19 De reden hiervoor is om de invoering van de digitale euro enigszins behapbaar te houden en de hiervoor genoemde mogelijke consequenties voor de financiële stabiliteit te beperken. In de praktijk zou dit betekenen dat bij bedrijven binnenkomende betalingen van particulieren in digitale euro’s direct zouden worden geconverteerd in giraal geld en wordt bijgeschreven op de girale betaalrekening van het bedrijf. Betalingen van een bedrijf aan een particulier kunnen op dezelfde manier van een girale betaalrekening naar een digitale eurorekening overgemaakt kunnen worden.

Voorts werd tijdens deze briefing het volgende aangegeven: «We werken met 20 andere centrale banken binnen het Eurosysteem, dus dat betekent ook dat wij wel eens concessies moeten doen.» Kunt u duiden welke concessies dat zijn en in het bijzonder aangeven welke concessie met betrekking tot de bescherming van de privacy van de gebruikers zullen worden geaccepteerd?

De opmerking van de vertegenwoordigers van De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) gedurende de technische briefing op 23 januari jl. hield, zo heb ik van DNB begrepen, geen verband met het doen van concessies op het gebied van privacybescherming. De opmerking hield verband met het feit dat, ondanks dat we in de Eurozone de euro als gemeenschappelijke deler hebben, de betaalinfrastructuur in eurolanden verschilt. Sommige landen kennen bijvoorbeeld geen brede online betaaloplossingen (zoals iDeal in Nederland) en hebben daardoor andere voorkeuren ten aanzien van bijvoorbeeld snelheid of prioriteit in de vormgeving van de digitale euro als publieke betaaloplossing.

De Digitale Euro Verordening moet het regelgevend kader gaan vormen waarbinnen de ECB en het Eurosysteem de digitale euro kunnen ontwikkelen en zal waarborgen bevatten die in acht moeten worden genomen. Zoals het kabinet ook omschrijft in het BNC-fiche20, wordt veel belang gehecht aan waarborgen op het gebied van consumentbescherming en privacy. Het kabinet heeft daarom aangegeven zich in te zetten voor het behoud van de stevige privacywaarborgen in het voorstel van de Commissie. In een statement van de Eurogroep, dat eerder met uw Kamer is gedeeld, is het belang van privacywaarborgen door alle Eurozonelanden gezamenlijk benadrukt.21 Een voorbeeld van één van deze waarborgen is het gepseudonimiseerd en versleuteld doorgeven van persoonsgegevens door de betaaldienstverlener ten behoeve van afwikkeling van transacties in de administratie van het Eurosysteem. Hierdoor kan de privacy van de gebruikers worden gewaarborgd richting het Eurosysteem.

Volgens deze leden kunnen bedrijven op dit moment betrekkelijk eenvoudig bepalen welke betaalmiddelen ze al dan niet accepteren (contant of giraal) in algemene voorwaarden of door bijvoorbeeld een bordje bij de deur met de tekst: hier alleen pinnen. Artikel 10 van de concept-verordening verbiedt het uitsluiten van betalingen in digitale Euro door middel van algemene voorwaarden. Gaat dit niet te ver, zo vragen deze leden?

De Commissie heeft specifieke uitzonderingen voorgesteld op grond waarvan kan worden afgeweken van de acceptatieplicht en heeft voorgesteld om eenzijdige uitsluiting van betalingen in de digitale euro (bijvoorbeeld in algemene voorwaarden) te verbieden. De Commissie heeft dit gedaan om te waarborgen dat de digitale euro breed wordt geaccepteerd en als publiek betaalmiddel een rol van betekenis krijgt in het betaallandschap.

Het kabinet begrijpt de keuze van de Commissie om de digitale euro de status van wettig betaalmiddel (legal tender) te geven en begrijpt ook dat er een acceptatieplicht zal gelden. Zo hebben burgers altijd het recht om te kiezen om met een publieke vorm van digitaal geld te kunnen betalen. Daarnaast kan hierdoor een netwerkeffect ontstaan en kan een digitale euro zijn rol als betaalmiddel in het geldsysteem waarmaken. Volgens het kabinet moet er wel worden gestreefd naar een digitale euro die dermate interessant is voor bedrijven en winkeliers dat zij deze ook graag accepteren als betaalmiddel. Het kabinet vindt het belangrijk dat acceptatie van betalingen in digitale euro’s laagdrempelig is en dat er bij de eerste uitgifte van een digitale euro rekening wordt gehouden met een transitieperiode. Het kabinet heeft hierbij oog voor de gevolgen, kosten en uitvoerbaarheid van de acceptatieplicht zoals die in het voorstel is opgenomen voor kleinere winkeliers en micro-ondernemingen en locaties met geïntegreerde betaaloplossingen.22

De BBB-fractieleden lezen in het BNC-fiche dat banken worden verplicht om bepaalde digitale Euro basisbetaaldiensten gratis aan te bieden aan natuurlijke personen die hun klanten zijn. Verder worden de tarieven gereguleerd die banken aan winkels/ toonbankinstellingen (merchants) in rekening mogen brengen. Is er al een kostenraming voor wat de (eenmalige) implementatiekosten en de (doorlopende) operationele kosten zullen zijn voor banken? In hoeverre kan van de banken geëist worden dat de digitale Euro gratis ter beschikking wordt gesteld, terwijl haar eigen dienstverlening en producten op commerciële basis geschiedt? Vergoedt de Europese Centrale Bank (ECB) de kosten aan de banken en de consumenten die zij moeten maken om de digitale Euro respectievelijk aan te bieden of te gebruiken?

In het voorstel voor de Digitale Euro Verordening is opgenomen dat de implementatiekosten voor het systeem ten laste komen van de ECB en het Eurosysteem, betaaldienstverleners (waaronder banken) en handelaren. Iedereen draagt daarbij zijn eigen kosten. De Commissie maakt hierbij onderscheid tussen eenmalige en terugkerende (operationele) kosten. Eenmalige kosten voor betaaldienstverleners omvatten bijvoorbeeld het aanpassen van front-end systemen (zoals apps, online bankieren en geldautomaten) en de systemen aan de achterkant. Ook moeten betaaldienstverleners volgens de Commissie de manier van fraudebestrijding, «ken uw cliënt»-, andere anti-witwas- en terrorismefinancieringcontroles en boekhoud- en bedrijfsprocessen aanpassen. In de impact assessment van de Commissie is opgenomen dat de eenmalige kosten voor betaaldienstverleners zijn gebaseerd op de impact assessment van de Commissie voor de Instant Payments Verordening.23 De totale kosten voor de invoering van instant payments, zoals gerapporteerd door betaaldienstverleners, vallen volgens de Commissie tussen de EUR 10.000 en EUR 1,3 miljoen per betaaldienstverlener.

In de impact assessment geeft de Commissie aan dat wat betreft terugkerende kosten bij betaaldienstverleners gedacht kan worden aan operationele kosten en compliancekosten. Volgens de Commissie is het niet mogelijk om een inschatting te geven van de terugkerende kosten, omdat er nog onduidelijkheid is over de details van implementatie en het gebruik van de digitale euro in de toekomst. De Commissie stelt dat het redelijk is om ervan uit te gaan dat de terugkerende kosten niet hoger zijn dan de vergoedingen en kosten van bestaande betaalmiddelen (private betaalopties en contant geld).

Welke kosten betaaldienstverleners voor digitale euro dienstverlening wel en niet in rekening mogen brengen, wordt bepaald in het compensatiemodel dat is opgenomen in het voorstel. Het kader voor dit compensatiemodel richt zich vooral op transactiegebaseerde vergoedingen. Hoewel betaaldienstverleners volgens het voorstel worden verplicht om de basisdiensten van een digitale euro gratis aan te bieden, is het de bedoeling dat zij hun kosten terugverdienen via handelarenvergoedingen (merchant service charge) en de vergoedingen die zij kunnen vragen voor additionele dienstverlening in het kader van de digitale euro. Het voorstel bevat regels en plafonds voor de vergoedingen (fees) die betaaldienstverleners onderling rekenen (inter-PSP fee) of die winkeliers moeten betalen aan de betaaldienstverlener (merchant service charge).24 Zoals aangegeven in het BNC-fiche, heeft het kabinet nog veel vragen over het voorgestelde compensatiemodel en of dit leidt tot een proportionele kostenverdeling. Dit is een belangrijk aandachtspunt in de onderhandelingen binnen de Raad. Het kabinet heeft oog voor de potentiële gevolgen voor de Nederlandse betaalinfrastructuur als geheel, voor ondernemers, voor overheidsorganisaties en voor het verdienmodel van banken die verplicht worden de digitale euro te distribueren. Het kabinet pleit er tevens voor dat rekening wordt gehouden met bestaande verschillen in de inrichting van de betaalinfrastructuur per lidstaat, aangezien het voorgestelde model uitgaat van uniforme transactiegebaseerde vergoedingen in de gehele eurozone. Ook wijst het kabinet erop dat de gratis basisdiensten en regels voor transactiegebaseerde vergoedingen gevolgen kunnen hebben voor de tarieven voor reguliere betaalproducten, die mogelijk zullen stijgen om de kosten voor het verplicht distribueren van een digitale euro op te vangen.

Volgens het voorstel van de Commissie kunnen er bepaalde leerkosten voor consumenten zijn, vergelijkbaar met de leerkosten in verband met onlinebankieren of nieuwe apps. De kosten voor de aanvullende diensten en leerkosten worden niet vergoed door de ECB. Het voorstel voor de Verordening Digitale Euro stimuleert wel betrokkenheid van (semi-)publieke entiteiten bij het toegankelijk maken van de digitale euro en het fysiek assisteren van gebruikers.25 Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen hoe dit in Nederland zou kunnen worden vormgegeven.

Banken en bedrijven worden dus verplicht de digitale Euro aan te bieden en te accepteren. Dat zal, volgens deze leden, kosten met zich meebrengen die niet kunnen worden doorberekend. De methode om vast te stellen welke prijs mag worden doorberekend lijkt de reële kostenposten niet in die berekening te betrekken, zoals verminderde beschikbaarheid van spaargeld. Kunt u aangeven in hoeverre de ECB verwacht dat de rente-inkomsten die zij heeft van de op de digitale Euro gestalde rekeningen de kosten van de digitale Euro gaan dekken?

Gebruikers van de digitale euro zullen toegang krijgen tot de digitale euro via banken en andere betaaldienstverleners en zullen geen directe overeenkomst aangaan met de ECB zelf.26 Het is aan de banken, andere betaaldienstverleners en bedrijven zelf om binnen hun bedrijfsmodel te beoordelen hoe zij de kosten opvangen die gepaard gaan met dienstverlening rondom of acceptatie van de digitale euro en die zij niet direct kunnen doorberekenen aan de digitale euro gebruiker of in het kader van de hiervoor genoemde transactie gebaseerde vergoedingen.

Kosten voor de ECB en nationale centrale banken zullen voortkomen uit het bouwen, aanbieden en onderhouden van de (IT-)infrastructuur voor het aanbieden en afwikkelen van transacties in digitale euro. Ook zullen er naar verwachting kosten gepaard gaan met informatievoorziening over de digitale euro aan diverse belanghebbenden. De financiële consequenties van deze investeringen en de seigniorage-inkomsten27 van de centrale banken, en daarmee ook de gevolgen voor de afdrachten van bijvoorbeeld DNB aan de Staat, zijn nog onbekend. Het niveau van acceptatie door het publiek en de vraag van de gebruikers naar digitale euro’s speelt hierbij ook een rol.

De ECB zal geen rente-inkomsten hebben van de digitale euro. De digitale euro zal bovendien niet rentedragend zijn.28 Een negatieve rente is daardoor niet mogelijk.

Het saldo dat consumenten mogen aanhouden in de digitale Euro wordt gemaximeerd. De ECB zal het bedrag vaststellen. Een indicatief bedrag die de ECB heeft gecommuniceerd betreft drieduizend Euro. Met name voor kleinere banken die voor hun financiering sterk afhankelijk zijn van spaargeld, heeft dat een negatieve impact op de liquiditeit en de balans, zo beweren deze leden. Van de European Association of Co-operative Banks (EACB) begrijpen deze leden dat bijvoorbeeld Duitse coöperatieve banken zich hierover veel zorgen maken en inzetten op een veel lager bedrag. Zou het niet beter zijn als de Europese wetgever een maximumlimiet vastlegt in de wet, en het aan de ECB is om binnen de gestelde ruimte het aanhoudingslimiet vast te stellen?

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening bevat inderdaad de bevoegdheid voor de ECB om instrumenten te ontwikkelen waarmee de spaarfunctie van de digitale euro beperkt kan worden. Een concreet instrument zou zijn het stellen van een aanhoudingslimiet. Het voorstel schrijft een aantal factoren voor die de ECB in acht dient te nemen bij het vaststellen van een aanhoudingslimiet, waaronder het waarborgen van de financiële stabiliteit.29

Het kabinet is van mening dat een bevoegdheid tot het stellen van een dergelijke limiet in beginsel thuishoort bij de ECB. De ECB is gezien haar rol en informatiepositie het beste in staat om de mogelijke gevolgen voor de financiële stabiliteit te beoordelen. Een nadeel van het vastleggen van concrete limieten (inclusief een maximumlimiet) in de verordening zelf, is dat deze daardoor niet snel kunnen worden gewijzigd als de omstandigheden dat zouden vergen. Voor iedere bijstelling van de (maximum)limiet zou een aanpassing van de verordening nodig zijn. Wel wil het kabinet ervoor waken dat de ECB met het vaststellen van de limieten de rol van de digitale euro in het financiële stelsel fundamenteel verandert. Daartoe zou volgens het kabinet immers politieke besluitvorming vereist zijn. In de Raad wordt gesproken over de balans tussen flexibiliteit voor de ECB en voldoende mate van betrokkenheid van de medewetgevers in deze context. Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over mogelijke uitkomsten van die discussie.

De leden van de BBB-fractie brengen onder de aandacht dat het mandaat van de ECB is vastgelegd in de Europese verdragen en dat de ECB onafhankelijk is vanwege het monetair beleid, dit beleid moet op afstand van de politiek worden gevoerd. Echter, in de loop van de tijd heeft de ECB meer taken gekregen, zoals het bankentoezicht (2014) en na de invoering van de digitale Euro het onderhouden van een afwikkelingssysteem dat rechtstreeks concurreert met private betaaloplossingen. Daar komt bij dat de ECB bij de afwikkeling van betalingen ook de vereisten ten aanzien van privacy moet naleven. Hierover heeft de European Data Protection Board (EDPB) kritische kanttekeningen geplaatst bij de conceptverordening. Zou deze doorlopende stapeling van taken van de ECB en in het bijzonder het belang van privacy -zoals onder meer gesignaleerd door het EDPB- niet noodzaken tot het opnieuw uitbalanceren van enerzijds de monetaire onafhankelijkheid en anderzijds de controle op en de verantwoording over de privacy-waarborgen? Zou een nieuw systeem van checks-and-balances voor de ECB niet kunnen bijdragen aan het vertrouwen in de digitale Euro? De leden van de BBB-fractie merken op dat dit onderwerp niet wordt gereguleerd in de conceptverordeningen en dat de ECB zeer afhoudend is en zich beroept op onafhankelijkheid. Graag ontvangen deze leden op dit punt een reflectie.

Zoals hiervoor aangegeven, zal de gebruiker van de digitale euro een overeenkomst aangaan met de bank of betaaldienstverlener en niet met de ECB. Het uitgangspunt hierbij is dat er geen directe contractuele relatie zal bestaan tussen de gebruiker en de ECB of nationale centrale banken. De ECB zal niet concurreren in dienstverlening met de banken waar zij ook toezicht op houdt. Er kan een vergelijking gemaakt worden met contant geld. Daar is immers ook geen sprake van concurrentie: de ECB geeft contant geld uit, de banken distribueren het en bieden diensten aan daaromtrent.

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening bevat strenge privacywaarborgen om te voorkomen dat de ECB informatie ontvangt die herleidbaar is tot individuen. Betaaldienstverleners leveren alleen gepseudonimiseerde en versleutelde transactiegegevens aan bij het Eurosysteem ten behoeve van onder meer het afwikkelen van de transacties. Voor offline transacties is voorzien dat er geen transactiegegevens bekend zijn bij de betaaldienstverlener of bij het Eurosysteem.

Het is juist dat de ECB in haar Opinie30 van 31 oktober 2023 over het voorstel voor de Verordening Digitale Euro wijst op haar onafhankelijke rol, met name ten aanzien van monetair beleid. Hoe een en ander leidt tot een juiste balans tussen de bevoegdheden van de ECB en de medewetgevers voor de uitgifte, distributie en het gebruik van een digitale euro, heeft de aandacht van de lidstaten in de raadsonderhandelingen. Nederland benadrukt bijvoorbeeld dat de bevoegdheid van de ECB om de aanhoudingslimiet vast te stellen niet zover dient te strekken dat de ECB de rol van de digitale euro in het financiële stelsel fundamenteel kan veranderen. Het is nog te vroeg om uitspraken te kunnen doen over de uitkomst van de onderhandelingen op deze punten.

De ECB heeft over voorliggend voorstel een opinie gepubliceerd op 31 oktober 2023. Hierin stelt de ECB zich op het standpunt dat de eventuele uitgifte van een digitale Euro een compleet juridisch raamwerk vereist. Daarbij doelt de ECB op de conceptverordening. Echter, zo stellen de leden van de BBB-fractie, is het voor burgers en bedrijven (en zeker voor een bank) ook van belang dat duidelijk is wat de digitale Euro naar het nationaal privaatrecht inhoudt. Is het een vordering en wat zijn naar nationaal vermogensrecht de vereisten voor overdracht, verpanding, verrekening, beslaglegging en uitwinning in faillissementssituaties? Voorts stelt de ECB dat er meer duidelijkheid moet komen over de digitale Euro naar (nationaal) vermogensrecht. Anders dan de ECB voorstelt, kan die duidelijkheid waarschijnlijk niet (alleen) worden gebracht door de Europese conceptverordening, maar door een Nederlandse implementatiewet. Op welke wijze zal in het Europese wetgevingsproces en in het nationale implementatietraject duidelijkheid komen over bovengenoemde privaatrechtelijke aspecten?

Zoals aangegeven in antwoord op de tweede vraag hierboven, vertegenwoordigt een digitale euro een directe aanspraak op de centrale bank (in tegenstelling tot reguliere deposito’s bij een bank). Het voorstel stelt dat een faillissement van een bank of andere betaaldienstverlener via wie de gebruiker zijn digitale euro’s aanhoudt, geen consequenties heeft voor de gebruiker. De digitale euro’s van de gebruiker vallen niet in de faillissementsboedel. Via het overzetten van de digitale euro betaalrekening naar een andere betaaldienstverlener kan worden gewaarborgd dat de gebruiker toegang tot zijn digitale euro’s behoudt.31

In de raadsonderhandelingen heeft Nederland aandacht gevraagd voor de civielrechtelijke behandeling van de digitale euro. Het is juist dat het voorstel voor de Digitale Euro Verordening daar niet veel details over bevat. Ik begrijp dat de Commissie terughoudend wil zijn met het ingrijpen in nationaal privaatrecht. De Commissie heeft, zoals hiervoor ook genoemd, desgevraagd mondeling toegelicht dat de digitale euro kan worden gekwalificeerd als niet-fysieke zaak (non-physical in rem asset) en dat een digitale euro door de gebruiker kan worden uitgeleend aan een andere gebruiker. Andere goederenrechtelijke casus zijn nog niet aan de orde geweest.

Op basis van de finale teksten van de Digitale Euro Verordening zal moeten worden gekeken hoe de digitale euro wordt ingepast in de nationale privaatrechtelijke stelsels van de lidstaten. Ondanks dat een verordening niet hoeft te worden omgezet in nationaal recht, omdat zij rechtstreekse werking heeft, zou het wel kunnen dat deze verordening leidt tot andere nationale wetswijzingen die nodig zijn om duidelijkheid te geven over de civielrechtelijke en fiscale behandeling onder het Nederlands recht. Het is nog te vroeg om dit nader te concretiseren.

De leden van de BBB-fractie onderstrepen dat de chipknip van een aantal jaren geleden geen succes was in Nederland. Kunt u aangeven of er onderzoek is gedaan naar het feit of er behoefte is aan de digitale versie van de chipknip, te weten de digitale Euro? Kunt u deze leden de achtergronden schetsen van het aparte IBAN-nummer dat voor de digitale Euro beschikbaar zou komen? Kunt u voorts aangeven wat de voordelen voor de consument zijn om de digitale Euro te gebruiken? Dit naar aanleiding van de mededeling in de technische briefing van 23 januari jl. dat de digitale Euro niet rentedragend is of kan zijn.

De digitale euro is geen versie van de chipknip. De chipknip was namelijk geen digitale vorm van publiek geld uitgegeven door de centrale bank. Dat is de digitale euro wel. Het doel van de chipknip was dan ook niet om publiek geld in de toekomst beschikbaar te houden in een steeds digitalere economie, maar om digitale transacties van kleinere bedragen voor winkeliers mogelijk te maken. De chipknip was succesvol ten aanzien van transactiesnelheid en kosten voor de winkelier, maar was minder succesvol op het gebied van gebruiksgemak. Ik neem het belang van gebruiksvriendelijkheid mee in mijn inzet voor een mogelijke digitale euro.

Het klopt dat de Commissie voorstelt dat de digitale euro niet rentedragend zal zijn, net zoals de andere vorm van publiek geld, chartaal geld, dat ook niet is. Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening omschrijft wel diverse andere mogelijke voordelen van een digitale euro voor een consument. De digitale euro zou een aanvullende en waarschijnlijk aantrekkelijk geprijsde betaaloptie zijn. Een consument zou met een digitale euro in de gehele eurozone op dezelfde manier en vertrouwd moeten kunnen betalen, bijvoorbeeld ook bij webwinkels in andere lidstaten. Een consument heeft hier dan geen aparte betaalkaart voor nodig. Daarnaast biedt de voorgestelde offline functionaliteit van de digitale euro een consument meer privacy dan andere digitale betaalopties.32 Het is aan de consument zelf of hij of zij de digitale euro wil gebruiken.

Ten aanzien van het IBAN-nummer, omschrijft het voorstel van de Commissie dat elke digitale-eurorekening een uniek rekeningnummer heeft (digital euro payment account number, DEAN). Deze rekening kan gekoppeld worden aan een girale eurobankrekening. Uit de Single European Payments Area (SEPA)-verordening volgt dat bankrekeningen in de EU van een IBAN-nummer voorzien moeten zijn.33 DNB gaf in de technische briefing aan dat er mogelijk in de structuur van het nummer een waarde kan worden toegevoegd om in één opslag te zien dat het gaat om een digitale-eurorekeningnummer. Dit is onderdeel van de technische uitwerking van een mogelijke digitale euro, maar niet van de huidige politieke onderhandelingen over het kader voor mogelijke uitgifte.

In hoeverre kunnen partijen buiten de Europese Unie ook toegang krijgen tot digitale Euro's? Indien dit mogelijk is, kunt u hierbij aangeven vanuit welke identiteiten dit mogelijk zou zijn (natuurlijk persoon, rechtspersoon, enzovoort)?

Op basis van het huidige voorstel voor de Digitale Euro Verordening, worden de digitale-eurodiensten in principe aangeboden aan natuurlijke personen en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro als munt hebben. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze diensten ook worden aangeboden aan natuurlijke of rechtspersonen in andere lidstaten van de EU (die niet de euro als munt hebben) of landen buiten de EU.34 Het kabinet steunt de Commissie in haar voorstellen om primair te focussen op het gebruik en betalingen binnen de eurozone, maar vindt het belangrijk dat de mogelijkheden voor internationaal gebruik worden meegenomen in de wetgeving en in het ontwerp van een digitale euro (zoals nu het geval is).

Een overmatige verspreiding van de digitale euro buiten de eurozone kan ongewenste gevolgen hebben voor de omvang en samenstelling van de geconsolideerde balans van de ECB en nationale centrale banken. Het gebruik buiten de eurozone kan ook een impact hebben op de monetaire soevereiniteit en financiële stabiliteit van niet-eurozone landen. Deze gevolgen kunnen schadelijk zijn als de digitale euro de lokale valuta vervangt in een groot aantal binnenlandse transacties of in een situatie waarin de digitale euro dominant wordt in een lidstaat waarvan de valuta niet de euro is en daarmee de nationale valuta de facto vervangt. Het is daarom noodzakelijk dat de EU en de ECB op termijn heldere overeenkomsten sluiten met derde landen en hun centrale banken om de voorwaarden voor gebruik van de digitale euro buiten de eurozone te specificeren. Dit is ook het uitgangspunt van het Commissievoorstel.

Hoe verhoudt de uitgifte van deze digitale Euro zicht tot de Grondwet waarin vastgelegd wordt wie geld mag uitgeven? Kunt u duiden wie er inzage heeft in het saldo van de digitale Euro account en welk juridisch raamwerk daaromheen hangt?

De Grondwet staat niet in de weg aan de uitgifte van een mogelijke digitale euro door het Eurosysteem. Artikel 106 van de Grondwet schrijft voor dat de wet het geldstelsel regelt. Daarom is het belangrijk dat een digitale euro past binnen de bestaande bevoegdheden en mogelijkheden die het Verdrag voor de Werking van de EU (hierna: VWEU) biedt. Het VWEU geeft de ECB het alleenrecht om de uitgifte van eurobankbiljetten in de EU te machtigen. Lidstaten mogen de euromunten uitgeven met goedkeuring van de ECB met betrekking tot de omvang van de uitgifte.35 Het VWEU geeft de medewetgevers (Commissie, Raad en Europees Parlement) de bevoegdheid om de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid.36 Op basis van die laatste bevoegdheid is het voorstel gedaan voor de Digitale Euro Verordening, waarin geregeld wordt dat er een (aanvullende) digitale vorm van de euro als enige munteenheid kan worden uitgegeven door het Eurosysteem. Het kabinet vindt de grondslag voor het voorstel passend.

Conform de huidige voorstellen zullen de saldi van gebruikers bekend zijn bij de betreffende betaaldienstverlener met wie de gebruiker een contract afsluit en bij het Eurosysteem. Het Eurosysteem kan echter niet zien welke naam van de gebruiker er gekoppeld is aan een bepaalde rekening of aan een bepaald saldo. Het voorstel regelt immers dat persoonsgegevens door de betaaldienstverlener versleuteld en gepseudonimiseerd moeten worden aangeleverd bij het Eurosysteem.

Zijn de zogenoemde offline-transacties, welke anoniem zijn op het moment van de transactie, nadat het saldo online afgewikkeld is, nog steeds anoniem? Of wordt met de afwikkeling van de transactie ook de bron en bestemming digitaal vastgelegd?

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening voorziet in offline transacties die ook na afwikkeling anoniem zijn. Bij offline betalingen met digitale euro's zouden enkel de betaler en de begunstigde op de hoogte zijn van de details van de transactie. Er zal waarschijnlijk wel data op de chip of het secure element in de hardware van het mobiele apparaat of ander offline betaalinstrument bewaard blijven, maar deze data worden niet uitgelezen door de betaaldienstverlener bij het online gaan van het betaalinstrument. Betaaldienstverleners zien alleen welke bedragen in digitale euro een gebruiker vooraf op zijn/haar offline betaalinstrument laadt en welke bedragen bij het online komen weer op de online digitale-eurorekening worden gestort. Zoals de voorstellen nu luiden, worden alleen het begin- en eindsaldo geadministreerd door het Eurosysteem. De tussenliggende transacties worden niet bekend bij de betaaldienstverlener of het Eurosysteem. Dit is vergelijkbaar met het gebruik van een geldautomaat om contant geld op te nemen of te storten. Het biedt de consument een privacyniveau dat vergelijkbaar is met contant geld.

Tot slot vragen deze leden of er een eigen markt kan of mag ontstaan voor de digitale Euro, bijvoorbeeld een cash-settled markt of een termijnmarkt?

De digitale euro dient primair als betaalmiddel. De centrale bank of overheid kan niet bepalen waaraan gebruikers digitale euro’s besteden. Door de beoogde inzet van het instrument van een aanhoudingslimiet zou het gebruik van de digitale euro om te beleggen of te verhandelen echter wel onpraktisch zijn. Daarnaast zal de digitale euro op basis van de voorgestelde Digitale Euro Verordening één-op-één inwisselbaar zijn voor andere vormen van de euro, zoals girale euro’s op een bankrekening. Daarmee heeft de digitale euro een vaste waarde.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie vrezen dat de introductie van de digitale Euro voor menigeen moeilijk te volgen is. Bovendien gebeurt dit in een context waar veel wantrouwen is in de samenleving onder meer jegens Europa en jegens de digitalisering, aldus deze leden. Dit wantrouwen leidt volgens hen tot toenemende polarisatie en deze leden vrezen dan ook dat de invoering van de digitale Euro aan deze polarisatie zal bijdragen. Herkent u deze zorgen? Heeft u nagedacht over voorlichting? In hoeverre is er gedacht aan een informatiecampagne en hoe zou deze campagne er uit komen te zien?

De digitale euro krijgt regelmatig aandacht van de media en op socialemediakanalen. Het stadium van beleidsvorming waarin de Europese medewetgevers zich bevinden en de discussies die in de samenleving worden gevoerd, gaan niet altijd in hetzelfde tempo. Lange tijd was, en tot op zekere hoogte is nog steeds, veel onbekend over de exacte vormgeving van een mogelijke digitale euro.

Communicatie en voorlichting vanuit het Ministerie van Financiën over de digitale euro wordt vormgegeven in overeenstemming met de geldende «Uitgangspunten overheidscommunicatie».37 Daarbij wordt ingezet op het bieden van informatie en de opbouw van kennis ten aanzien van de digitale euro. Via de beschikbare communicatiekanalen wordt getracht een zo breed mogelijk publiek tijdig te voorzien van informatie, waarbij kenbaar wordt gemaakt in welk stadium van beleidsvorming het project rondom de digitale euro zich bevindt. Er komen (zoveel als mogelijk en opportuun) actuele vraagstukken, feiten en argumenten rondom de digitale euro aan bod. Overeenkomstig de uitgangspunten van de communicatie vanuit de rijksoverheid, wordt daarbij gekozen voor toegankelijke vormen van communicatie, waaraan geen wervend of sturend karakter wordt geven.

Een brede overheidscampagne ten aanzien van de digitale euro is in de huidige fase van beleidsvorming niet aan de orde. Op dit moment zijn de mogelijke invoering, de wet- en regelgeving, de vormgeving en alle overige condities rondom de digitale euro nog onderwerp van politiek en maatschappelijk debat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben begrepen dat een van de argumenten voor de invoering van de digitale Euro is dat Europa minder afhankelijk wordt van onder meer Amerikaanse commerciële banken. Kunt u meer uitleg verschaffen over deze zogenoemde afhankelijkheid?

Zoals in antwoord op vragen van de leden van de BBB hiervoor is uitgelegd, kan een digitale euro publiek geld een rol geven in het domein van digitale betalingen. Dat is een rol die er voor publiek geld nu nog niet is. Al het digitale betalingsverkeer in Nederland is in handen van commerciële partijen. De (technische) infrastructuur van Visa en Mastercard speelt daarbij een belangrijke rol. De Nederlandse en Europese betaalmarkt is sterk afhankelijk van dergelijke partijen uit derde landen.

Hoewel de Nederlandse betaalmarkt heel goed functioneert, vervult het betalingsverkeer een vitale maatschappelijke functie binnen de samenleving en zou deze daarom niet volledig afhankelijk moeten zijn van commerciële partijen. Een digitale euro als pan-Europees alternatief kan de afhankelijkheid van buitenlandse commerciële partijen in de betaalmarkt (m.n. Amerikaanse betaaldienstverleners) doen afnemen. Het kabinet zet in de Europese onderhandelingen in op een digitale euro die gestoeld zou zijn op Europese (betaal)infrastructuur, gebaseerd zou zijn op Europese wet- en regelgeving, door Europese bedrijven zou zijn ontwikkeld en in Europees beheer is. Hiermee kan de afhankelijkheid van commerciële partijen en derde landen in het Europees betalingsverkeer worden verkleind.

Tijdens de technische briefing van 23 januari 2024 is er gesproken over een apart voorstel dat de instandhouding van chartaal geld regelt. Wanneer wordt dit voorstel behandeld door het Europees Parlement? Biedt dit voorstel de zekerheid dat chartaal geld altijd zal blijven bestaan?

Op 28 juni 2023 heeft de Commissie het «Single Currency Package» gepubliceerd. Dit pakket aan wetsvoorstellen bevatte naast een voorstel voor de Digitale Euro Verordening inderdaad een voorstel voor een verordening inzake eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel.38 Dit laatste voorstel bevat onder andere een acceptatieplicht voor contant geld. Daarnaast bevat het voorstel een verplichting voor lidstaten om voldoende en effectieve toegang tot contant geld te verzekeren op hun grondgebied. Het voorstel werkt daarmee uit wat contant geld als wettig betaalmiddel inhoudt. Het voorstel wordt momenteel besproken in de Raad. Het Europees Parlement heeft op 11 januari jl. het ontwerpverslag ingediend waar naar verwachting komend jaar over zal worden gestemd.

Hoewel in de verre toekomst aanpassingen van nationale of EU-wetgeving niet te voorspellen zijn, en het kabinet nooit garanties kan doen dat wetgeving nooit wordt aangepast, wijs ik erop dat in het VWEU en in Verordening EC/974/98 is opgenomen dat eurobankbiljetten en euromunten «wettig betaalmiddel» zijn binnen de eurozone en dit al een geruime tijd geldt. Er zijn geen plannen, en belangrijker nog, geen voorstanders om dit in de nabije toekomst te veranderen. Het voornoemde Commissievoorstel over de invulling van de status wettig betaalmiddel voor contant geld getuigt juist van het belang dat wordt gehecht aan contant geld.

In Nederland is bovendien recent het Wetsvoorstel chartaal betalingsverkeer publiek geconsulteerd. Dit wetsvoorstel heeft tot doel heeft om contant geld bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar te houden in Nederland.39

Voorts werd tijdens deze technische briefing aangegeven dat men met de digitale Euro ook offline kan betalen en dat het saldo wordt bijgewerkt als de gebruiker weer online is. Welke garanties biedt het voorstel dat anonieme betalingen, zoals met chartaal geld, mogelijk blijven?

Het voorstel voorziet in offline-transacties die ook na afwikkeling anoniem zijn. Enkel de betaler en de begunstigde zouden op de hoogte moeten zijn van de details van de transactie. Betaaldienstverleners zien alleen de bij- en afschrijvingen op een digitale eurorekening. Dit biedt de consument een privacy niveau wat vergelijkbaar is met contant geld. Om dit te bereiken stelt het voorstel diverse privacywaarborgen voor, bijvoorbeeld het pseudonimiseren en versleutelen van transacties.

Kunt u aangeven welke garanties het voorstel voor de digitale Euro biedt voor mensen die geen toegang hebben tot digitaal betalingsverkeer, zoals mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats of vluchtelingen, om deel te blijven nemen aan het betalingsverkeer?

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening bevat een aantal bepalingen die de toegankelijkheid van een digitale euro en de digitale financiële inclusie van kwetsbare groepen dienen te bevorderen. De digitale euro wordt expliciet ook toegankelijk gemaakt voor mensen die geen reguliere (basis)betaalrekening (wensen te) hebben. Betaaldienstverleners dienen assistentie te verlenen aan bijvoorbeeld mensen met een handicap of beperkte digitale vaardigheden voor het gebruik van de digitale-eurodiensten en ook lidstaten dienen op basis van het huidige voorstel hiervoor instanties aan te wijzen.

De voorgestelde regelgeving bevat verschillende regimes voor distributie van de digitale euro binnen de eurozone, de EU en derde landen. De woon- of verblijfplaats van een potentiële gebruiker kan daarom invloed hebben op het moment waarop de digitale euro voor hem of haar beschikbaar wordt. Uitgangspunt van de voorgestelde regelgeving is ook dat – net als bij reguliere betaaldiensten en bancaire diensten – iedere digitale euro gebruiker door een intermediair (de betaaldienstverlener) dient te worden onderworpen aan cliëntonderzoek bij het aangaan van de dienstverleningsrelatie. Pas na cliëntonderzoek en acceptatie van de klant, kan een betaaldienstverlener een potentiële gebruiker toegang geven tot de digitale euro’s van het Eurosysteem. Dit is nodig met het oog op sanctieregels en het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering.

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening geeft de Europese Autoriteit voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AMLA) en de Europese Bankautoriteit (EBA) de bevoegdheid om gezamenlijk richtsnoeren uit te geven waarin de interactie tussen AML/CFT-vereisten en de verlening van basisbetalingsdiensten in digitale euro’s wordt gespecificeerd, met bijzondere aandacht voor de financiële inclusie van kwetsbare groepen, waaronder asielzoekers of personen die internationale bescherming genieten, personen zonder vast adres of onderdanen van derde landen aan wie geen verblijfsvergunning is verleend maar die om juridische of feitelijke redenen niet kunnen worden uitgezet.

De leden van de PvdD-fractie lezen in het BNC-fiche dat het voorstel expliciet schrijft dat de digitale Euro niet programmeerbaar mag zijn. Is de niet-programmeerbaarheid van de digitale Euro blijvend? Kunt u dit garanderen? Graag ontvangen deze leden op dit punt een toelichting.

Dat de digitale euro niet programmeerbaar zal zijn is expliciet geregeld in het voorstel van de Commissie. Hoewel het kabinet geen garantie kan afgeven dat deze wetgeving in de toekomst niet wordt aangepast, wil ik benadrukken dat er geen plannen, en belangrijker nog, geen voorstanders zijn om dit in de toekomst te veranderen. Zo benadrukt de ECB bijvoorbeeld in haar Opinie d.d. 31 oktober 2023 dat zij niet wil dat de digitale euro programmeerbaar wordt. De ECB benadrukt dat programmeerbaarheid niet binnen het kader van de digitale euro past omdat de digitale euro dan niet meer één-op-één in te wisselen is voor andere vormen van de euro.40

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-Fractie

In het verslag van het schriftelijke overleg van de Tweede Kamer van 15 september 2023 staat dat «een digitale Euro kan helpen om in de toekomst grip te houden op het Europese betalingsverkeer, en ervoor zorgen dat publiek geld toegankelijk blijft en een belangrijke plek behoudt in de samenleving en in de economie». De leden van de JA21-fractie vragen of de digitale Euro volgens de regering de enige manier is om grip te houden op het Europese betalingsverkeer en daarmee de enige mogelijkheid is om publiek geld toegankelijk te houden? Heeft u alternatieven onderzocht? Zo ja, kunt u aangeven hoe deze alternatieven eruit zien en hierbij in kaart brengen wat de voor- en nadelen waren?

De Nederlandse en Europese wetgevers werken op twee manieren aan het behoud van de rol van publiek geld in de economie en in het betalingsverkeer. Enerzijds zijn er initiatieven ten aanzien van het behoud en de toegankelijkheid van contant geld en anderzijds wordt gekeken naar een digitale vorm van de euro als enige munt in de eurozone. Het «Single Currency Package» van de Commissie bevat voorstellen voor zowel een digitale euro als een voorstel voor een verordening inzake eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel. Het laatste voorstel bevat onder andere een acceptatieplicht voor contant geld en een verplichting voor lidstaten om voldoende en effectieve toegang tot contant geld te waarborgen op hun grondgebied. Het voorstel geeft hiermee invulling aan de status van wettig betaalmiddel voor contant geld. Op nationaal niveau is, zoals hiervoor ook aangegeven in antwoord op een vraag van de PvdD, recent het wetsvoorstel chartaal betalingsverkeer geconsulteerd, dat tot doel heeft om contant geld in Nederland bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar te houden.41

Momenteel lopen er ook private alternatieven om meer harmonisatie in het Europese betaalverkeer te creëren. Het European Payments Initiative (EPI) is een initiatief van Europese banken om een pan-Europese betaaloplossing te ontwikkelen. Het kabinet juicht dit toe en is van mening dat een digitale euro en private initiatieven naast elkaar zouden kunnen bestaan. Private initiatieven zouden echter niet de ankerfunctie kunnen vervullen die publiek geld vervult in de economie. Zowel contant geld, als een mogelijke digitale euro bieden stabiliteit in het stelsel omdat eenieder weet dat de mogelijkheid bestaat om banktegoeden bij een commerciële instelling één-op-één in te wisselen in deze vormen van publiek geld, waardoor het commerciële geld gelijkwaardig en waardevast is.

In het rapport Geld en Schuld42 heeft de WRR expliciet aandacht gevraagd voor de noodzaak van het introduceren van een publiek alternatief om te betalen en om de publieke dimensie in banken en de financiële sector te verankeren. De WRR noemde daarbij specifiek de mogelijk van de invoering van een digitale euro om diversiteit in het bankenlandschap te stimuleren.

Voorts lezen deze leden in het bovengenoemde schriftelijk overleg dat de regering stelt dat de digitale Euro nodig is, omdat het de mogelijkheid biedt om in de hele Eurozone met hetzelfde digitale betaalmiddel te betalen. Dit terwijl, volgens deze leden, de markt al bezig is met een initiatief voor een Europees betalingssysteem. Daarnaast is op 7 februari 2024 een voorstel aangenomen binnen het Europees Parlement dat instant payments in euro binnen de gemeenschappelijke markt mogelijk gaat maken. De leden van de JA21-fractie vragen u welke toegevoegde waarde een digitale Euro heeft als de banken en het parlement dit «probleem» zelf al oppakken en zelfs al hiermee vergevorderd zijn. Kunt u hierop reflecteren en specifiek op het aangenomen voorstel?

De digitale euro is bedoeld als een publiek digitaal betaalmiddel. Een instant payment is een overschrijving in euro, waarbij het bedrag binnen enkele seconden op de betaalrekening van de ontvanger staat.43 Instant payments is daarmee geen betaalmiddel maar een betalingsproces: de Instant Payments-verordening schrijft voor hoe (private) betaaldienstverleners met bepaalde girale overboekingen moeten omgaan.

In Nederland worden vrijwel alle via internetbankieren en mobiele bankapps geïnitieerde Europese overschrijvingen zonder extra kosten voor de consument als instant payments verwerkt. In andere EU-landen is dit nog niet het geval of worden er extra kosten in rekening gebracht als (betaalde) premiumdienst ten opzichte van «reguliere» Europese overschrijvingen. Het doel van de Instant Payments-verordening is om het gebruik van instant payments zowel binnen de landsgrenzen, als grensoverschrijdend te bevorderen en instant payments in euro beschikbaar maken voor burgers, ondernemingen en instellingen die in de Europese Unie (EU) of de Europese Economische Ruimte (EER) een betaalrekening aanhouden. In de impact assessment van het digitale euro voorstel is opgenomen dat een digitale euro mogelijk zou kunnen aansluiten op bestaande systemen, zoals de service voor instant payments.

Zoals hiervoor aangegeven, is het European Payments Initiative (EPI) een initiatief van een aantal banken uit verschillende EU-landen (waaronder ING, Rabobank en ABN AMRO vanuit Nederland), dat als doel heeft om pan-Europese betaalmogelijkheden te ontwikkelen met het uiteindelijke doel dat mensen in de hele EU met eenzelfde betaalmogelijkheid kunnen betalen. Op dit moment is de Europese betaalmarkt voor een groot deel afhankelijk van diensten van bedrijven buiten de EU, zoals Visa en Mastercard. Ook EPI is geen betaalmiddel op zichzelf, maar een raamwerk van afspraken om de infrastructuur van betalingen te verzorgen.

Volgens het kabinet kunnen een mogelijke digitale euro, instant payments en EPI naast elkaar bestaan en complementair aan elkaar zijn. Afhankelijk van hoe zowel de digitale euro en de EPI-diensten eruit zouden gaan zien, kunnen ze verschillende behoeftes en rollen vervullen.

Waar bevindt zich de toegevoegde waarde van de Digitale Euro tegenover het in Nederland breed geaccepteerde en gebruikte online betalingsverkeer?

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening beschrijft diverse mogelijke voordelen van een digitale euro naast het huidige online betalingsverkeer. Een digitale euro zou publiek geld een rol geven in het online betalingsverkeer. Dit zou de ankerfunctie van publiek geld in de economie versterken. Ook kan een digitale euro de afhankelijkheid van private betaalbedrijven van buiten de EU verkleinen en mogelijk toekomstige afhankelijkheid van commerciële of digitaal centralebankgeld uit landen buiten de EU voorkomen. Daarnaast biedt de digitale euro mogelijke voordelen voor consumenten, bedrijven en de Nederlandse economie. Een digitale euro zou in de gehele Eurozone op eenzelfde en vertrouwde manier te gebruiken zijn. Daarnaast kan de offline functionaliteit van de digitale euro meer privacy voor gebruikers bieden dan reguliere digitale betalingen.

Kunt u verhelderen hoe het nationale toezicht op de digitale Euro is ingericht en of het houden van de digitale Euro ook onder het depositogarantiestelsel valt?

Digitale euro’s worden, net als contant geld, uitgegeven door het Eurosysteem en gedistribueerd door commerciële banken en betaaldienstverleners. Alleen vergunninghoudende banken en vergunninghoudende betaaldienstverleners kunnen die rol vervullen. Zij staan onder doorlopend toezicht. Daarnaast houdt DNB in Nederland toezicht op het betalingsverkeer als geheel. Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening draagt lidstaten op om een toezichthouder aan te wijzen die de status van de digitale euro als wettig betaalmiddel monitort en handhaaft. Het is nog niet besloten welke toezichthouder dat zal worden voor Nederland. Over een aantal aspecten van toezicht, zoals het toezicht op de uniforme tarieven voor transacties in digitale euro’s en op de toegang tot hardware en software van bijvoorbeeld mobiele telefoons, buigen de lidstaten zich nog in de raadsdonderhandelingen.44

Zoals ook beschreven in antwoord op vragen van de leden van de BBB, vertegenwoordigt een digitale euro als publiek betaalmiddel een vordering op de centrale bank. Een banktegoed of deposito (giraal geld) zoals we dat nu kennen, vertegenwoordigt een vordering op een commerciële bank. Commerciële banken zouden failliet kunnen gaan, centrale banken kunnen dat niet. Het depositogarantiestelsel beoogt consumenten te beschermen tegen de (praktische) gevolgen van een faillissement van hun bank en te voorkomen dat een bank run plaatsvindt, doordat consumenten weten dat zij onder dit stelsel tot EUR 100.000 spaargeld vergoed krijgen binnen een periode van enkele dagen. Een dergelijke bescherming is niet nodig bij digitale euro’s, omdat deze eigendom blijven van de gebruiker en niet op de balans staan van de bank of betaaldienstverlener die de digitale euro’s distribueert. In geval van faillissement van de intermediair, kan een gebruiker zijn digitale-eurorekening overzetten naar een andere aanbieder van digitale-eurobetaaldiensten.45

De leden van de JA21-fractie zijn eveneens geïnteresseerd in de geraamde bank- en transactiekosten die gemoeid gaan met het houden van een digitale Euro-betaalrekening. Wat zal betreft de concrete gebruikerservaring het verwachte onderscheid zijn van betalingsverkeer met de Digitale Euro tegenover bijvoorbeeld Apple-pay of PayPal?

De exacte vormgeving van een digitale euro is nog onbekend en de ECB zal bovendien verantwoordelijk zijn voor de technische uitwerking. Ik benadruk dat de digitale euro een verschijningsvorm van de euro zal zijn en daarom niet hetzelfde doel heeft als de verschillende commerciële betaaloplossingen.

Mijn verwachting is dat betalingen met een digitale euro app en offline betaalinstrumenten met digitale euro’s voor consumenten gratis zullen zijn, net als dat het geval is bij bijvoorbeeld de huidige girale betalingen en PayPal. Dit is een van de uitgangspunten van het kostenmodel zoals opgenomen in het voorstel voor de Verordening Digitale Euro. Ook zal een digitale euro met de status van wettig betaalmiddel breed geaccepteerd moeten worden binnen de eurozone, waardoor consumenten er – behoudens enkele beperkte uitzonderingen – overal en op dezelfde vertrouwde manier mee zouden kunnen betalen.

Het is uiteindelijk een vrijwillige keuze voor gebruikers om al dan niet betalingen in digitale euro’s te verrichten, net als nu het geval is voor contant geld en commerciële betaaloplossingen.

Tot slot merken deze leden op dat het aantal digitale Euro’s dat een individu kan houden zal worden beperkt. Hoe verhoudt vorenstaande zich met het blijvend borgen van de privacy van gebruikers van de digitale Euro?

Het voorstel voor de Digitale Euro Verordening bevat verschillende limieten: (i) een mogelijkheid voor de ECB om een aanhoudingslimiet vast te stellen per gebruiker en (ii) een mogelijkheid voor de Commissie om een limiet te stellen aan het aantal digitale euro’s dat kan worden aangehouden op offline betaalinstrumenten. In alle gevallen houdt het kabinet aandacht voor strenge privacywaarborgen.

De eerste limiet (aanhoudingslimiet) dient ter bescherming van met name de financiële stabiliteit van het stelsel. Door de aanhoudingslimiet wordt de spaarfunctie van een digitale euro beperkt en kan voorkomen worden dat een plotselinge grote uitstroom van deposito’s bij de banken na de introductie van de digitale euro leidt tot een schok in het financiële stelsel. De aanhoudingslimiet zal door banken en betaaldienstverleners moeten worden gecontroleerd via een centraal punt (Single Access Point) waar gepseudonimiseerde informatie wordt verzameld over het aantal rekeningen dat een gebruiker heeft en de gekozen deellimieten die daaraan zijn gekoppeld. Bij dit centrale informatiepunt zijn geen namen van gebruikers bekend, omdat het voorstel gebaseerd is op het uitgangspunt dat het Eurosysteem geen gegevens ontvangt die herleidbaar zijn tot individuele personen.

De tweede limiet (offline limiet) dient ter voorkoming van bijvoorbeeld witwassen en terrorismefinanciering en het gebruik van de digitale euro voor andere criminele doeleinden. Hoewel de technische uitwerking nog niet voltooid en dus nog deels onbekend is, is het mijn verwachting dat deze limiet in de techniek wordt verankerd (bijvoorbeeld in de secure elements van mobiele telefoons en in de offline kaarten), waardoor het niet nodig is om bij offline transacties gepseudonimiseerde persoonsgegevens te delen met het Eurosysteem.


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2023–2024, 36 492, A.

X Noot
3

COM(2023)369.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2023–2024, 36 492, A, p.9.

X Noot
8

Idem. P.27.

X Noot
9

COM(2023)364.

X Noot
10

Kamerstukken I, 2023–2024, 36 492, A, p.5.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2022–2023, 22 112, nr. 3768, p. 18.

X Noot
14

COM(2022)546.

X Noot
17

Zie artikel 3:1 en 3:2 Burgerlijk Wetboek.

X Noot
18

Kamerstukken II, 2022–2023, 22 112, nr. 3747, p.11.

X Noot
20

Kamerstukken II, 2022–2023, 22 112, nr. 3747, p.5.

X Noot
21

Kamerstukken I 2023–2024, 21 501-07, nr. FY

X Noot
22

Kamerstukken II, 2022–2023, 22 112, nr. 3747, p.8.

X Noot
23

De Commissie verwacht dat er vergelijkbare aanpassingen nodig zijn bij de implementatie van de digitale euro als bij invoering van een betaaloplossing zoals een QR-code, geïntegreerd betaalvenster of een andere methode die door een betaaldienstverlener wordt aangeboden.

X Noot
24

Zo mogen de vergoedingen niet hoger zijn dan het laagste van de volgende twee bedragen: (i) de relevante kosten van betaaldienstverleners voor het aanbieden van betaaldiensten met een digitale euro, inclusief een redelijke winstmarge en (ii) die van vergelijkbare particuliere digitale betaalmiddelen. De hoogte van deze vergoedingen wordt begrensd en de vergoedingen moeten proportioneel en uniform zijn binnen de eurozone.

X Noot
25

Zie artikel 14, lid 3, van het voorstel.

X Noot
26

Zie artikel 13 van het voorstel.

X Noot
27

Seigniorage-inkomsten werken als volgt. De digitale euro’s die gebruikers (waaronder consumenten) opnemen en aanhouden zijn een verplichting van het Eurosysteem en komen op de passiva-zijde van de balans van het Eurosysteem. Daar staan activa tegenover, bijvoorbeeld leningen aan banken. Over deze categorie passiva op de balans betaalt het Eurosysteem geen vergoeding. Het Eurosysteem kan echter wel verdienen aan de activa op haar balans en daarmee bijvoorbeeld de kosten voor het ontwikkelen een digitale euro en het afwikkelsysteem voor digitale euro transacties opvangen.

X Noot
28

Zie artikel 16, lid 8, van het voorstel.

X Noot
29

Zie artikel 16, lid 2, van het voorstel.

X Noot
30

ECB, «Opinion of the European Central Bank on the digital euro», 31 oktober 2023, https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/legal/ecb.leg_con_2023_34.en.pdf

X Noot
31

Zie artikel 31 van het voorstel.

X Noot
32

De ECB heeft eind 2020 een publieke consultatie gedaan over de digitale euro. Uit dit onderzoek bleek dat de personen die op de consultatie reageerden, goede privacywaarborgen het belangrijkste aspect van de digitale euro vonden. Zie https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/other/Eurosystem_report_on_the_public_consultation_on_a_digital_euro~539fa8cd8d.en.pdf

X Noot
33

Verordening (EU) nr. 260/2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro.

X Noot
34

Zie artikel 18, 19 en 20 van het voorstel.

X Noot
35

Zie artikel 128 VWEU.

X Noot
36

Zie artikel 133 VWEU.

X Noot
38

Kamerstukken II, 2022–2023, 22 112, nr. 3765.

X Noot
40

ECB, «Opinion of the European Central Bank on the digital euro», 31 oktober 2023, https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/legal/ecb.leg_con_2023_34.en.pdf

X Noot
42

WRR, «Geld en schuld: de publieke rol van banken», 17 januari 2019, https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2019/01/17/geld-en-schuld---de-publieke-rol-van-banken

X Noot
43

Het verschil met een «traditionele» Europese overschrijving is dat deze pas uiterlijk aan het einde van de volgende werkdag aan de begunstigde moet zijn bijgeschreven.

X Noot
44

Zie artikel 33 van het voorstel.

X Noot
45

Zie artikel 17 en 31 van het voorstel.

Naar boven