36 488 Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024)

A BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2024

Op dinsdag 19 maart 2024 heeft de Tweede Kamer het voorstel Wet verhoging minimumloon 2024 (36 488) aangenomen, waarna het voorstel aan uw Kamer is doorgeleid. Aanleiding voor onderhavig wetsvoorstel is het amendement Van der Lee c.s.1, om de koopkracht van lage- en middeninkomens extra te verbeteren. Dit amendement is op 24 oktober 2023 door de Tweede Kamer aangenomen. In lijn met het amendement regelt het wetsvoorstel verhoging van het minimumloon met 1,2 procent per 1 juli 2024 en met doorwerking op de uitkeringen en andere aan het wettelijk minimumloon gekoppelde regelingen.

UWV heeft 15 april uitsluitsel nodig over de hoogte van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024. UWV heeft op mijn verzoek aangegeven dat, indien strikt noodzakelijk, uitstel naar uiterlijk dinsdag 16 april mogelijk is. De reden hiervan is de tijd die nodig is om de bedragen, die per 1 juli 2024 zullen gelden, correct in te regelen in de systemen. Dit zodat UWV per 1 juli uitkeringen met de juiste hoogte kan uitkeren. Zo’n correcte uitvoering is niet eenvoudig, noch vanzelfsprekend. De verhoging van het minimumloon werkt door in bijna 70 uitkeringen en regelingen, en UWV is verantwoordelijk voor de correcte verwerking van een belangrijk deel van deze doorwerkingen. In totaal keert UWV jaarlijks circa 1,1 miljoen uitkeringen uit. Deze uitkeringen vertegenwoordigen een waarde van ruim € 20 miljard.

UWV zal na 16 april onomkeerbare stappen moeten zetten om in juli correcte bedragen uit te kunnen keren. Wanneer er op 16 april nog geen uitsluitsel is van de Eerste Kamer, is de kans aanwezig dat UWV vanaf 1 juli onjuiste bedragen uit zal keren.

Ik kan UWV tijdig het benodigde uitsluitsel bieden, als uw Kamer de behandeling van onderhavig wetsvoorstel uiterlijk op 16 april afrondt. Ik realiseer me dat de Eerste Kamer een volle agenda heeft en dat het wetsvoorstel hiermee een zeer krappe behandelperiode heeft. Niettemin verzoek ik uw Kamer te kijken naar de mogelijkheden om het wetsvoorstel spoedig te behandelen. Ik dank u zeer voor uw begrip.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken 36 410 XV, nr. 57

Naar boven