Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36481 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36481 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige gebreken van ondergeschikte aard in diverse wetten hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te herstellen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 52b komt te luiden:
1. Onze Minister kan de belanghebbende, bedoeld in artikel 52a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.
2. Onze Minister verstrekt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 53, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
B
Artikel 52b komt te luiden:
1. De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 52a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door Onze Minister, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.
2. Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 52a, vierde lid, heeft de belanghebbende vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld in het eerste lid, en van de begeleiding en ondersteuning bij de uitvoering van het plan.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding en ondersteuning;
c. de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste lid;
d. de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
e. het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4. In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.
C
In artikel 52c, eerste lid, wordt na «52a» ingevoegd «of 52b».
D
In artikel 52c vervalt «of 52b».
E
In artikel 58 wordt «de artikelen 39c tot en met 40c» vervangen door «de artikelen 40a, 40b en 40c».
F
In artikel 131, eerste lid, wordt voor «op de voet van» ingevoegd «ten laste van de provincie».
G
Artikel 132b komt te luiden:
1. Gedeputeerde staten kunnen de belanghebbende, bedoeld in artikel 132a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.
2. Gedeputeerde staten verstrekken de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk per jaar genoten wedde, bedoeld in artikel 133, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
H
Artikel 132b komt te luiden:
1. De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 132a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door gedeputeerde staten, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.
2. Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 132a, vierde lid, heeft de belanghebbende vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld in het eerste lid, en van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding en ondersteuning;
c. de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste lid;
d. de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
e. het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4. In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.
I
In artikel 132c, eerste lid, wordt na «132a» ingevoegd «of 132b».
J
In artikel 132c vervalt «of 132b».
K
In artikel 138 wordt «de artikelen 39c tot en met 40c» vervangen door «de artikelen 40a, 40b en 40c».
Artikel I, onderdeel Ra, van de Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021 komt te luiden:
Ra
Na artikel 13j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze Minister is verplicht om na een verzoek van een Minister of een gewezen Minister met overeenkomstige toepassing van artikel 69a van de Pensioenwet en de op het zesde lid van dat artikel gebaseerde nadere regels over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens aanspraken op ouderdomspensioen.
Artikel 253, tweede lid, tweede zin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden:
De huurder legt bij dit verzoek een afschrift van het voorstel en van dat schrijven en, indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en het deel uitmaken van een groep, bedoeld in artikel 252a lid 6 onder a, de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen over.
Artikel I, onderdeel Ea, onder twee en drie van de Evaluatiewet Wfpp komen te luiden:
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. indien de politieke partij op de peildatum een politiek-wetenschappelijk instituut heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 2, een basisbedrag van € 195.849 en een bedrag van € 20.372 per Kamerzetel van de politieke partij;
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. indien de politieke partij op de peildatum een politieke jongerenorganisatie heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 3, een basisbedrag dat gelijk is aan € 370.044 gedeeld door het aantal politieke jongerenorganisaties die op de peildatum in aanmerking komen voor subsidie, een bedrag per Kamerzetel van de politieke partij dat gelijk is aan € 1.202.643 gedeeld door het totale aantal Kamerzetels van de politieke partijen die op de peildatum een politieke jongerenorganisatie hebben aangewezen en een bedrag per lid van de politieke jongerenorganisatie dat gelijk is aan € 277.533 gedeeld door het totale aantal leden van alle aangewezen politieke jongerenorganisaties;
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 81j, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien de voordracht een op de griffie werkzame ambtenaar betreft, besluit de raad tot het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
B
In artikel 169, vijfde lid, wordt «bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f» vervangen door «bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e».
C
Aan artikel 176, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien bekendmaking van deze voorschriften geschiedt op andere wijze dan door plaatsing in het gemeenteblad, wordt van deze voorschriften zo spoedig mogelijk na bekendmaking mededeling gedaan in het gemeenteblad.
D
In artikel 184, vierde lid, tweede zin, wordt «de deelnemende gemeenten en provincies» vervangen voor «de deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen».
E
In artikel 185, vijfde lid, derde zin, wordt na «de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies» ingevoegd «, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen».
F
In artikel 207 wordt onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende:
1. Indien een besluit is genomen als bedoeld in artikel 203, eerste of tweede lid, vangt de termijn, bedoeld in artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor de al ingezonden begroting aan op de dag waarop dat besluit is genomen.
Aan artikel 179, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien bekendmaking van deze voorschriften geschiedt op andere wijze dan door plaatsing in het afkondigingsblad van het openbaar lichaam, wordt van deze voorschriften zo spoedig mogelijk na bekendmaking mededeling gedaan in het afkondigingsblad.
In artikel 43 van de Alcoholwet wordt «een besluit als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a» vervangen door «een besluit als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdelen a en b,» en wordt tussen «de Staatscourant» en de punt aan het slot ingevoegd «onderscheidenlijk het gemeenteblad».
In artikel 34, derde lid, van de Wet op de kansspelen wordt «en» vervangen door «of» en wordt toegevoegd «, onderscheidenlijk het gemeenteblad».
In artikel 61, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s wordt «de Staatscourant» vervangen door «het publicatieblad, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Bekendmakingswet».
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 79j, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de voordracht een op de griffie werkzame ambtenaar betreft, besluiten provinciale staten tot het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
B
In artikel 167, vijfde lid, wordt «bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder f» vervangen door «bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder e».
C
In artikel 185, vierde lid, tweede zin, wordt «de deelnemende provincies en gemeenten» vervangen voor «de deelnemende provincies, gemeenten en waterschappen».
D
In artikel 186, vijfde lid, derde zin, wordt na «de colleges van de deelnemende gemeenten» ingevoegd «, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen».
E
In artikel 211 wordt onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende:
1. Indien een besluit is genomen als bedoeld in artikel 207, eerste of tweede lid, vangt de termijn, bedoeld in artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor de al ingezonden begroting aan op de dag waarop dat besluit is genomen.
F
In artikel 217, derde lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties met betrekking tot specifieke uitkeringen als bedoeld in artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet rechtmatig tot stand zijn gekomen;
De Kadasterwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 4 van de Ambtenarenwet BES wordt onder «bevoegd gezag» in de zin van die wet voor wat betreft het personeel van de Kadasters verstaan: het bestuur van de Dienst.
2. Voor zover in de regels die zijn gesteld bij of krachtens de Ambtenarenwet BES onderscheid wordt gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de Staat en andere ambtenaren, gelden voor het personeel van de Kadasters de regels die van toepassing zijn op de ambtenaren in dienst van de Staat.
B
In de artikelen 72, negende lid, en 85, eerste lid, wordt «in het afkondigingsblad van het desbetreffende openbaar lichaam, bedoeld in artikel 142, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door «in de Staatscourant».
C
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister bepaalt welke vermogensbestanddelen van de openbare lichamen of het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, worden toebedeeld aan de Dienst.
2. In het tweede lid vervalt «in overeenstemming met Onze Minister van Financiën».
3. In het derde lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel D 3 komen het tweede en derde lid als volgt te luiden:
2. Een aanvraag dient uiterlijk op de tweeënveertigste dag voor de dag van de stemming te zijn ontvangen. De aanvragen die zijn ontvangen na die dag worden voor de daaropvolgende verkiezing in behandeling genomen.
3. In afwijking van het tweede lid, eerste zin, dient een aanvraag om een registratie te wijzigen uiterlijk op de drieënzestigste dag voor de dag van de stemming te zijn ontvangen.
B
In artikel E 1, tweede lid, wordt voor de punt aan het slot van de tweede zin ingevoegd «en wijzen daarbij de gemeenten aan waar een hoofdstembureau wordt gevestigd».
C
In artikel E 11, eerste lid, wordt «gedeputeerde staten een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten.» vervangen door «burgemeester en wethouders van de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten, een hoofdstembureau ingesteld.»
D
In artikelen I 8 en S 6, eerste lid, wordt «Raad van State» vervangen door «Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State».
E
In artikel J 8, derde lid, wordt «uiterlijk vijf dagen voor de stemming» vervangen door «op de vijfde dag voor de dag van de stemming».
F
In artikel K 3, derde lid, wordt «uiterlijk vijf dagen voor de stemming» vervangen door «op de vijfde dag voor de dag van de stemming».
G
In artikel L 7, eerste lid, wordt «uiterlijk vijf dagen voor de stemming» vervangen door «op de vijfde dag voor de dag van de stemming».
H
Artikel M 6a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «overzicht van de kandidatenlijsten» vervangen door «overzicht van de kandidaten».
b. In het derde lid wordt «overzicht van de kandidatenlijsten» vervangen door «overzicht van de kandidaten».
I
In artikel N 15, tweede lid, wordt «een geschikte locatie» vervangen door «één geschikte locatie».
J
In artikel N 24 wordt «lijstgewijs» vervangen door «lijstgewijze».
K
In artikel Na 5, tweede lid, vervalt «of, indien de voorzitter niet aanwezig is, de plaatsvervangend voorzitter».
L
In artikel Na 32, eerste lid, wordt «artikel Na 7» vervangen door «artikel Na 9».
M
In artikel O 11, eerste lid, wordt «Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, provinciale staten of het algemeen bestuur,» vervangen door «Indien het betreft de verkiezing van de leden van de staten in een provincie die in meerdere kieskringen is verdeeld,» en wordt na «nadat over de toelating van de gekozenen is» ingevoegd «beslist».
N
Aan artikel O 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal van de openbare zitting, bedoeld in het derde lid, een model vastgesteld.
O
In artikel P 1e, eerste lid, wordt «Indien het centraal stembureau naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel P 1d, het vermoeden heeft dat» vervangen door «Indien naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel P 1d, het vermoeden bestaat dat» en «draagt het centraal stembureau het gemeentelijk stembureau op» vervangen door «draagt de voorzitter van het centraal stembureau het gemeentelijk stembureau op».
P
Artikel P 1g wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «artikel P 1ea, vierde lid» vervangen door «artikel P 1f, vierde lid».
b. In het tweede lid wordt «artikel P 1ea, vijfde lid» vervangen door «artikel P 1f, vijfde lid».
Q
In artikel P 1i, derde lid, onderdeel d, wordt «artikel O23» vervangen door «artikel O 23».
R
Na artikel Pa 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
S
Na artikel Pa 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
T
In artikel Ua 4, tweede lid, wordt «per de dag vijf weken voor de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van het kiescollege» vervangen door «vierendertig dagen voor de dag van de stemming».
U
In artikel Xa 2, eerste lid, wordt «artikel Pa 12, eerste lid» vervangen door «artikel Pa 13, eerste lid».
V
Na artikel Xa 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
W
In artikel Y 22a, tweede lid, vervalt «de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau alsmede van».
X
In artikel Y 22b, eerste lid, wordt «artikel O 14» vervangen door «artikel Na 29».
Y
Artikel Ya 11 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel Na 35, eerste lid, dragen de gezaghebbers van Sint Eustatius en Saba ervoor zorg dat het proces-verbaal van het stembureau van het openbaar lichaam onverwijld langs elektronische weg ter kennis van het hoofdstembureau wordt gebracht.
2. Indien in het openbaar lichaam geen centrale stemopneming heeft plaatsgevonden, worden op dezelfde wijze tevens de processen-verbaal van de stembureaus en corrigenda ter kennis van het hoofdstembureau gebracht.
Z
Na artikel Ya 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel O 10, eerste lid, draagt de voorzitter van het hoofdstembureau ervoor zorg dat de in die bepaling bedoelde verkiezingsbescheiden terstond nadat de leden het proces-verbaal van het hoofdstembureau hebben getekend, langs elektronische weg ter kennis wordt gebracht van het centraal stembureau.
Aa
Na artikel Ya 29a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Ab
In artikel Z 12, vierde lid, vervalt «(Stb. 1964, 314)».
De Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, tweede lid, onderdeel b, wordt «en op de in het waterschap gebruikelijke wijze» vervangen door «en in het waterschapsblad».
B
In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, wordt «op de in de gemeente gebruikelijke wijze» vervangen door «in het gemeenteblad».
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, tweede lid, wordt «de dinsdag in de periode van 28 maart tot en met 3 april» vervangen door «de woensdag in de periode van 29 maart tot en met 4 april».
B
Artikel 97c, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin wordt «een onderzoek instellen» vervangen door «een onderzoek instellen, waaronder een onderzoek naar het gevoerde beleid van de instelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a».
2. In de tweede zin wordt «het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur» vervangen door «het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en in indien een onderzoek wordt ingesteld naar het gevoerde beleid van een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de rekenkamers van de deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen aan deze instelling».
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 46a wordt «Artikel 2 van de Wet goed verhuurderschap is» vervangen door «De artikelen 2 en 3 van de Wet goed verhuurderschap zijn».
B
In artikel 152b wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister» en wordt «binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 25 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» vervangen door «uiterlijk 1 oktober 2024».
In artikel 2 van de Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers worden in de opsomming ingevoegd:
1. na «– de leden van provinciale staten;»:
– de leden van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, die niet tevens statenlid zijn of ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd;
2. na «– de leden van gemeenteraden;»:
– de leden van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, die niet tevens raadslid zijn of ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd;
3. na «– de voorzitters en leden van het dagelijks bestuur van waterschappen;»:
– de leden van een commissie die door het algemeen bestuur van een waterschap bij verordening is ingesteld, die niet tevens lid van het algemeen bestuur zijn of ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd;
De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt «de ingeschrevene, die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland,» vervangen door «de ingeschrevene die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland».
2. In onderdeel v wordt «openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;» vervangen door «de openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;».
3. In onderdeel z wordt «tijdelijk verblijfsadres» vervangen door «het tijdelijk verblijfsadres».
B
In artikel 2.3 wordt «de moeder uit wie het kind is geboren» vervangen door «de ouder uit wie het kind is geboren» en «die moeder» door «die ouder».
C
In artikel 2.18 wordt «de moeder uit wie het kind is geboren» vervangen door «de ouder uit wie het kind is geboren».
D
In artikel 2.43, derde lid, onderdeel a, wordt «, of;» vervangen door «; of».
E
In artikel 2.54, derde lid, eerste zin, wordt «artikel 13 en 14 van de verordening» vervangen door «de artikelen 13 en 14 van de verordening».
F
In artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, wordt «plaats vindt» vervangen door «plaatsvindt».
G
In artikel 4.17, aanhef, wordt «ten hoogste 325 euro» vervangen door «ten hoogste € 325,–».
H
Artikel 4.18 komt te luiden:
De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel o, wordt «Wet Toelating en Uitzetting BES» vervangen door «Wet toelating en uitzetting BES».
2. In het tweede lid wordt «Onder adres» vervangen door «Onder «adres»», «woningdie» door «woning die» en «hetvoertuig» door «het voertuig».
B
In artikel 16, onderdeel b, wordt «echtgenotendan wel» vervangen door «echtgenoten dan wel».
C
In artikel 18, eerste lid, wordt «danwel» vervangen door «dan wel».
D
In de artikelen 18, tweede lid, en 19, derde lid, wordt «drie maal» vervangen door «driemaal».
E
In artikel 24 wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, ten 3°,» vervangen door «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, onder 3°,».
F
In artikel 26, zesde lid, wordt «s lechts» vervangen door «slechts».
G
In artikel 28, eerste lid, wordt «artikel 26, derde lid, onder a of vijfde lid» vervangen door «artikel 26, derde lid, onder a, of vijfde lid».
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, vijfde lid, wordt «krachtens artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd» vervangen door «krachtens artikel 87 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd en de informatie krachtens artikel 88 van de Gemeentewet aan de raad is verstrekt».
B
In artikel 35, zesde lid, wordt «Het eerste, derde en vierde lid» vervangen door «Het eerste, derde, vierde en vijfde lid».
C
In artikel 41, eerste lid, onderdeel b, wordt «voor artikel 25 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 25 van de Provinciewet» vervangen door «voor artikel 87 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 84 van de Provinciewet en voor artikel 88 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 85 van de Provinciewet».
D
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «gedeputeerde staten van de deelnemende provincies» vervangen door «provinciale staten van de deelnemende provincies».
2. In het zesde lid wordt «Het eerste, derde en vierde lid» vervangen door «Het eerste, derde, vierde en vijfde lid».
E
In de artikelen 50g, 59, 68, 81, 91 en 135 wordt telkens in het zesde lid «Het eerste, derde en vierde lid» vervangen door «Het eerste, derde, vierde en vijfde lid».
De Wet goed verhuurderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt «ongerechtvaardigd onderscheid door» vervangen door «ongerechtvaardigd onderscheid, in ieder geval door».
B
In artikel 7, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, artikel 8, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, artikel 10, eerste lid, onderdeel a, artikel 12, eerste lid, onderdeel a, artikel 16, eerste lid, onderdeel a, artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, en artikel 20, eerste en zesde lid, wordt «artikel 2» vervangen door «de artikelen 2 en 3».
C
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, wordt geweigerd indien voor de realisatie van die woon- of verblijfsruimte een vereiste omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet, of indien de betrokken woon- of verblijfsruimte is gerealiseerd en op grond van artikel 4.3, eerste lid, onderdeel a, van de Omgevingswet bij algemene maatregel van bestuur is bepaald dat het feitelijk in gebruik nemen van het bouwwerk of de bouwwerken die onderdeel uitmaken van een bouwactiviteit verboden is zonder voorafgaande melding, of een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, vereist is en de verhuurder de vereiste vergunning of melding of een aanvraag voor die vergunning waarop het bevoegd gezag nog niet heeft beslist, niet heeft overgelegd bij de aanvraag.
D
In artikel 23, vijfde lid, wordt «en de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «het tijdvak van vier jaar, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a».
E
In artikel 29 wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
De Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12 vervalt de eerste zin.
B
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 12 oefent de Rijksvertegenwoordiger de aan hem bij of krachtens artikel 73 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegekende taken en bevoegdheden uit ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius.
In artikel 4, tweede lid, van de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement komt de tweede volzin te luiden: Onder laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging wordt verstaan de bezoldiging, bedoeld in artikel 44a, eerste lid, van de Politiewet, de bezoldiging, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie, of de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
Artikel 1.46 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland wordt «in dat openbaar lichaam bij geldende recht» vervangen door «in dat openbaar lichaam geldende recht».
Artikel XXXIV van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (Stb. 2023, 183) komt te luiden:
In de artikelen 2:10, derde lid, 2:19, onderdeel c, en 2:27 van de Algemene wet bestuursrecht wordt «artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst» vervangen door «artikel 5, eerste lid, onderdeel f, van de Wet digitale overheid».
De Wet open overheid wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van Hoofdstuk I wordt «Hoofdstuk I» vervangen door «Hoofdstuk 1».
B
In artikel 2.1 vervalt in de definitie van publieke informatie «, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd».
C
In artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, onder 6o, wordt «houdende» vervangen door «betreffende het toezicht op de naleving en».
D
In artikel 5.2, derde lid, wordt «en een wethouder» vervangen door «, een wethouder, het dagelijks bestuur van een waterschap of een lid van dat bestuur».
E
In artikel 7.2, vierde lid, wordt «publiek informatie» vervangen door «publieke informatie».
F
De bijlage behorende bij artikel 8.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het onderdeel betreffende de Gemeentewet wordt «23, vierde, vijfde en zesde lid, 60, derde lid,» vervangen door «23, vierde, vijfde en zesde lid, tweede volzin, 60, derde lid, tweede volzin,» en wordt «artikel 185, vijfde lid» vervangen door «artikel 185, eerste, derde en zesde lid».
2. In het onderdeel betreffende de Provinciewet wordt «23, vierde, vijfde en zesde lid, 60, derde lid,» vervangen door «23, vierde, vijfde en zesde lid, tweede volzin, 60, derde lid, tweede volzin,» en wordt «artikel 186, vijfde lid» vervangen door «artikel 186, eerste, derde en zesde lid».
3. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd: «Wet waardering onroerende zaken: de artikelen 40, 40a en 40b».
Artikel 12v van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met c tot b tot en met d een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. gegevens als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet open overheid niet openbaar worden gemaakt;
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet open overheid.
In artikel 120, derde lid, van de Mijnbouwwet wordt «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, of tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel f, of zesde lid, van de Wet open overheid».
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 34 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid het tweede eerste lid vernummerd tot tweede lid.
B
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
2. In het tweede lid komt onderdeel f te luiden:
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, wordt in geval van milieu-informatie een aanvraag afgewezen voor zover door verstrekking van de gegevens het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig wordt geschaad.
Artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt onder verlettering van de onderdelen c en d tot d en e, na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. het document bedrijfs- en fabricagegegevens bevat, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. De commissie kan in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, in het geval van milieu-informatie eveneens beperkingen aan de openbaarheid stellen voor zover het belang van openbaarheid niet opweegt tegen het belang bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
In artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt «reis- en verblijfkosten» vervangen door «verblijfkosten».
In artikel 1 van de Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel 1, eerste lid, wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel 16, vierde lid, onder c, van de Organisatiewet Kadaster wordt «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie» vervangen door «Onze Minister en Onze Minister van Defensie».
In artikel 1, eerste lid, onder d, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel II van de Wet aanpak woonoverlast wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
De Wet Basisregistratie adressen en gebouwen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
B
In artikel 42 wordt «het Ministerie van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
De Wet Basisregistratie grootschalige topografie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
B
In artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt «Onze Minister» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
C
In artikel 30 wordt «het Ministerie van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel 1, eerste lid, onder d, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet op het overleg huurders verhuurder wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel 1 van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel Ia van de Wet van 22 februari 2023 tot wijziging van de Woningwet (huurverlaging 2023 voor huurders met lager inkomen) (Stb. 2023, 64) wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
Indien het bij geleidende brief van 1 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de permanente invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal (Wet vervroegd stemmen in het stemlokaal) (Kamerstukken 36 047) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen I, J en L van die wet, eerder in werking is getreden of treedt dan artikel X, onderdelen E, F en G van deze wet, vervalt artikel X onderdelen E, F en G van deze wet.
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014 (Kamerstukken 36 190) tot wet is of wordt verheven, vervalt in artikel 20 van die wet de zinsnede «die bestemd zijn voor verhuur».
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2022 ingediende voorstel van wet Regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid (Wet Adviescollege ICT-toetsing) (Kamerstukken 36 191) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 5, vijfde lid, van de Wet Adviescollege ICT-toetsing «de Adviescommissie» vervangen door «het Adviescollege».
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen I, onderdelen A, C, E, F, G, I en K, X, onderdeel F, XI, XV, onderdeel B, XXI, onderdeel B en XXII in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt ten aanzien van:
a. artikel I, onderdelen A, C, E, F, G, I en K, terug tot en met 1 juli 2022;
b. artikel X, onderdeel F, en artikel XXI, onderdeel B, terug tot en met 1 januari 2023;
c. artikel XI, onderdelen A en C, terug tot en met 1 januari 2021;
d. artikel XV, onderdeel B, terug tot 1 april 2023;
e. artikel XXII terug tot en met 1 januari 2020.
3. In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen V, onderdelen D en E, X, onderdelen C en D, en XIV, onderdeel B, in werking op 1 januari 2024. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2023, treden zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werken zij terug tot en met het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin.
4. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel II in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel Ra, van de Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021 in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, treedt artikel II in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin.
5. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel XXI, onderdeel A, in werking op het tijdstip waarop het bepaalde in artikel 16, derde lid, van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, treedt artikel XXI, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36481-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.