Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36471 nr. 71 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36471 nr. 71 |
Vastgesteld 1 juli 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 17 juni 2024 over de brieven van 17 juni 2024 en 20 juni 2024 inzake Naslag van kandidaat-bewindspersonen (Kamerstuk 36 471, nrs. 65 en 68).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 juli 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Honsbeek
Vraag 1
Wie zijn er precies allemaal op de hoogte van de inhoud van een naslag op een kandidaat-bewindspersoon, indien de betrokkene uiteindelijk geen bewindspersoon kan worden?
Vraag 2
Wie zijn er op de hoogte als er nadelige gegevens zijn aangetroffen, en wie zijn op de hoogte wát die nadelige gegevens zijn?
Vraag 13
Welke functionarissen/ambtsdragers worden op de hoogte gesteld van de uitvoering en de uitkomst van een naslag van een kandidaat-bewindspersoon?
Vraag 19
Als een naslag heeft plaatsgevonden naar een kandidaat-bewindspersoon of kandidaat-Kamerlid, met wie worden die resultaten en/of vaststellingen gedeeld.
Vraag 21
Welke voorwaarden aan het delen van de resultaten van de naslag zijn in de casus Markuszower gesteld en met wie zijn de resultaten gedeeld?
Antwoord vragen 1, 2, 13, 19 en 21
De uitkomst van een naslag wordt alleen medegedeeld aan degene die het verzoek tot naslag heeft gedaan. Dat is in het geval van een kandidaat-bewindspersoon de formateur, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken (SG AZ). In geval van een kandidaat-Kamerlid is dit de partijvoorzitter van de betrokken politieke partij. De mededeling met de uitkomst van de naslag geschiedt in het geval van een kandidaat-bewindspersoon door het hoofd van de AIVD. Deze naslag resulteert in een mededeling die wordt aangemerkt als een ambtsbericht. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vanwege diens ministeriële verantwoordelijkheid geïnformeerd over de uitkomst van de naslag. Dit gebeurt nadat de mededeling is verstrekt aan de formateur, of namens deze de SG AZ. Met de uitkomst van een naslag wordt de feitelijke vaststelling bedoeld dat wel of geen nadelige gegevens zijn aangetroffen in de systemen van de AIVD in relatie tot de beoogde positie of functie van de betrokkene. Wat de nadelige gegevens zijn, is slechts bij een zeer klein aantal mensen bij de AIVD bekend. De eventuele nadelige gegevens worden ook niet verstrekt.
Vraag 3
Op welk moment wordt informatie bekendgemaakt bij degenen die besluiten dat het niet verstandig is om een kandidaat Minister te laten worden?
Antwoord vraag 3
De mededeling naar aanleiding van een verzoek om naslag geschiedt door het hoofd van de AIVD aan degene die het verzoek om naslag heeft gedaan. Dit gebeurt zodra de uitkomst van de naslag bekend is. De mededeling stelt alleen dat wel of geen nadelige gegevens zijn aangetroffen in relatie tot de beoogde positie of functie van de betrokkene. De AIVD doet geen uitspraken over de vraag of het wel of niet verstandig is om een kandidaat Minister te laten worden.
Vraag 4
Wiens verantwoordelijk is het na een naslag om te beoordelen of een betrokkene Kamerlid kan blijven, gelet op het feit dat ook een Kamerlid toegang heeft tot vertrouwelijke informatie?
Antwoord vraag 4
In algemene zin geldt dat degene die het verzoek om naslag doet, daarvan ook de resultaten ontvangt en daaraan eventueel gevolgen kan verbinden. Specifiek voor een zittend Kamerlid geldt dat die een eigen kiezersmandaat heeft en niet door de partij of de fractie gedwongen kan worden zijn Kamerzetel op te geven. De Grondwet bepaalt limitatief de reikwijdte van het passief kiesrecht: iedere Nederlander vanaf 18 jaar die niet op grond van artikel 54 Grondwet door een rechter uit het kiesrecht is ontzet, kan lid van de Kamer worden of blijven. Als de rechter iemand veroordeelt tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar, dan kan hij deze persoon als bijkomende straf het kiesrecht ontnemen. Dit mag alleen bij bepaalde door de wet aangewezen misdrijven waarbij sprake is van een ernstige aantasting van de grondslagen van het Nederlandse staatsbestel. Een eventueel besluit om naar aanleiding van een naslag een Kamerzetel op te geven is dus uitsluitend aan het betrokken Kamerlid zelf.
Vraag 5
Kan er een moment komen dat door een ander dan de partij of fractie zelf, bijvoorbeeld door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of de Minister, informatie naar buiten wordt gebracht over de inhoud van de nadelige gegevens, dan wel een dringend advies wordt gegeven het Kamerlidmaatschap te beëindigen, als de inhoud van de nadelige gegevens daar aanleiding toe zou geven omdat de staatsveiligheid in het geding is?
Vraag 40
Kan het aanhangen en verspreiden van een gevaarlijke complottheorie reden zijn voor de kwalificatie «risico voor het landsbestuur» of een waarschuwing of signaal van de AIVD?
Antwoord vraag 5 en 40
De AIVD voert de naslag uit en deelt de uitkomst via een mededeling met de verzoeker. Dat is de formateur, of namens deze de SG AZ, ten aanzien van kandidaat-bewindspersonen en de partijvoorzitter bij (kandidaat-)Kamerleden. Zowel de AIVD als de Minister doen geen mededeling over de uitkomst. Dit staat los van handelingsopties die de AIVD heeft indien de AIVD in een inlichtingenonderzoek op basis van artikel 8, tweede lid, onder a of onder d van de Wet inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) op relevante informatie stuit.1 De AIVD kan in dat geval besluiten informatie te verstrekken teneinde de verantwoordelijke personen of instanties te wijzen op mogelijke risico’s voor de nationale veiligheid die raken aan de taken of verantwoordelijkheden van de betreffende persoon of instantie. Dit gebeurt op eigen initiatief en in de regel met een ambtsbericht. Een dringend advies om het Kamerlidmaatschap te beëindigen kan niet aan de orde zijn, omdat een Kamerlid een eigen kiezersmandaat heeft en een zetel inneemt op basis van de Grondwet en de Kieswet. Het passief kiesrecht kan alleen door de rechter worden beperkt. Dit is toegelicht in het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Kan het precieze proces van de naslag van een kandidaat-bewindspersoon schematisch worden weergegeven?
Antwoord vraag 6
Vraag 7
Hoe wordt precies bepaald welke informatie wel en niet relevant is bij het doen van de naslag?
Vraag 8
Tot hoever terug wordt naslag gedaan bij kandidaat-bewindspersonen? Kan onderbouwd worden hoe dit wordt bepaald?
Vraag 12
Wat is het precieze afwegingskader hoe bepaald wordt of signalen ernstig genoeg zijn om hier melding van te maken aan de formateur en/of de fractievoorzitter van de betreffende voordragende Kamerfractie?
Vraag 39
Wat zijn mogelijke redenen om een kandidaat-bewindspersoon te beoordelen als een mogelijk risico voor de integriteit van het landsbestuur?
Antwoord vragen 7, 8, 12 en 39
De AIVD heeft tot taak de nationale veiligheid te beschermen. In bepaalde gevallen kan een aantasting van de integriteit van het openbaar bestuur een risico opleveren voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat en daarmee de nationale veiligheid. Dat hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. Naslag houdt in dat, op verzoek, de door de AIVD verwerkte gegevens worden geraadpleegd om te zien of ten aanzien van de betreffende kandidaat nadelige gegevens beschikbaar zijn in relatie tot de beoogde positie of functie van betrokkene. Aan de hand van de resultaten en de omstandigheden van het geval bepaalt de AIVD of er sprake is van een risico voor de nationale veiligheid. Er wordt gezocht in de informatie die beschikbaar is in de systemen van de AIVD. De AIVD mag gegevens bewaren zolang deze betekenis hebben voor het doel waarvoor ze worden verwerkt.
De CTIVD heeft in toezichtrapport 36 aangegeven dat «bij de ambtsberichten die betreffende (kandidaat) leden van vertegenwoordigende organen worden uitgebracht aan partijvoorzitters spelen twee factoren een rol bij het beoordelen van het risico voor de nationale veiligheid: (1) de kenmerken van de desbetreffende (geambieerde) functie en (2) de informatie betreffende de persoon. Wanneer de bevoegdheden die bij de functie behoren de mogelijkheid bieden ernstige schade aan de nationale veiligheid toe te brengen, dan zal er eerder tot verstrekking van informatie worden overgegaan dan wanneer dit niet het geval is. Het is aan de AIVD om bij het aantreffen van informatie betreffende een (kandidaat) lid van een vertegenwoordigend orgaan te beoordelen of de twee bovengenoemde factoren voldoende aanleiding geven voor het verstrekken van de informatie aan de partijvoorzitter.2» Hoewel de CTIVD deze factoren specifiek koppelt aan naslag ten aanzien van (kandidaat) leden van vertegenwoordigende organen, worden deze factoren in de praktijk ook toegepast bij de naslag ten aanzien van kandidaat-bewindspersonen.
Vraag 9
Kan het juridisch kader van de naslag bij kandidaat-bewindspersonen worden geschetst?
Antwoord vraag 9
Allereerst enkele algemene opmerkingen over de naslagprocedure. Het verrichten van naslag door de AIVD is geregeld in artikel 8, tweede lid, onder f en artikel 63 van de Wiv 2017 en de Regeling naslag Wiv 2017. Naslag is alleen mogelijk voor zover dit is geregeld in de Regeling naslag Wiv 2017. In deze regeling is limitatief opgesomd door wie en in welke gevallen een verzoek om naslag kan worden gedaan. De naslag omvat een zoekslag op verzoek van een externe partij om na te gaan of ten aanzien van een bepaalde persoon in de systemen van de dienst nadelige gegevens beschikbaar zijn in relatie tot de beoogde positie of functie van de betrokkene. De naslag door de AIVD is nadrukkelijk geen vorm van onderzoek en is beperkt tot een zoekslag in de eigen systemen naar reeds aanwezige informatie. De AIVD gaat in het kader van een naslag dus niet op zoek naar nieuwe informatie.
Het verrichten van naslag is een vorm van gegevensverwerking en kan alleen plaatsvinden in de gevallen dat dit noodzakelijk is in het kader van de taakuitvoering van de diensten in het belang van de nationale veiligheid. Ook de andere algemene eisen die worden gesteld aan gegevensverwerking, zoals behoorlijkheid en zorgvuldigheid, gelden onverkort (artikel 18 Wiv 2017). In artikel 63 Wiv 2017 is de procedure voor het verrichten van naslag nader uitgewerkt. Zij voorziet er in de eerste plaats in dat een (schriftelijk) verzoek om naslag moet worden gericht aan de betrokken Minister. Daarnaast is bepaald welke gegevens een dergelijk verzoek in ieder geval moet bevatten. Het verzoek moet in ieder geval bevatten de naam, voornamen, adres en geboortedatum van de betrokken persoon en de aanleiding voor het verzoek. Uitgangspunt is dat degene naar wie een naslag wordt verricht, instemt met het verzoek en dat ter zake een verklaring wordt overgelegd (bij kandidaat-bewindspersonen is sprake van impliciete toestemming). Alleen in het geval dit de effectiviteit van het uitvoeren van een verzoek zou kunnen schaden, kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt. Als de naslag relevante (nadelige) gegevens oplevert en besloten wordt degene die om naslag heeft gevraagd daaromtrent te informeren, dan gebeurt dit in beginsel door tussenkomst van de betrokken Minister. Het hoofd van de dienst kan de mededeling namens de Minister doen als dat in de Regeling naslag Wiv 2017 uitdrukkelijk mogelijk is gemaakt.
In de artikelen 68, 69 en 70 van de Wiv 2017 is een aantal aanvullende vereisten neergelegd voor de verstrekking van persoonsgegevens. De ratio hiervan is dat extra zorgvuldigheid op zijn plaats is, omdat verstrekking van deze gegevens zeer nadrukkelijk de persoonlijke levenssfeer raakt van de betrokkene en mogelijk verstrekkende gevolgen kan hebben. Deze aanvullende vereisten gelden ook voor mededelingen die naar aanleiding van een naslag worden gedaan. De hoofdregel is dat persoonsgegevens schriftelijk worden verstrekt als de ontvanger naar aanleiding van die gegevens bevoegd is maatregelen te treffen jegens de desbetreffende persoon. Slechts in spoedeisende gevallen mogen persoonsgegevens mondeling worden meegedeeld. In die gevallen dient zo spoedig mogelijk een schriftelijke bevestiging te volgen.
Specifiek ten aanzien van de naslag naar kandidaat-bewindspersonen geldt dat de integriteit van de openbare sector een legitiem aandachtsgebied van de diensten is, dat daarmee onder het begrip nationale veiligheid als bedoeld in de Wiv 2017 valt.3 In het verlengde hiervan is in de Regeling naslag Wiv 2017 voorzien in de mogelijkheid om op verzoek van de formateur naslag te verrichten naar kandidaat-bewindspersonen (artikel 2, onder a). Hoewel de AIVD niet verplicht is om gevolg te geven aan verzoeken om naslag, wordt in de praktijk altijd voldaan aan een verzoek van de formateur of namens deze de SG AZ. De procedure voor naslagen is in beleid vastgelegd en de CTIVD ziet erop toe dat de wettelijke vereisten bij deze naslagen worden nageleefd. De mededeling naar aanleiding van een verzoek om naslag van kandidaat-bewindslieden vindt plaats door het hoofd van de dienst en niet door de Minister. Op deze manier wordt de schijn van beïnvloeding door een zittende Minister voorkomen. Dat neemt overigens niet weg dat de naslag wel onder diens verantwoordelijkheid plaatsvindt.
Vraag 10
Sinds wanneer vindt de huidige naslag bij kandidaat-bewindspersonen plaats?
Antwoord vraag 10
De naslagtaak is in de Wiv 2017 opgenomen in artikel 8, tweede lid, onder f (AIVD), en artikel 10, tweede lid, onder g (MIVD). De diensten hadden deze taak onder de Wiv 2002 ook al, maar destijds slechts als onderdeel van de algemene taak in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid. Naar aanleiding van toezichtsrapport nr. 36, waarin de CTIVD de vraag opwierp aan welke van de specifieke wettelijke taken van de AIVD genoemd in artikel 6, tweede lid, Wiv 2002 de naslagen kunnen worden gerelateerd, is in de Wiv 2017 voorzien in een expliciete wettelijke basis voor het verrichten van naslag. Ook de procedure voor naslag is, om redenen van rechtszekerheid en vanuit het oogpunt van kenbaarheid en voorzienbaarheid richting de betrokkenen, nader uitgewerkt in artikel 63 Wiv 2017 en de Regeling naslag Wiv 2017.
Vraag 11
Is bekend op welke wijze in de ons omringende landen naslag (of screening) van kandidaat-bewindspersonen plaatsvindt?
Antwoord vraag 11
Gelet op het streven om de gestelde vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, is een onderzoek naar de wijze waarop ons omringende landen naslag of screening van kandidaat-bewindspersonen uitvoeren in dit korte tijdbestek niet mogelijk gebleken.
Vraag 14
Zijn er naast de AIVD andere diensten betrokken bij de naslag van kandidaat-bewindslieden?
Antwoord vraag 14
Nee. De naslag is beperkt tot een zoekslag in de eigen systemen van de AIVD naar reeds aanwezige informatie.
Vraag 15
Voor welke functies/ambten doet de AIVD naslag? En wat zijn de eventuele verschillen in de vorm van de naslag tussen deze verschillende functies/ambten?
Antwoord vraag 15
Artikel 2 van de Regeling naslag Wiv 2017 bepaalt de gevallen waarin de daarbij aangewezen personen en instanties een schriftelijk verzoek kunnen richten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het doen van naslag. Dit is een limitatieve opsomming. Er zit geen verschil in de vorm van de naslag. Wel is het zo dat de weging van de uitkomst van de naslag kan verschillen afhankelijk van de beoogde positie of functie.
Vraag 16
Kan in algemene zin worden aangegeven hoe vaak er daadwerkelijk als gevolg van de naslag naar kandidaat-bewindspersonen signalen worden doorgeven aan de formateur c.q. de fractievoorzitter van de voordragende fractie?
Vraag 17
Worden eventuele signalen van de diensten naar aanleiding van de naslag bij kandidaat-bewindspersonen altijd zowel aan de formateur als de betreffende fractievoorzitter gemeld of kan het ook zijn dat deze signalen alleen bij de formateur, of alleen bij de betreffende fractievoorzitter worden gemeld? Welk afwegingskader geldt hierbij?
Vraag 41
Wat kan de Minister delen over de naslag van andere bewindslieden van het kabinet Schoof? Zijn er meer waarschuwingen of signalen afgegeven dan die over kandidaat-Minister Markuszower?
Antwoord vragen 16, 17 en 41
De formateur, of namens deze de SG AZ, wordt in alle gevallen via een mededeling geïnformeerd over de uitkomst van de naslag. In het openbaar worden geen uitspraken gedaan over (historische) uitkomsten van eerdere of andere naslagen naar kandidaat-bewindspersonen. Het is vervolgens aan de formateur om te bepalen met wie deze informatie wordt gedeeld. De fractievoorzitter wordt niet door de AIVD geïnformeerd over de uitkomst van de naslag.
Vraag 18
Als een veiligheidsonderzoek heeft plaatsgevonden naar een kandidaat-bewindspersoon of kandidaat-Kamerlid, met wie worden die resultaten en/of vaststellingen gedeeld?
Antwoord vraag 18
De naslag door de AIVD moet nadrukkelijk onderscheiden worden van een veiligheidsonderzoek door de AIVD. De naslag is beperkt tot een zoekslag in de eigen systemen naar reeds aanwezige informatie. Bij veiligheidsonderzoeken doen de diensten actief onderzoek naar de betrokkene (en eventueel diens omgeving) wat resulteert in de afgifte of weigering van een verklaring van geen bezwaar. De functies van bewindspersonen en Kamerleden zijn niet aangewezen als vertrouwensfuncties. Onder de Wet veiligheidsonderzoeken bestaat daarmee geen grondslag voor een veiligheidsonderzoek.
Vraag 20
Op welke manier kan de Kamer inzicht krijgen in uit welke periode de gedragingen die onderwerp zijn van de naslag stammen?
Antwoord vraag 20
In algemene zin geldt dat de AIVD de naslag uitvoert en de uitkomst via een mededeling deelt met de formateur, of namens deze de SG AZ. De inhoud van de mededeling kan zijn dat nadelige gegevens zijn aangetroffen met het oog op de te vervullen functie, maar niet wat de inhoud daarvan is.
Vraag 22
Met wie worden de uitkomsten van de naslagen door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Belastingdienst gedeeld?
Antwoord vraag 22
De naslag m.b.t. justitiële antecedenten vindt plaats op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens. De uitkomsten van de naslag van de Belastingdienst en van het Ministerie van Justitie en Veiligheid worden gedeeld met het Ministerie van Algemene Zaken.
Vraag 23
Is de Minister verplicht om het publiekelijk bekend te maken wanneer bij een naslag naar een kandidaat-bewindspersoon nadelige gegevens zijn gevonden?
Antwoord vraag 23
De naslagprocedure heeft een vertrouwelijk karakter. Dit vloeit niet alleen voort uit het staatsgeheime karakter van de taakuitvoering door de diensten, maar ook omdat in veel gevallen om naslag van personen wordt verzocht. De omgang met dergelijke gevoelige persoonsgegevens verdraagt zich niet met het publiekelijk bekend maken daarvan. Het spreekt voor zich dat ook het gewisselde tussen formateur en kandidaat-bewindspersoon strikt vertrouwelijk is. Overigens is het gebruikelijk dat de naslag wordt verricht, alvorens de naam van een kandidaat-bewindspersoon publiekelijk bekend wordt gemaakt.
Vraag 24
Welke mogelijkheden zijn er om de uitkomsten van de naslag of het veiligheidsonderzoek met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten te delen?
Antwoord vraag 24
Er is geen sprake geweest van het verrichten van een veiligheidsonderzoek. De naslag heeft plaatsgevonden op basis van artikel 8, tweede lid onder f en artikel 63 van de Wiv 2017. Deze naslag resulteert in een mededeling die wordt aangemerkt als een ambtsbericht. De onderliggende stukken moeten het ambtsbericht kunnen dragen. Deze onderliggende stukken zijn gerubriceerd en worden niet gedeeld. Uw Kamer kan in de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten worden geïnformeerd over vertrouwelijke, staatsgeheime, informatie, tenzij het belang van de staat zich daartegen verzet. Die afweging wordt per geval gemaakt. Het kabinet kan in het openbaar nooit uitspraken doen over welke informatie in concrete gevallen wel of niet aan de CIVD wordt verstrekt.
Vraag 25
Wordt bij de naslag in het fiscale dossier door de Belastingdienst ook onderzocht of kandidaat-bewindspersonen persoonlijk aansprakelijk zijn voor faillissementen?
Vraag 26
Kan worden toegelicht welke gegevens allemaal betrokken worden in de naslag? Gaat het dan ook om tussenrapportages? Of alleen definitieve vastgestelde overtredingen/aanslagen?
Antwoord vragen 25 en 26
De Belastingdienst bekijkt bij de naslag de aangiften inkomstenbelasting van de laatste vijf jaar, zowel van de beoogde bewindspersoon als van de eventuele partner. Gekeken wordt of de aangiften tijdig zijn ingediend en of er, automatisch of door de inspecteur, correcties zijn aangebracht op de aangifte. Daarnaast wordt er gekeken of de aanslagen (indien van toepassing) tijdig zijn betaald. Ook wordt er bezien of er verzuim- of vergrijpboetes zijn opgelegd. Verder wordt er bekeken of er naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting of omzetbelasting zijn geweest en of daarbij bestuurlijke boeten zijn opgelegd. Mocht de beoogd bewindspersoon een belang hebben in een bedrijf of bestuurder zijn van een vereniging of stichting, dan worden die relaties marginaal getoetst. Er wordt gekeken naar aangifte- en betaalgedrag van de van toepassing zijnde belastingmiddelen. Of een beoogd bewindspersoon mogelijk persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld bij een faillissement blijkt niet uit de geautomatiseerde systemen. Bij een daadwerkelijke aansprakelijkheidsstelling door de Belastingdienst wordt dat in het betreffende systeem opgenomen. Bij een aansprakelijkheidsstelling door een externe partij is de Belastingdienst afhankelijk van het ontvangen van deze informatie.
Vraag 27
Kunnen de mogelijkheden worden geschetst voor partijleiders om hun kandidaten te laten screenen? In welke fases kan dit al? Hoe vaak gebeurt het pas door de formateur?
Antwoord vraag 27
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 9 kan de formateur, of namens deze de SG AZ, in het kader van de formatie een verzoek om naslag doen naar kandidaat-bewindspersonen. Dit is een standaardprocedure waarvoor de betrokkene (door zich kandidaat te stellen) impliciet toestemming geeft. Alleen een verzoek om naslag biedt de AIVD een grondslag om kandidaat-bewindspersonen na te slaan. Dit laat onverlet dat partijen tot op zekere hoogte ook zelf onderzoek kunnen doen naar hun kandidaten. Het is aan de partij zelf om hier invulling aan te geven. Daarnaast bestaat op basis van de regeling naslag ook de mogelijkheid om op verzoek van de partijvoorzitter een naslag uit te laten voeren naar kandidaat-Kamerleden.
Vraag 28
Op welke wijze wordt rekenschap gegeven van een situatie dat iemand die geen Minister kon worden, wel in het Presidium zou zitten, zonder dat de Kamer(voorzitter), behalve een fractievoorzitter van de betrokken partij, kennis heeft genomen van de inhoud van deze naslag?
Antwoord vraag 28
Het is aan de Tweede Kamer zelf om voor deze situatie eventueel een regeling te treffen. Overigens wordt de fractievoorzitter niet in die hoedanigheid door de AIVD geïnformeerd over de uitkomst van de naslag.
Vraag 29
Wat zijn de rechten van een persoon over wie naslag gedaan is en er een negatieve uitkomst is, om kennis te nemen van die naslag en de omstandigheden?
Vraag 34
Het is openbaar geworden dat een kandidaat-bewindspersoon van de PVV niet door de naslag gekomen is. Mag deze kandidaat zelf weten om welke redenen hij niet door de naslag gekomen is?
Antwoord vraag 29 en 34
De AIVD voert de naslag uit en deelt de uitkomst via een mededeling uitsluitend met de formateur of namens deze de SG AZ. Het is vervolgens aan de formateur om, in samenhang met andere beschikbare gegevens, eventueel consequenties te verbinden aan de resultaten van de naslag en de feitenonderzoeken van de Belastingdienst en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het is vervolgens aan de formateur om te bepalen met wie deze informatie wordt gedeeld. Hierbij wordt echter opgemerkt dat de formateur in voorkomend geval alleen weet dat nadelige gegevens zijn aangetroffen met het oog op de te vervullen functie, maar niet wat de inhoud daarvan is. Indien de betrokkene aanleiding heeft om te veronderstellen dat de uitkomst van de naslag niet juist is, dan bestaat op grond van de Wiv 2017 de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de afdeling klachtbehandeling van de CTIVD die is belast met het onderzoeken en beoordelen van klachten en van meldingen van vermoedens van misstanden. De afdeling klachtbehandeling is een onafhankelijke en zelfstandige klachtinstantie die diepgaand onderzoek kan doen en bindende oordelen kan geven. Daarnaast staat het een ieder vrij om een inzageverzoek in te dienen bij de AIVD. Daarbij gelden echter wettelijke beperkingen voor de informatie die kan worden verstrekt.
Vraag 30
Hoe verhouden deze rechten zich tot het grondwettelijke recht op rechtsbescherming, een eerlijk proces en het nulla poena beginsel (artikel 16 en 17 Grondwet)?
Antwoord vraag 30
Artikel 16 van de Grondwet ziet op het vereiste dat strafbaarstellingen een voorafgaande wettelijke grondslag vereisen en is in dit verband niet relevant. Op grond van artikel 17 van de Grondwet heeft een ieder recht op toegang tot de rechter. Diverse aspecten van het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen onderworpen worden aan rechterlijke controle. Zo kunnen besluiten die de dienst neemt met betrekking tot inzageverzoeken of besluiten inzake de afgifte, weigering of intrekking van verklaringen van geen bezwaar, worden voorgelegd aan de bestuursrechter. Het bestuursprocesrecht van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is hierop van toepassing. Daarnaast kan iedereen naar de civiele rechter ingeval een burger van oordeel is dat door een dienst een onrechtmatige daad jegens hem is gepleegd.
Vraag 31
Hoe verhouden de rechten van een persoon over wie naslag gedaan is zich tot het bestuursrecht met daarin vervat de rechtsbeginselen over het motiveringsvereiste (artikel 3:46 Awb)?
Antwoord vraag 31
Op grond van artikel 145 van de Wiv 2017 zijn (kort gezegd) operationele besluiten uitgezonderd van de werking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De mededeling naar aanleiding van een naslag valt onder hoofdstuk 3 van de Wiv 2017 en is daarmee ook uitgezonderd. Er is dus ook geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. Dat betekent echter niet dat de diensten niet gehouden zijn aan rechtsbeginselen zoals het motiveringsvereiste. De algemene beginselen van gegevensverwerking gelden ook voor de diensten en zoals aangegeven in antwoord op vraag 9, gelden voor de externe verstrekking van persoonsgegevens aanvullende procedurele waarborgen. De voorschriften en waarborgen hebben echter niet primair tot doel de rechten van een betrokkene te verzekeren. Immers, vanwege het staatsgeheime karakter van de taakuitvoering door de diensten zullen betrokkenen doorgaans niet op de hoogte zijn van gegevensverwerking door de diensten. In het kader van de naslagprocedure worden de resultaten ook niet gedeeld met de betrokkene, maar uitsluitend met de verzoeker. De wettelijke voorschriften en waarborgen verzekeren wel een zorgvuldig proces waarop de CTIVD ook toezicht kan houden.
Vraag 32
In de Regeling naslag Wiv 2017 staat dat een partijvoorzitter naslag kan laten doen naar een (kandidaat-) volksvertegenwoordiger. Hoe werkt dit indien de partijvoorzitter zelf (kandidaat-) volksvertegenwoordiger is?
Antwoord vraag 32
De situatie dat de partijvoorzitter tevens (kandidaat)volksvertegenwoordiger is, maakt de procedure niet anders. De Regeling naslag Wiv 2017 verzet zich hier niet tegen.
Vraag 33
Hoe wordt – indien een partijvoorzitter naslag laat doen naar een (kandidaat-) volksvertegenwoordiger, terwijl de partijvoorzitter zelf (kandidaat-) volksvertegenwoordiger is – onpartijdigheid en objectieve besluitvorming gewaarborgd?
Antwoord vraag 33
De regeling voor de naslagprocedure regelt slechts wie in welke gevallen een verzoek om naslag mag doen en aan wie de resultaten worden gemeld. Het is in eerste instantie aan de partijvoorzitter om daar eventueel gevolgen aan te verbinden in geval van een kandidaat-volksvertegenwoordiger. Gedacht kan worden aan het niet opnemen van betrokkene op de definitieve kandidatenlijst waarmee de partij deelneemt aan de verkiezingen. Het waarborgen van onpartijdigheid en objectieve besluitvorming die daarop volgt, is een zaak van de betreffende politieke partij. Voor een volksvertegenwoordiger geldt dat deze zijn lidmaatschap van het vertegenwoordigend orgaan niet kan worden ontnomen op basis van een naslag. Wel zou de naslag gevolgen kunnen hebben voor het lidmaatschap van de partij (royeren) en zou de fractie kunnen besluiten dat betrokkene niet langer deel kan uitmaken van de fractie.
Vraag 35
Het is openbaar geworden dat een kandidaat-bewindspersoon van de PVV niet door de naslag gekomen is. Hoe kunnen andere Kamerleden en burgers van Nederland weten of de belemmeringen voor kandidaat-bewindspersonen om te functioneren als Minister, niet ook een belemmering zijn voor het uitoefenen van (delen van het) ambt van Kamerlid?
Antwoord vraag 35
Het is belangrijk te benadrukken dat de AIVD nooit gevolgen verbindt aan de uitkomst van een naslag. Het is te allen tijde aan degene die om de naslag heeft verzocht om te bepalen of uit de naslag een belemmering volgt om een functie uit te oefenen. Voor kandidaat-bewindspersonen is dit de formateur, voor (kandidaat-)Kamerleden is dit hun partijvoorzitter. Zittende Kamerleden zijn individueel gekozen. Onder welke omstandigheden zij hun Kamerzetel kunnen verliezen is hiervoor (antwoord op vraag 4) beschreven. Ook een eventueel besluit om naar collega-Kamerleden of naar de kiezer openheid van zaken te geven is aan de betrokkene zelf. Het kabinet doet hier gezien het strikt vertrouwelijke karakter van de naslag geen openbare mededelingen over.
Vraag 36
Hoe verhoudt het niet openbaar maken van bevindingen uit de naslag en de mogelijke veiligheidsrisico’s zich met het grondrecht openbaarheid van bestuur (artikel 110 Grondwet)?
Antwoord vraag 36
Artikel 110 van de Grondwet bepaalt dat de overheid bij de uitvoering van haar taak openbaarheid betracht. Op grond van artikel 1.1. van de Wet open overheid (Woo) heeft een ieder recht op toegang tot publieke informatie. De Wet inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) geldt echter als een bijzonder openbaarmakingsregime wat derogeert aan de Woo. Waar het hier gaat om informatie dat valt onder het regime van de Wiv is de Woo derhalve niet van toepassing. Indien en voor zover de Woo hier wel van toepassing is geldt het uitgangspunt dat overheidsinformatie in principe openbaar is tenzij er uitzonderingen aan de orde zijn. De uitzonderingen van de Woo die zich hier kunnen voor doen zijn:
– Artikel 5.1, eerste lid, onder b van de Woo: informatie waarvan het openbaar maken de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden (en waar de Wiv niet al op van toepassing is). De uitkomst van een naslag geeft vanzelfsprekend inzicht in het actuele kennisniveau van de AIVD. Dergelijke informatie wordt niet openbaar gemaakt;
– Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder d van de Woo: waar het ziet op direct herleidbare bijzondere persoonsgegevens;
– Artikel 5.2, tweede lid, aanhef en onder e van de Woo: waar het betrekking heeft op overige direct herleidbare persoonsgegevens;
– Artikel 5.2, tweede lid, aanhef onder i van de Woo: waar het openbaar maken van de informatie het «goed functioneren van de staat» raakt doordat daarmee inzicht wordt geboden in de modus operandi van de AIVD en de Wiv noch artikel 5.1, eerste lid, aanhef onder b van toepassing op is.
Voor een verzoek vanuit de Tweede Kamer geldt het bepaalde in artikel 68 Grondwet. Wanneer informatie op verzoek niet wordt gedeeld met de Kamer gebeurt dit op grond van het «belang van de staat». Een precieze uitputtende uitleg van het begrip belang van de staat is niet te geven. Onder dit begrip kunnen diverse aspecten vallen, waaronder in dit geval relevant de «Veiligheid van de staat» en «de bescherming van de persoonlijke levenssfeer».
Vraag 37
Het is openbaar geworden dat een kandidaat-bewindspersoon van de PVV niet door de naslag is gekomen. Kan worden aangegeven of er belemmeringen gevonden zijn bij de bedrijven waarin de kandidaat van de PVV bestuurder of recentelijk bestuurder geweest is, bij bedrijven zoals Turnkey Export Compliance dat helpt bij de export van hoogtechnologische goederen naar Rusland, nu deze persoon niet door de naslag is gekomen?
Antwoord vraag 37
Over de inhoud van de mededeling kan het kabinet in het openbaar geen uitspraken doen.
Vraag 38
Kan een kandidaat (of Kamerlid) toetsen of bevindingen juist zijn gewogen, indien een partijvoorzitter tegen de kandidaat of tegen het Kamerlid zegt dat er bezwaren gevonden zijn bij de naslag?
Antwoord vraag 38
Over de uitkomst van een dergelijke naslag wordt een mededeling gedaan door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de partijvoorzitter van het betreffende (kandidaat-)Kamerlid. Het is de partijvoorzitter, niet de AIVD of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die aan die mededeling eventueel gevolgen verbindt. Of een (kandidaat-)Kamerlid de keuze van de partijvoorzitter kan toetsen is afhankelijk van de interne reglementen, afspraken en werkwijze van de betreffende partij.
Vraag 42
Wat betekent het voor de integriteit voor het parlement dat iemand die bij naslag als kandidaat-bewindspersoon door de veiligheidsdienst(en) als mogelijk risico voor de staatveiligheid wordt beschouwd een zetel in de Kamer kan behouden?
Antwoord vraag 42
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is het aan elk Kamerlid zelf om te besluiten over de duur van het Kamerlidmaatschap binnen de termijn waarvoor het Kamerlid gekozen is. Kamerleden beschikken immers over een individueel mandaat als democratisch gekozen volksvertegenwoordiger.
Zie ook brief Reactie op berichtgeving over de Tsjechische geheime dienst en Russische heimelijke beïnvloeding, Kamerstuk 30 821, nr. 208 van 1 april 2024
CTIVD rapport nr. 36, Vervolgonderzoek naar door de AIVD uitgebrachte ambtsberichten betreffende (kandidaat) politieke ambtsdragers en potentiële leden van de Koninklijke familie. Zie in dit verband ook Kamerstukken II 1999/2000, 25 877, nr. 9, p. 14, in combinatie met Kamerstukken II 1999/2000, 25 877, nr. 8, p. 33.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36471-71.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.